HC 17/ Traumatologie Lower Leg Flashcards

1
Q

Wat zijn de hoofdmechanismen waardoor er botbreuken ontstaan?

A
  • Tension (pulling)
    o Transverse of horizontaal fractuur
    o High energy injury (veel kracht nodig)
  • Compression
    o Short oblique = schuine fractuur
    o Low energy injury
  • Bending
    o Butterfly fragment – 2 lijnen → stuk ertussen
    o High energy injury
  • Twisting (torsion)
    o Spiral
    o Low energy injury

(!): zeggen dat het een low of high energy level is
- Low engergie → weinig kracht nodig
o Twist of compressie
- High energie → veel kracht nodig
o Tension of bending

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de kenmerken van een stressfractuur?

A

Ontstaat door herhaalde belasting, vaak bij atleten, zonder duidelijke impact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil tussen een direct en een indirect trauma bij botbreuken?

A

Direct: kracht werkt direct op bot; Indirect: kracht wordt doorgegeven via omliggende structuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe onderscheiden we compleet van incompleet breuken?

A
  • Compleet = separatie bot => splitst in twee of meer fragmenten
  • Incompleet
    o Greenstick fractuur (kind periost intact → breken maar botten blijven naast elkaar)
    o Compressie fractuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen niet-verplaatste en verplaatste fracturen?

A

Non-displaced: fragmenten blijven in contact; Displaced: fragmenten verschoven

  • Non-displaced (twee delen van het bot zijn nog in connectie met elkaar)
  • Displaced
    o Translatie
    o Angulatie
    o Rotatie – niet aandenken, als niet weten → voet in de foute richting
    o Lengte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de verschillen tussen gesloten en open fracturen?

A

Gesloten: huid intact; Open: huid/weefsel doorbroken, met infectierisico

  • Gesloten => geen opening in de huid en spier
  • Open => Gustilo classification – 3 categoriën nodig voor behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe verloopt de primaire genezing van botten?

A

Start in periost, vereist goede vascularisatie en intact periost/endosteum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houdt secundaire botgenezing in?

A

Heling van binnen naar buiten
Hematoomvorming → fibrocartilagineuze callus → boney callus → remodellering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke factoren beïnvloeden de genezingstijd van een fractuur?

A

Leeftijd, type fractuur, open/gesloten, nabijheid gewrichten, risico op delayed/non-union

  • Meerdere factoren
    o Leeftijd (bij een kind zal een fractuur sneller genezen dan bij een volwassene)
    o Type fractuur
    o Open/gesloten (open fractuur geneest trager dan gesloten fractuur)
    o Lokalisatie – dicht bij gewricht sneller genezen
  • Delayed union (wanneer het meer dan 6 maanden duurt)
  • Non union (meer dan één jaar, zal waarschijnlijk niet meer genezen)
    o Atrofisch – einde elkaar niet raken
    o Hypertrofisch → bot einde verbreed, maar geen genezing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de AO-principes bij fractuurfixatie?

A

Anatomische reductie, stabiele fixatie, behoud bloedtoevoer, vroege mobilisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de belangrijkste materialen en technieken voor fractuurfixatie?

A

Schroeven, platen, tension band, intramedullary nail

Externe fixator => bij open fractuur risico infectie => niets in bot achterlaten (hier goede wondroos kunnen toepassen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het algemene beheer voor open fracturen? !!!

A

Debridement, antibiotica, externe fixatie ((tijdelijk) wondzorg), zachte weefselbedekking (plastische chirurg)

Evt als laatste stap interne fixatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn enkele kenmerken van heupdislocaties?

A

Hoge-energie trauma, posterior dislocatie vaakst, risico op zenuwletsel, osteonecrose

Mechanisme
- High velocity trauma, dashboard trauma
- Post THP (= totale heupprothese)
- +- breuk acetabulum
Symptomen
- Shortening (1 been korter)
- Endorotatie
- Flexie
- Pijn (veel)
Technische onderzoeken
- RX (inlet, outlet, iliac, foraminal view)
- CT (acetabulum)
Posterieure dislocatie
- 90% heup dislocatie ((!)  90% van de heupdislocaties zijn posterieur)
o Bestuurder, val
o Complicatie: emergency!
 10% n. ischiadicus laesie
 Fractuur acetabulum (stabiliteit)
 Osteonecrose +- sepsis
 Cartilage lesions, arthrose
- Diagnose
BEHANDELING posterior
- Reductie, urgent
- Operatie (interposition, fractuur, instbailiteit)
o Bij vasculaire necrose → volledige nieuwe heup
o Bij acetubulum fractuur – moeilijke operatie
- 4-6 weken NWB (= non weight bearing)
- 6 weken tractie if not stable
Anterior
- Zeldzaam (12% dislocatie)
- Cave: A.V.N. femoralis
- Lesion femurkop
o 20% tot 70% femurkop fractuur
o Kraakbeenlaesie
- Vaak in jonge pt, veel kracht nodig om te reduce

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke soorten proximale femurfracturen worden onderscheiden?

