HC Cervicale Wevelzuil Flashcards

1
Q

Wat is het verschil tussen prevalentie en incidentie?

A

Prevalentie: het percentage van een bevolking dat op een bepaald moment of periode aan een ziekte lijdt.
Incidentie: het aantal nieuwe gevallen binnen een specifieke tijdsperiode per risicopersoon.
EXTRA: Prevalentie = momentopname of duur; Incidentie = risico op ontwikkelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat betekent ‘life time prevalence’?

A

De proportie mensen die op enig moment in hun leven een bepaalde aandoening ervaren heeft.
EXTRA: Bij lage rugpijn is dit bijvoorbeeld 75–85%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de kenmerken van een niet-specifieke spinale aandoening?

A
  • Geen duidelijke anatomische oorzaak
  • Meestal axiale pijn
  • Komt voor bij 85–90% van rugpijnpatiënten
    EXTRA: Slechts 10–15% heeft aantoonbare oorzaak zoals trauma.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe wordt het tijdsverloop van spinale pijn ingedeeld?

A
  • Acuut: <1 maand
  • Subacuut: tot 3 maanden
  • Chronisch: >3 maanden
    EXTRA: Chronische pijn vereist vaak andere aanpak.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is Klippel-Feil syndroom?

A

Congenitale fusie van twee of meer cervicale wervels door fout in segmentatie (6-8 weken).
EXTRA: Vaak geassocieerd met scoliose, nierproblemen, korte nek, beperkte mobiliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is torticollis en hoe herken je het klinisch?

A

Hoofd naar één kant getild (lateroflexie), gezicht naar andere zijde gedraaid (rotatie).
EXTRA: Congenitale vorm: fibrose van SCM; verworven: infectie, Griesel-syndroom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is radiculopathie en hoe presenteert het zich?

A

Zenuwwortelcompressie met uitstralende armpijn, spierzwakte, sensibiliteitsverlies, verlaagde reflexen.
EXTRA: Meestal door hernia of osteofyten; Spurling test positief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe behandel je cervicale radiculopathie?

A
  • Conservatief: NSAID’s, fysio, zelfzorg
  • Invasief: injectie, denervatie
  • Chirurgisch bij motorische zwakte of hinderlijke klachten
    EXTRA: Geen manipulaties; 90% hernia’s verdwijnen spontaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verschil tussen cervicale myelopathie en radiculopathie?

A

Myelopathie: ruggenmergcompressie met loopstoornis en fijne motoriekproblemen.
Radiculopathie: zenuwwortelcompressie met pijn, gevoelsverlies, spierzwakte.
EXTRA: Myelopathie = urgentie wegens risico op blijvende schade.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is Parsonage Turner syndroom (brachiale neuritis)?

A

Auto-immuun ontsteking plexus brachialis:
1. Hevige schouderpijn
2. Slappe parese zonder pijn
3. Traag herstel (6–18 maanden)
EXTRA: Vaak asymmetrisch, N. thoracicus longus betrokken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het thoracic outlet syndroom (TOS)?

A

Compressie van neurovasculaire structuren tussen nek en thorax.
EXTRA: Compressie kan dynamisch (houding), statisch (cervicale rib, tumor) of traumatisch zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn klinische tekenen van TOS?

A
  • Neurogeen: paresthesie pink/ringvinger, zwakte
  • Arterieel: bleekheid, koude
  • Veneus: zwelling, cyanose
    EXTRA: Adson’s en Roos test kunnen provocatief zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn ‘burners and stingers’ en bij wie komt dit voor?

A

Plexusletsel bij contactsport (bv. rugby), door rek/compressie.
EXTRA: Brandend gevoel, tijdelijke motorische uitval zonder atrofie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe evalueer je zenuwworteluitval bij cervicale radiculopathie?

A

Gebruik van neurologische tabel (C4–T1) met spier, sensoriek, reflex per segment.
EXTRA: Correlatie symptomen met deze niveaus is essentieel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn tekenen van bovenste motorneuronletsel bij myelopathie?

A
  • Finger escape sign
  • Babinski
  • Clonus
  • Hoffman-Tromner
  • Hyperreflexie
  • Lhermitte
    EXTRA: Typisch voor ruggenmergcompressie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het foramen van de processus transversus en wat loopt erdoor?

A

Het foramen bevindt zich in de processus transversus van de cervicale wervels. De arteria vertebralis loopt erdoorheen. EXTRA: Door de kromming van de a. vertebralis kan het hoofd draaien zonder de arterie af te sluiten. Dit maakt de arterie kwetsbaar voor trauma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke ligamenten zijn belangrijk in de cervicale wervelkolom en waarom?

