HC week 16 Flashcards

1
Q

Wat is preventie van kolonisatie?

A

voorkomen dat een micro-organisme zich blijvend nestelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is preventie van de infectie?

A

voorkomen dat de aanwezigheid van een micro-organisme leidt tot een infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het antibioticabeleid?

A

beleid gericht op het voorkomen van resistentie en tevens het adequaat behandelen van een (vermeende) infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een nosocomiale infectie?

A

ziekenhuisinfectie, zorginfectie;
infectie die is ontstaan tijdens of door verblijf in het ziekenhuis en niet aanwezig of incuberende was bij opname
- evident tijdens opname of evident na ontslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat wordt in de praktijk gedefinieerd als een nosocomiale infectie?

A

een infectie die:
* Na eerste 2 dagen opname ontstaan
of
* Te herleiden op een vorige opname of ingreep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke transmissieroutes worden in hoofdlijnen onderscheiden?

A

direct en indirect:
* Direct: aanraken mens-mens
o Aanraken
o Via grote druppels (niezen)
* Indirect: vehicleborne – airborne – vectorborne
o Vehicle: water, voedsel, linnen, apparatuur, omgeving
o Air: aerosol (1-5 micrometer)
o Vector: insecten (zelf geïnfecteerd of carrier, zelden nosocomiaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is contacttransmissie?

A
  • Lichaam-lichaam contact
  • Contact met gecontamineerd intermediair object
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is druppeltransmissie?

A
  • Gegenereerd door hoesten, niezen, spreken, uitzuigen bronchoscopie
  • Verspreiding over korte afstand
  • Depositie op conjunctivae, mucosa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is aerogene transmissie?

A
  • Disseminatie van airborne druppelkernen (droplet nuclei)
    = < 5 micrometer partikel rest van geevaporeerde druppels of stof
  • Blijf gesuspendeerd in de lucht voor langere tijd
  • Afhankelijk van luchtstromen -> verspreiding over lange afstanden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer gelden de algemene voorzorgsmaatregelen?

A
  • Voor uzelf en de patiënt
  • Ongeacht de (vermoede) diagnose

 Bij elk (te verwachten) contact met muceuze membranen en/of lichaamsvloeistoffen ONGEACHT zichtbaar bloed is
 Uitzondering: zweet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waaruit bestaat de algemene voorzorgsmaatregelen?

A
  • Persoonlijke hygiëne
    o Dienstkleding, verzorgde nagels, haar niet in patiënt laten hangen
  • Handhygiëne
    o Voor de zorg
    o Na de zorg
    o Bij aseptische handelingen
    o Bij aanraken omgeving
  • Asepsis: techniek van niet contact maken
  • Decontaminatie: schoonmaken en desinfecteren van omgeving en de apparaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het doel van bronisolatie?

A

bescherming van andere personen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke type isolatie is geïndiceerd bij transmissie door direct contact?

A

eenpersoonskamer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welk type isolatie is geïndiceerd bij druppeltransmissie?

A

eenpersoonskamer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welk type isolatie is geïndiceerd bij aerogene transmissie?

A

Isolatiekamer met sluis, luchtsysteem; onderdruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welk type isolatie is geïndiceerd bij een combi-transmissie?

A

strikt, isolatie kamer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke aanvullende maatregelen zijn geïndiceerd bij directe contacttransmissie?

A

schort en handschoenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke aanvullende maatregelen zijn geïndiceerd bij druppeltransmissie?

A

masker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke aanvullende maatregelen zijn geïndiceerd bij aerogene transmissie?

A

FFP2 masker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke aanvullende maatregelen zijn geïndiceerd bij combinatietransmissie?

A

handschoenen/masker/schort

21
Q

Wat zijn redenen voor de opkomst van infectieziekten?

A
  • Toegenomen mobiliteit wereldbevolking
  • Toegenomen menselijk risicogedrag
  • Falende tijdige detectie van infectieziekten (surveillance)
  • Mislukte bestrijding van vectoren (muggen)
  • Sociale desintegratie in bepaalde landen
  • Ontbossing en andere ingrepen in het milieu
  • Toegenomen resistentie van ziekteverwekkers tegen antibiotica
  • Klimaatverandering
22
Q

Wat zijn mogelijke wettelijke maatregelen bij infectieziekten in groep A?

A

Gedwongen opname tot isolatie of thuisisolatie

Gedwongen onderzoek

Gedwongen quarantaine (inclusief medisch toezicht)

Verbod van beroepsuitoefeningen.

23
Q

Wat zijn mogelijke wettelijke maatregelen bij infectieziekten in groep B1?

A

Gedwongen opname tot isolatie of thuisisolatie

Gedwongen onderzoek

Verbod tot beroepsuitoefening

24
Q

Wat zijn mogelijke wettelijke maatregelen bij infectieziekten in groep B2?

A

Verbod van beroepsuitoefening

25
Q

Wat zijn mogelijke wettelijke maatregelen bij infectieziekten in groep C?

