HC 2/ Systeemziekten Flashcards

1
Q

Wat zijn de belangrijkste inflammatoire gewrichtsaandoeningen?

A

De belangrijkste inflammatoire gewrichtsaandoeningen zijn: - Reumatoïde artritis (RA) - Polymyalgia rheumatica (PMR) - Systeemziekten (zoals SLE, Sjögren, systemische sclerose) - Vasculitis - HLA-B27-geassocieerde spondyloartropathieën (zoals ziekte van Bechterew) EXTRA: Deze aandoeningen worden gekenmerkt door synovitis en kunnen polyarticulair zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen tendinose en tendinitis?

A

Tendinose: mechanisch, niet of weinig inflammatoir; vaak bij sporters of zwaar werk. Tendinitis: inflammatoir; bij inflammatoire reuma. EXTRA: Tendinose is degeneratief, tendinitis is actief ontstekingsproces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de klassieke ACR-criteria voor SLE?

A
  1. Vlindererytheem 2. Discoïde rash 3. Fotosensitiviteit 4. Orale ulceraties 5. Artritis (niet-erosief, klein gewrichten, symmetrisch) 6. Serositis 7. Nierafwijking (proteïnurie > 0.5g/dag) 8. Neurologische symptomen 9. Hematologische afwijkingen 10. Immunologische afwijkingen 11. ANA positief EXTRA: Minstens 4 criteria nodig voor classificatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de rol van anti-dsDNA bij SLE?

A

Anti-dsDNA is sterk geassocieerd met actieve SLE, vooral bij lupusnefritis. EXTRA: Specifiek voor SLE, nuttig voor monitoring ziekteactiviteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn typische symptomen bij Sjögren syndroom?

A

Droge ogen (xeroftalmie), droge mond (xerostomie), positieve Schirmer- en Saxon-test, Raynaud fenomeen, ANA+, RF+, anti-SSA/SSB antistoffen. EXTRA: Kan primair of secundair (bij RA/SLE) voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het antifosfolipidensyndroom?

A

Kliniek: trombose of zwangerschapsverlies. Labo: lupus anticoagulant, anticardiolipine antilichamen. EXTRA: Diagnose vereist 1 klinisch én 1 labo criterium. Behandeling: levenslange anticoagulantia.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is CREST-syndroom?

A

Limited cutane sclerodermie: Calcinosis, Raynaud, Esophageale dismotiliteit, Sclerodactylie, Teleangiëctasieën. EXTRA: Anti-centromeer positief, goede prognose vergeleken met diffuse vorm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe behandel je systemische sclerose?

A

Raynaud: calciumantagonisten. Long: immunosuppressie, prostacyclines. Reflux: PPI. Huid: hydrateren, wondzorg. EXTRA: Prognose bepaald door long- en nierbetrokkenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de diagnostische criteria voor polymyositis/dermatomyositis?

A
  1. Symmetrische proximale spierzwakte 2. Verhoogde CPK 3. Abnormaal EMG 4. Biopt met inflammatie 5. Huidafwijkingen (alleen bij DM) EXTRA: Diagnose: 4/5 voor PM, 3/5 voor DM.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn typische huidafwijkingen bij dermatomyositis?

A

Vlinderrash, heliotroop erytheem, Gottron-papels, teleangiëctasieën van nagelriemen. EXTRA: Kenmerkend verschil met polymyositis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe behandel je polymyalgia rheumatica?

A

Corticosteroïden lage dosis, langzame afbouw, osteoporoseprofylaxe. EXTRA: Spectaculaire respons. Geen CPK-verhoging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn alarmsymptomen bij vasculitis?

A

Onverklaarde koorts, gewichtsverlies, palpabele purpura, mononeuritis multiplex, hematurie/proteïnurie. EXTRA: Biopsie + volledig lab vereist bij verdenking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn symptomen van arteritis temporalis?

A

Plotse hoofdpijn, visusstoornis (risico blindheid), verhoogde ESR/CRP. EXTRA: Direct behandelen met hoge dosis corticosteroïden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is Löfgren syndroom?

A

Triade: 1. Erythema nodosum 2. Hilar lymfadenopathie 3. Artritis van enkels. EXTRA: Acute sarcoïdosevorm met goede prognose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de belangrijkste orgaansystemen bij sarcoïdose?

A

Longen, gewrichten, ogen (uveïtis), huid (erythema nodosum), hart (aritmieën). EXTRA: Diagnose: niet-verkazende granulomen op biopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe behandel je sarcoïdose?