A

Vooral het posterior longitudinaal ligament is belangrijk omdat het het achterste deel van het corpus vertebra beschermt. EXTRA: Stabiliteit van C1–C2 is cruciaal; bij scheur van ligament kan de dens naar posterior schuiven, wat ademhalingsstilstand kan veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het verschil in zenuwstructuur tussen cervicaal en lumbaal?

A

Cervicaal bevindt zich het ruggenmerg (medulla spinalis) nog, terwijl dit lumbaal niet meer het geval is. EXTRA: De zenuwwortels dalen in de lumbale regio af voordat ze uittreden (cauda equina), terwijl ze cervicaal ter hoogte van het foramen uittreden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn belangrijke symptomen en tekens bij cervicale pathologie?

A

Symptomen: pijn (lokaal/uitstralend), mobiliteitsverlies, systemische symptomen (koorts, gewichtsverlies). Tekens: neurologische afwijkingen zoals gevoelloosheid of zwakte. EXTRA: Rode vlaggen zijn belangrijk om ernstige pathologie uit te sluiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is Chiari-malformatie en waarom is het klinisch relevant?

A

Chiari-malformatie is een afwijking waarbij de hersenen naar beneden zakken via het foramen magnum. EXTRA: Dit kan leiden tot compressie van het ruggenmerg en vereist vaak beeldvorming en neurologische evaluatie.

21
Q

Wat is de relatie tussen degeneratieve veranderingen en armklachten?

A

Osteofyten en discusdegeneratie kunnen leiden tot zenuwwortelcompressie, wat brachialgie veroorzaakt. EXTRA: Vaak gepaard met motorische of sensibele uitval afhankelijk van het betrokken segment.

22
Q

Waarom mag manipulatie (kraken) niet bij radiculopathie?

A

Manipulatie kan zenuwwortelcompressie verergeren of complicaties veroorzaken. EXTRA: Conservatieve behandeling is eerste keuze; chirurgie enkel bij hardnekkige of neurologisch bedreigende klachten.

23
Q

Wat is de prognose van cervicale hernia?

A

In 90% van de gevallen verdwijnen de klachten spontaan door uitdroging en resorptie van het herniamateriaal. EXTRA: Actief beleid is gericht op pijncontrole, mobiliteit en vermijden van chroniciteit.

24
Q

Wat zijn kenmerken van een cervicogene hoofdpijn?

A

Pijn gelokaliseerd aan achterhoofd of nek, vaak unilateraal, uitgelokt door nekbewegingen. EXTRA: Oorzaak ligt meestal in C1–C3 segmenten of spier-/gewrichtsstructuren van de nek.