A

Dwingende maatregelen kunnen niet opgelegd worden

Maar melding en persoons-gegevens zijn nodig om de inzet van vrijwillige/te adviseren maatregelen rondom de patiënt of anderen in de gemeenschap mogelijk te maken

26
Q

Welke ziekten dien je te melden bij vermoeden?

A

groep A

27
Q

Welke ziekten dien je te melden na vaststellen?

A

B1, B2 en C (en natuurlijk A)

28
Q

Noem een aantal manieren van infectiebestrijding

A
  • Gezondheidsbescherming (hygiëne)
  • Gezondheidsvoorlichting en opvoeding
  • Vaccinatie / immunisatie / profylaxe
  • Aangifte infectieziekten (surveillance)
  • Secundaire preventie
  • Bron- en contactonderzoek
  • Outbreak onderzoek
29
Q

Wat is natuurlijke/intrinsieke resistentie?

A

resistentie die ‘van nature’ aanwezig is in een micro-organisme

30
Q

Wat is het aangrijpingspunt van vancomycine?

A

celwandsynthese

31
Q

Wat is de MPC?

A

mutant prevention concentration; de concentratie waarboven de resistente bacteriën niet meer uitgeselecteerd worden, maar alsnog gedood worden

32
Q

Is metronidazol resistentie bij S. aureus verworven of intrinsiek?

A

intrinsiek

33
Q

Wat zijn de 4 resistentiemechanismen?

A
  • kapot maken
  • binnengaan blokkeren
  • wegpompen
  • aangrijpingspunt veranderen
34
Q

Wat is een MRSA?

A

meticilline resistente S. aureus
* Meticilline = (niet-klinisch gebruikt) beta-lactam antibioticum
* Verandering van aangrijpingspunt beta-lactam antibiotica
o PBP2 -> PBP2a
o PBP2a wordt gecodeerd door MecA gen
o Resistentie tegen alle beta-lactam antibioticum

35
Q

Waarom is er in NL en Scandinavië relatief weinig MRSA?

A
  • restrictief antibioticabeleid: antibiotica stewardship
  • search-and-destroy beleid
36
Q

Wat is het search-and-destroy beleid (bij MRSA)?

A
  • Actief opsporen van MRSA dragers (risicogroepen)
  • MRSA dragers geïsoleerd verplegen
  • MRSA eradiceren
37
Q

Wat is antibiotic stewardship?

A
  • Alleen antibiotica wanneer deze zijn geïndiceerd
  • Tijdig beginnen, tijdig stoppen
  • Maximaal effect, minimale ontwikkeling van resistentie
  • Nationale richtlijnen (SWAB)
  • A-team in ziekenhuizen
    o Bewaken kwaliteit voorschrijfgedrag
    o Tenminste arts-microbioloog, internist-infectioloog, ziekenhuisapotheker
38
Q

Hoe is MRSA ontstaan en hoe verspreidt het zich?

A
  • MecA gen is via (waarschijnlijk) transformatie vanuit andere stafylokokken ingebouwd in het chromosoom van S. aureus
  • MRSA ontstaat NIET door spontane mutaties
  • Transmissie van de ene naar andere persoon
39
Q

Wat is een BRMO?

A

Bijzonder Resistent Micro-Organisme:
* Resistentie voor veel en/of belangrijke antibiotica
* Kan zich snel of gemakkelijk verspreiden
* Definities door WIP geformuleerd

40
Q

Waarvoor is E. coli intrinsiek resistent?

A
  • Flucloxacilline
  • Metronidazol
  • Vancomycine
41
Q

Zijn resistente micro-organismen gevaarlijk?

A
  • Moeilijker te behandelen (soms onmogelijk!)
    o Inferieure behandeling
    o Meer bijwerkingen
    o Langere opnameduur
    o Hogere sterfte
  • Moeilijk weg te krijgen als je het hebt
  • Effect op empirische therapie
  • Nauwelijks nieuwe antibiotica
42
Q

Wat is de definitie van het basis-reproductiegetal R0?

A

R0 = aantal secundaire besmettingen per primair geval in een volledig vatbare populatie

43
Q

Hoe bereken je in het SIR model R0?

A

R = b×c×D

44
Q

Wat zijn voorbeelden van ziekten die passen bij een SIR model?

A

mazelen, bof, rodehond

45
Q

Wat zijn voorbeelden van ziekten die passen bij een SIS model?

A

chlamydia, schurft, gonorroe

46
Q

Wat zijn voorbeelden van ziekten die passen bij een SIRS model?

A

malaria

47
Q

Hoe bereken je de kritische vaccinatiegraad?

A

f > 1 - (1/R0)

48
Q

Waarom soms toch uitbraken als de kritische vaccinatiegraad hoog genoeg is?

A
  • Imperfect vaccin
  • Afnemend effect vaccin
  • Clustering
49
Q

Wat is de kritische vaccinatiegraad als de vaccineffectiviteit P is?

A

f = ((1-(1/R0))/P)