A

Mild: NSAID’s. Ernstig: corticosteroïden. Langdurig: methotrexaat of anti-TNF. EXTRA: Meestal goede prognose (2/3 remissie binnen 1 jaar).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn kenmerken van fibromyalgie?

A

Chronische wijdverspreide pijn, vermoeidheid, slaapstoornis, cognitieve klachten, geen inflammatie, 11/18 tender points. EXTRA: Exclusie-diagnose. Centrale sensitisatie speelt rol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het verschil tussen hyperalgesie en allodynie?

A

Hyperalgesie: versterkte pijnrespons op pijnlijke prikkel. Allodynie: pijn door normaal niet-pijnlijke prikkel. EXTRA: Kernmechanisme bij chronische pijnsyndromen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe behandel je fibromyalgie?

A

Educatie, beweging (aerobe training), verbeteren slaap, CBT, eventueel medicatie (SNRI, TCA, pregabaline). EXTRA: Geen orgaanschade, komt vaak in golven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is het verschil tussen fibromyalgie en CVS?

A

Fibromyalgie: pijn centraal. CVS: vermoeidheid centraal, vooral post-exertionele malaise. EXTRA: Overlapping symptomen. Beiden zijn exclusie-diagnoses.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

SLE

A

SYSTEMISCHE LUPUS ERYTHEMATOSUS (SLE)
= lupus erythematosus disseminatus (LED)
= prototype systeemziekte
PROTOTYPE (EX!) – belangrijkste + DD
- Jonge vrouw
- Artralgie (Inflammatoir, soms zwellling)
- Fotosensitiviteit, huid lesions, Raynaud fenomeen (minstens 2 fase – wit (vasoconstrictie → blauw → rood)
- Proteïnurie, leukopenie
- Sterk positieve ANA en anti-dsDNA antilichamen (anti-dsDNA 50-69% meer prone voor ernstige ziekte, zeker nier)
 Hierbij denken aan lupus
DD: RA, Sjörgen, scleroderma, fibromyalgie …
ACR criteria

22
Q

Criteria SLE

A
  • **Vlindererytheem **
    o Verergert/veroorzaakt door zonlicht
  • Orale ulceraties
  • **Discoid rash **
  • Fotosensitiviteit
    o Belangrijke vraag om te stellen bij inflammatoire articulaire klachten → DD RA (lupus 10x minder waarschijnlijk dan RA)
  • Arthritis (kleine gewrichten, symm, niet erosief, laxiteit) => **50% SLE pt **
    o In reumatoïde artritis is die wel erosief
  • Serositis (pleura, pericard > pericarditis, pleuritis, pleurocarditis)
  • Neurologische aandoening (epileptische aanval, psychose) > zeldzaam maar ernstig
  • **Nieraantasting (proteinurie, >0,5g) **
    o => als betrokken → belangrijk voor prognose → slechtere uitkomst + ernstigere immuunsupressie nodig
    o Belangrijk + vaak betrokken, lupus glomerfilitratis
  • Hematologische aandoeningen
  • Immunologische aandoeningen
    o Trombocytopenie, leukopenie, lyfmocytopenie, hemolytische anemie
    o → auto-immuun hematologisch fenomeen
  • **ANA positief **
     Geen diagnostische criteria, maar classificatiecriteria
23
Q

Klinische kenmerken SLE

A

Artralgie en milde artritis: bijna altijd, 40% pleuritis, Pericarditis (klinisch 25%, echo tot 65%), hematurie, proteïnurie en/of verminderde nierfunctie: 50% van SLE pt (terminale nierinsufficiëntie zelden met huidige behandeling, wel als diagnose missen), Glomerulonephritis: van mild (mesangiaal) tot ernstige diffuse proliferatie

24
Q

Behandeling SLE

A

Afhankelijk van de ernst van de ziekte
Milde ziekte = Artralgie/artritis
Myalgie
Huid lesions
Serostitis (pericarditis/pleuritis) NSAID
Antimalaria (hydroxyhloroquine)
(Lage dosis corticosteroïden als NSAID onvoldoende)
Ernstige ziekte = Proliferatieve GN (ernstig)
CNS schade (niet vaak voorkomend, kan zeer ernstig)
AI hematologische stoornissen
Ernstige vasculitis Hoge dosis corticosteroïden
Immuunsupresieva (1mg/kg → 60mg prednisolone)