25
Ethiologie spinal disorders
- Specifieke spinale aandoeningen (10-15% o Aangeboren/congenitaal o Ontwikkelingsstoornissen/developmental o Traumatisch o Infectieus o Metabool o Degeneratief o Alle kennis hier is voor 10-15% o Pt onderzoeken om anatomische redenen eruit te halen, maar bij meeste pt moeten uitleggen niet de oorzaak van pt weten o Van bio-anatomisch model (chirurg anatomie veranderen) -> - Niet-specifieke spinale aandoeningen (85-90%) o 90% oorzaak niet goed weten waarom pijn = non-specifiek o Geen echte reden weten oorzaak pijn o Niet-specifieke axiale nekpijn o Niet-specifieke axiale dorsale pijn o Niet-specifieke axiale rugpijn EX! Anatomie goed kennen!
26
Tijdsverloop spinal disorders
- Acuut: < 1 maand - Subacuut: tot 3 maanden - Chronisch: > 3 maanden
27
Epidemiologie lage rugpijn
Life time prevalentie: 85% - Life time prevalence geassocieerde beenpijn: 40% - Life time prevalence van ischiaspijn: 3-5% o => pijn been + ischias pijn = discus probleem - Jaarlijkse prevalentie (voor Europa): 25-45% - Natuurlijk verloop: 90% lost op in 3 maanden o Zelfs als niets doen 90% zal verdwijnen vanzelf o Als behandeling willen beter moeten doen dan natuur = 90% - Hoog percentage van herval (recurrence): 62% o => hoge kans terug komen - 10% blijven met pijn, zeer weinig gaan niet terug naar werk
28
Epidemiologie nekpijn
- Puntprevalentie: 6-22% - Life time prevalence: 48,5% - De meeste patiënten ervaren geen volledige oplossing van pijn en disability - => zelfde als rug meeste verdwijnen + meeste komen terug
29
Rugpijn en contact met gezondheidssysteem
 “One-in-five” rule of thumb  1/5 van de populatie ervaart rugpijn in een periode van tijd o 1/5 consulteert een huisarts (GP)  1/5 wordt verwezen naar een specialist • 1/5 moet naar het ziekenhuis o 1/5 zal chirurgie moeten ondergaan voor rugpijn  => grote economische kost, in Be geen geld meer voor geneeskunde
30
Risicofactoren voor ontwikkeling, persistentie en recurrence van symptomen (pijn) (rugpijn)
- Individuele factoren - Morfologische factoren - Algemene psychosociale factoren (general psychosocial factors) - Beroepsfysieke factoren (occupational physic factors) - Arbeidspsychologische factoren (occupational psychological factors) Belangrijk idee hebben > gebruiken om pt te helpen
31
Individuele factoren
- Vorige lage rugpijn → meer waarschijnlijk opnieuw rugpijn - Genetische invloed (disc degeneration) - Leeftijd > 50 - Geslacht – vrouw meer waarschijnlijk - Obesitas - Algemene gezondheidstoestand - Roken o → te weinig bloed en nutritie → minder naar disk = niet goed o Net als sedentair + niet buiten komen - Sedentaire levensstijl - => veel zelfde als artrose
32
Morfologische risicofactoren
=> Geen goede correlatie voor deze factoren en pijn => Probleem bij politie en militairen – als 1 van deze factoren zoals spondyl → niet mogen deelnemen, terwijl niet verhoogt risicofactoren hebben => ! Zijn geen echte risicofactoren - Disc degeneratie - Disc herniation (Hernia) - Spina bifida - Scheuermann disease - Spondylolysis - Spondylolisthesis - Deze factoren correleren slecht met pijn
33
Psychosociale factoren
Impact psychosociale factoren > biomechanische factoren  overgang van acute naar chronische pijn Belangrijk pt uit chroniciteit houden - Ongepast pijngedrag - Lage werktevredenheid - Depressie - Angst (anxiety) - Stress
34
Beroepsfysieke factoren
- Zwaar lichamelijk werk - Herhalende beweging (repetitive motion) - Draaien en buigen - Frequent tillen - Vibratie van het hele lichaam - Statische belasting - Segmentale vibratie o Sommige wel positieve voor meer kracht (vibratie platen) - Acceleratie/deceleratie bewegingen o Mensen in raceauto’s ervaren sneller rugpijn o Formule 1
35
Arbeidspsychologische factoren
ARBEIDSPSYCHOLOGISCHE FACTOREN (OCCUPATIONAL PSYCHOLOGICAL RISK FACTOS) - Snelle werksnelheid - Monotoon werk - Lage sociale support - Job stress  Als pt hebben met lage rugpijn hebben – rekening houden met deze risicofactoren
36
Vlaggensysteem voor risicofactoren
- Rode vlag: ernstige spinale pathologie - Gele vlag: individueel emotioneel en gedragsrisico - Blauwe vlaggen: werkgerelateerde psychosociale risicofactoren - Zwarte vlaggen: beroepsmatige en maatschappelijke factoren
37
Symptomen en sign cervicale wervelzuil