25
Sjörgen syndroom
= SICCA-complex + autoimmuun fenomeen (antilichamen, biopsie) o Primaire Sjörgen (enkel) o Secundaire: geassocieerd met RA, SLE, SD (met andere AIZ, 1/3 tot ½ hebben ook Sjörgen) → bij droge ogen en mond niet altijd Sjörgen, maar wel + AIZ SICCA complex = keratoconjunctivitis sicca (KCS = droge ogen) + xerostomie (= droge mond)
26
Prototype Sjörgen
o Vrouwen 50 jaar o Xerostomie, xeroftalmie (droge ogen, gevoel zand in ogen, kan fotosensitiviteit → DD niet altijd makkelijk met lupus) o Raynaud o ANA+, ENA + (DD-A, SS-B), RF+ => sterk + (niet ds zoals lupus) o Anti-schildklier antilichamen + (soms AS tegen andere organen) o Bengaals-rosé en Schirmer + o Saxon test+ o Labiale speekselklier biopsie: focusgroep 3 (indien nodig)
27
DD Sjörgen
- XEROSTOMIA: o Ouderdom o Medicatie ▪ Antidepressive agents • Antihistaminics • Diuretics • Antihypertensive drugs (clonidine, beta-blockers) • Anti-Parkinson medication (L-dopa) ▪ TCA → geven geen AS (in hoge titers) o Post-radiotherapie - SALIVARY GLAND ENLARGEMENT: o Viral Infecties (HIV, EBV, CMV, Mumps) o Tumor, Lymphoom → geven niet typische AS o Sarcoidose, tuberculose, actinomycosis, syphilis
28
Exclusie criteria sjörgen
lymfoom, sarcoidosis, graft vs host ziekten en AIDS (geeft zelfde klachten)
29
Belangrijkste punten kliniek Sjörgen
o Secundaire maligniteit → Non-Hodgkin lymfoom x 40 → bij (pijnlijke) zwelling lymfeklieren bedacht op zijn bij deze pt’en
30
Welke therapie + waarom Antifosfolipiden syndroom
- Goede behandeling: levenslange anti-coagulatie therapie - ! infarct
31
Systeemsclerose (SS)
= systeemziekte met bindweefselschade =>Ernstige, slechtste prognose, geeft interne orgaan problemen (zeker longen) o Huid: sclerodactyly + proximaalSy o Interne organen: longen, GI, nieren, hart, bloedvaten, spieren o 2 types o Limited cutaneous scleroderma (CREST) o Diffuse cutaneous scleroderma > ook armen, benen, romp
32
CREST
 Calcinosis: Kalkafzettingen in de huid (zichtbaar op röntgenfoto’s)  Raynaud-fenomeen: Bloedvatkrampen in vingers en tenen → kan leiden tot zweren  Esophageale dismotiliteit: Slokdarmproblemen, reflux  Sclerodactylie: Verharde en misvormde vingers, klauwstand  Teleangiëctasieën: Verwijdde bloedvaatjes op de huid (gezicht en handpalmen)
33
Behandeling SS
RAYNAUD/DIGITALE ULCERATIES - Stoppen met roken! - Vermijd koud - Calciumantagonisten (nifedipine, diltiazem) o 1ste keuze ernstige vormen ulceraties o Bijwerkingen nifedipine (arteriële vaatverwijder): hypotensie (en enkeloedeem) => BP controleren bij geven medicatie HUID - Cave wondinfectie, vertraagde wondheling ARTRITIS - (Geen antimalaria, enkel voor lupus en Sjörgen) ACUTE HYPERTENSIE / RENALE ZIEKTE - Preventie: regelmatige RR meten (<140/90) GASTRO-INTESTINAAL - PPI - reflux => (door oesofagaal) elke pt moet geëvalueerd worden voor reflux met gastroscopie, aanwezig = levenslang PPI PROGNOSE - 5-jaar overleving: > 70% - Verminderde prognose: belangrijkste bij long betrokkenheid, algemeen viscerale betrokkenheid (long, nier)
34
(Dermato)Myosistis
DEFINITIE - Algemene ontsteking van dwarsgestreepte spieren (schouder- en bekkengordel, farynx). - Bij dermatomyositis (DM) zijn er ook huidafwijkingen. - Diagnostische criteria 1. Symmetrische spierzwakte (schouders/bekken) 2. Verhoogde spierenzymen (CPK) 3. Abnormaal EMG 4. Histologische afwijkingen (spierbiopt) 5. Huidafwijkingen (alleen bij DM)  Diagnose - Definitief: 3 criteria voor DM, 4 (zonder huid abnormaliteiten) voor PM - Waarschijnlijk: 2 criteria voor DM, 2 voor PM - Mogelijk: 1 criterium voor DM, 2 voor PM
35
(Dermato)Myosistis Epidemiologie
Zeldzame ziekte; kan samen voorkomen met Malginiteit → screenen GI en longen; andere systemische ziekten (SLE, scleroderma)
36
Labo DM en PM
o ==>Inflammatoire pijn, CPK verhoogd, frequent ANA aanwezig
37
Polymyalgia rheumatica
= Ontstekingspijn en stijfheid in nek-, schouder- en bekkenspieren bij ouderen (>50 jaar). (Wel een exclusie diagnose) - Significatie gestegen ESR/crp - Spectaculaire respons op corticoïden
38
Vasculitis
= Inflammatie van bloedvat (+ necrose) AG in bloed → AS maken kunnen participatie vooral in capilaire bed → immuuncomplex in capilair bed Als in wand → vasculatis = inflammatie bloedvat - Gewichtsverlies - (Onverklaarde) koorts - Palpabele purpura - Orgaan betrokkenheid
39
Wanneer denken aan systeem AIZ of vasculitis
• algemeen: gewichtsverlies, onverklaarde koorts, purpura • Orgaan betrokkenheid/sytemisch ◦ Enkel huid: purpura ◦ CNS: beroerte ◦ Hart: MI, hypertensie ◦ GI: abdominaal pijn/infarct ◦ Veel pt hebben inflammatoire gewrichts of spierpijn ‣ Vaak ‘porte a entree’ ◦ Ooginflammatie ‣ Wegner ziekte • => behandeling afh orgaan en ernst
40
Classificatie vasculitis
GROTE VATEN  Arteritis temporalis (giant cell arteritis) o ! Komt voor in onze populatie en ernstige gevolgen o Vaak geassocieerd met polymyalgica reumatica; kan opthalmica aantasten → blind  Takayasu vasculitis (heel zeldzaam) MEDIUM SIZED - Polyarteritis nodosa (PAN) - Kawasaki (kinderen) - ANCA vasculitis KLEINE VATEN - ANCA vasculitis - Cryoglobuline - Henöch - Schönlein
41
2de classificatie vasculitis
 1. SYSTEMIC NECROTIZING VASCULITIS (PAN-group) o PAN classic  Cutaneous Kawasaki o Overlap syndromes  2. LEUKOCYTOCLASTIC VASCULITIS o Meest voorkomend o Leuke = wit, clastic = sterven/disrupted o => WBC sterven rond bloedvaten o En bloedvaatwand betrokken - inflammatie o Meestal klinisch gezien als purpura o Kan door infecties (streptokokken), allergie (vb AB - type 3 immuuncomplex depositie), systeemziekten (immuuncomplex depositie), metastatic tumor ziekten o Infections o Medication o Systemic diseases o Tumors o Specific types: Microscopic polyangiitis (micr. PAN), Henoch-Schönlein, cryoglobulinemia, serum sickness  3. GRANULOMATOUS VASCULITIS o Wegener o Churg-Strauss (allergic granulomatosis)  4. GIANT CELL ARTERITIS o Arteritis temporalis o Takayasu  NB OVERLAP
42
Arteritis temporalis
- Oudere recent ontzettende hoofdpijn +- visueel niets meer kunnen zien - Risico: A opthalmica (kan bilateraal) – blindheid! - Associatie polymyalgia rheumatica 50% - Onderzoeken o Labo: sed ++, CRP ++ o PET/CT o Biopsie A temporalis (segmentair) - Therapie: corticosteroïden (bij visueel verstoring => immunosuppressiva)  Oudere recent ontzettende hoofdpijn +- visueel niets meer kunnen zien -> onmiddellijke therapie corticosteroïden en immunosuppressiva - Plotse hoofdpijn
43
SYSTEEM NECROTISERENDE VASCULITIS (PAN-groep) POLYARTRITIS NODOSA
- Zeer zeldzaam - Kleine en medium musculaire arteries - Diagnose o Biopsie ▪ Nier / Huid / Spier / Zenuw (niet veel doen door dysesthesiën) ▪ => Voorkeur histologische diagnose (afh betrokken orgaan)
44
Wat heeft leucocutoclastische vasculitis altijd?
Palpabele purpura
45
Vasculitis samenvatting kliniek
 Kliniek – denken aan vasculitis/systeemziekten o Mononeuritis multiplex (= Motor disturbantion, zoals dropvoet of hand; Multiplex = meerdere regio’s o Vb eerst drophand, daarna dropvoet => suggestief vasculitis o (Onverklaarde) koorts o Palpabele purpura o Myositis o Onverklaarde artritis o Systeemziekte o **Urine sediment abnormaliteit**