Symptomen = wat pt zegt of wat kunnen vragen vb ik heb hoofdpijn Tekens = wat vinden tijdens klinisch onderzoek - Pijn o Lokale pijn (vragen om pijn aan te duiden) o Irradiation (uitstraling van de pijn)  Pt niet altijd zelf connectie maken tussen uitstralende pijn  Exact weten waar → onderscheidt kunnen maken tussen welke zenuwwortel - Mobiliteit o Hypermobiliteit o Stijfheid (verliezen van mobiliteit) - Systemische symptomen o Koorts, gewichtsverlies o Vb tumor (metastase) o Rode vlaggen = tekens die niet mogen wissen, op zichzelf niets zijn vooral als combineren  Spinaal probleem: gewichtsverlies, nachtzweten, koorts, krachtverlies, jonge en oude mensen  Start met excluderen rode vlaggen! - Neurologie o Numbness (= gevoelloosheid, voosheid), weakness (zwakte) - Injury (Prijs RX €60, CT → bot – geen info medulla + disk + zenuwwortel, MRI → waarnaar kijken Beeldvorming → zeggen welke + sequentie vb MRI T2 1. Algemeen beeld a. Lordose cervicaal? Nee → vaak teken spier tension => spierprobleem → geen operatie nodig
38
Oorzaken torticollis (belangrijkste)
Congenitaal: musculair (SCM), verworven: atlantoaxiale subluxatie (Griessel syndroom): virale infectie bij kindje → reactieve torticolllis (**hoge luchtweginfectie → 2-3w later torticollis door atlantoaxiale subluxatie → verdwijnt vanzelf)
39
Torticollis
=> Jonge patiënt met hoofd naar één kant getild en weg geroteerd van die kant => Tilled + rotated
40
Congenitale torticollis
Hoofd tilit in 1 kant (lateroflexe aangedanen zijden = waar SCM niet zelfde), rotatie hoofd naar niet aangedane zijde/andere kant) <= fibrose van SCM => kunnen palperen: 1 kant verkort en tens !!! Vroeg herkennen (ouder kind ogen niet op de juiste manier ingeplant => niet meer kunnen herkennen => vroeg herkennen = vroeg kunnen aanpakken)
41
Klinische presentatie Klippel-Feil Syndroom
Triade: korte nek met webbing, lage haarlijn, gelimiteerde nek mobiliteit; + symptomen die later ontwikkelen
42
Uiting van de zenuwroots tussen wervel
Boven vertebra C6 => C5-C6; L1 onder vertebra L1 => L1-L2
43
Heel belangrijk! Tabel cervicaal level
Level Root Betrokken spieren Sensorisch verlies Reflex C3-C4 C4 Scapulair Laterale nek, schouder Geen C4-C5 C5 Deltoïdeus, biceps Laterale arm Dermatomen upper en lat humerus Biceps C5-C6 C6 Pols extensoren, biceps, triceps (supinatie) Radiale zijde van de vooram, duim, wijsvinger Onderelleboog (wsh C6, duim zeker C6) Brachioradialis C6-C7 C7 Triceps, pols flexoren (pronatie) Middelvinger Triceps C7-T1 C8 Vinger flexoren, interossei Ulnaire zijde hand, ring en pinkvinger Geen T1-T2 T1 Interossei Ulnaire voorarm Geen
44
Cervicale spondylosis
Degeneratieve aandoening: Spondylose = degeneratie, slijtage of artrose van de wervelkolom EPIDEMIOLOGIE - Begint meestal op de leeftijd van 40-50 jaar - Mannen > Vrouwen - C5-C6 > C6-C7 (flexie/extensie)
45
Cervicale spondylosis: klinische presentatie
1. Axiale nekpijn => belangrijk: Excluderen cervicaal radiculopathie: gevoel, spier, reflexen (zeer belangrijk! Niet op mogen falen) 2. CERVICALE RADICULOPATHIE → dermatomen, spier + reflexen 3. CERVICALE MYELOPATIE > Vervolg in een nieuw puntje + Helemaal anders
46
Cervicale myelopathie
Degeneratieve aandoening - Klinische presentatie- Moeilijkheden bij de fijne motoriek van de handen o Geen (meestal) pijn maar problemen met handen controle (niet knopjes kunnen toedoen), niet een papier kunnen handtekenen o Vinger onhandigheid, handschrift - Loopstoornis  brede gang - Urineretentie - Zwakte van de onderste ledematen Typisch gait problemen (zoals dronken), soms urinaire problemen, soms weakness  compleet ander symptomen Belangrijk om eruit te halen → brachialgie (gevoel, spiersterkte, reflex) <-> Hier zoek voor upper motor neuron – inhibitor er niet uithalen → nieuwe testen nodig
47
Bevindingen van de bovenste motorneuronen
o Finger escape sign (A)  Je vraagt aan de patiënt om de vingers samen te houden en de 4de en 5de vinger ontsnappen ervan (niet meer middelijn)  Typisch probleem voor Myelopathy **o Hyperreflexie (C van pectoralis)  Normaal is er een inhibitoir neuron, deze valt weg** o Babinsky  Laterale zijde van de voetzool  spreiding en extensie van de grote teen o Clonus?  Patiënt ligt neer en heft voet op  hyperreflexie van de voet o Hoffman-Trömner (E)? - belangrijk  Hyperreflexie van de bovenste lidmaat o Lhermitte?  Hoofd neerduwen en je voelt elektriciteit over het hele lichaam
48
Natuurlijke evolutie cervicale myelopathie
3 presentaties 1. Stapsgewijze verslechtering, gevolgd door periode van stabiliteit (65-80%) 2. Langzaam voortschrijdende achteruitgang (20-25%) 3. Snel achteruitgaan (uncommon)  Meeste pt niet zelf herstellen, ernstige ziekte die niet vanzelf overgaat + vroeg willen detecteren DIAGNOSE Aan de hand van een MRI => belangrijk verschil tussen spinaal kanaal stenose en brachialgie BEHANDELING - Conservatief => geen/tijdelijk => Chirurgisch → openen spinaal kanaal