46
Vasculitis Labo
o Bij vermoeden altijd volledig bloedbeeld o Sedimentatie / RB / WBC / Thrombo’s o CK o **Urine sediment + proteïne => niet vergeten** o RF, ANA o **Complement, cryoglobulines** o ANCA (= Wegener), antifosfolipide AS (=> bij miskramen) o Serologie hepatitis B, C … (=> kan geassocieerd worden, pt kan onderliggend chronische HBV of HCV hebben)
47
Vasculitis behandeling
rnstige vasculitis met belangrijke orgaanschade (PAN, Wegener, RA, SLE)  Immunosuppressiva + immuunsupressieve dosis corticosteroïden (= 1 of meer 1mg/kg prednisolone)  Rituximab o Arteritis temporalis  Immuunsupressieve dosis corticosteroïden (zonder extra immuunsupressiva) o Milde (leukocytoclastische vasculitis  Symptomatisch  Lage dosis corticosteroïden
48
Sarcoïdose
SARCOÏDOSE (BBS = BESNIER BOECK SCHAUMANN) = chronische inflammatoire systeemziekte  M + V, alle leeftijden, alle geografische locaties  Prevalentie 10-40/100.000  2/3 remissie, 1/3 chronisch  Symptomen o 30% asymptomatisch – goede prognose o Constitutionele symptomen  Koorts, anorexia, gewichtsverlies, vermoeidheid, nachtzweten, malaise o Orgaan-specifieke symptomen
49
Meest aangetaste orgaansystemen Sarcoïdose
MEEST AANGETASTE ORGAANSYSTEMEN - Longen o Vrijwel altijd aangetast - Bot en gewrichten ook vaak aangetast o Van arthralgia tot (peri)artritis o (Datylatis) ▪ Zeldzaam ▪ Specifiek voor kristal, spondyl o Pt met niet alleen gewrichtsproblemen - Ogen → N. opticus granuloma, anterior uveitis - Huid → erythema nodosum (= Pijnlijke verheven roodbruine huidletsels vooral op benen doch ook op armen) - Speekselklieren: SICA symptomen + perotis zwellingDD Sjogren - Hart minderheid van pt ook belangrijk als aangetast (artihymia en plotse dood) => altijd voor screening - Vasculatis
50
Diagnose Sarcoïdose
 Soms alleen op klinische presentatie o Door patroon diagnose stellen  Vaak biopsie nodig bij niet-necrotiserende (= non-caseating) granulomen o Als necrotiserend meestal infectie → TB o Sarcoïdose → non-necrotiserend  1 vorm meest frequente vorm die moeten herkennen met goede prognose: Löfgren syndroom  Sarcoïdose kan spectaculaire beeldvorming geven, die asymptomatisch is => op MRI of PET/CT  Bij alarmsymptomen wel biopsie nodig
51
Lörgen SYndroom
 Meest frequente vorm in Europa bij caucasis  Zelflimiterend voor 1 jaar + komt niet terug  Eerstelijnsbehandeling: NSAIDs Triade: 1. Erythema nodosum o Rood, bult voelen, pijnlijk, vnl op benen (kan op alle plaatsen o Blijven voor weken 2. Longen: Hilar adenopahtie (vergrote lymfeklieren naast hart) o Asymptomatisch of droge hoest o Vragen aan radioloog Löfgren syndroom o = pulmonary sarcoidosis stadium I o => niet moeten behandelen, wat geeft geen probleem o Bij jonge pt met nachtzweten … → DD malginicent 3. (Stadium I) Arthritis, gewrichtspijn o Acute artritis van beide enkels (voet + deel been) o = periarthritis (= artritis + tenosynovitis + weke delen oedeem) o Die zeer pijnlijk (komen hierdoor vaak naar spoed) ➔ Goede prognose, geen biopsie nemen (tenzij alarmsignalen) NSAIDs geven BEHANDELING  NSAIDs  Corticosteroïden  Corticosteroïd-sparing agents, vnl methotrexaat of anti-TNF behandeling (als corticosteroïden langer dan 3-4m nodig)  => dosis reductie (en vaak volledige stop therapie mogelijk na maanden/jaren), behalve als ernstige orgaan betrekking (vb cardiaal)