A

Neck: Subcapitale of transcervicaal neck
intertrochanterische,

subtrochanterische fracturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de klinische kenmerken van een femur shaft fractuur?

A

Hoge energie trauma (altijd!), bloedverlies, fragmenten afwijkend gepositioneerd

Kliniek: zwelling + deformiteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het triade van het vet emboliesyndroom en waarom is het belangrijk?

A

Respiratoire distress, mentale veranderingen, petechiën; spoedsituatie met 15% mortaliteit

=> Dit blijft 24-72h na de initiële injury in patiënten met lange botfracturen
- Fataal in 15% van de patiënten (EMERGENCY)
- Behandeling is supportive therapie
- Preventie is vroege stabilisatie (binnen de 24h)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de varianten van distale Femorale fracturen?

A

Plateau tibiale, shaftfractuur,

  • = infra/Supracondullaire fractuur
  • Mechanisme of injury
    o High energy bij jonge patiënten
    o Low energy bij oudere patiënten
  • Diagnose
    o CT -scan: intracondylaire extensie
  • Behandeling
    o Plaatfixatie
  • Complicaties (door secundaire artrose problemen)
    o Non union
    o Stijfheid
    o Pijn
18
Q

Hoe wordt de Denis-Weber classificatie gebruikt bij enkelfracturen?

A

Weber A: onder syndesmose; B: op niveau; C: boven syndesmose

Weber A → conservatief/walker boot
Weber B → afhankelijk van talus tilt
Weber C → syndesmotische laesie → altijd operatie

Syndesmosys: area waar de fibula aan de tibia is

19
Q

Wat is het mechanisme en de basale aanpak voor een calcaneusfractuur?

A

Val op hiel, vaak conservatief met gips, soms operatie; let op zenuwletsel

  • Mechanisme
    o Val op hiel
    o Vaak als van brug springen
    o CAVE L5
  • Symptomen
    o Zwelling
    o Pijn
  • Behandeling - conservatief
    o Cast
    o OS en cast (3 maanden)
20
Q

Wat is een Lisfranc dislocatie en waarom is deze situatie urgent?

A

Dislocatie in voet, kan leiden tot instabiliteit en functionele problemen

Als missen niet meer kunnen behandelen

21
Q

Wat zijn de kritische elementen bij een knie dislocatie?

A

Orthopedisch en vasculair urgent, risico op poplitea en zenuwletsel

22
Q

Welke punten behoren tot het klinisch onderzoek bij een compartimentsyndroom?

A

6 P’s: Paresthesie, Pijn, Parese, Pinke kleur, Puls, verhoogde druk

pain, pallor (= bleek) , paralysis, paresthesia, pulselessness, and poikilothermia (cold limb)

GESCHIEDENIS
- Accident mechanisme
- Discrepantie van pijn > niet wachten tot alle P’s, disproportionele pijn → denken aan compartimentsyndroom
- Time frame

 Als de 6 p’s er zijn, ben je te laat
 Je moet handelen voor de 6 p’s er zijn
- Aanvullend voor geschiedenis en klinische bevindingen
- Bij niet-coöperatieve patiënten:
o Verdoofd, dronken, anesthesie, hoofdwond, 1/5 in Antwerpen gebruiken drugs
o => meten druk in het compartiment, als te hoog → openen
Kan verschil zijn om been te verliezen, of schade

23
Q

Wat zijn de gevolgen van een onbehandeld compartimentsyndroom?

A
  • Ischemische myonecrose
    o Ischemie spiercontractuur
  • Ischemische neuropathie
  • Crush syndroom
    o Rhabdomyolyse
    o Nierfalen
    o => sterven (moment als iemand onder het puin halen, en er terug bloed komt)
24
Q

Hoe wordt de Gustilo-classificatie bij open fracturen toegepast?

A

Classificatie I-III, gebaseerd op wondgrootte, contaminatie, vasculaire betrokkenheid

IIIA-B-C: grote wonde (totaal geen coverage)
 Letter hangt af van contaminatie en vascular injury  je hebt plastische chirurgie nodig
Beter te behandelen <-> meer kans infectie en moeilijker
 Manier om problemen te herkennen
Belang: refers to behandeling van patiënt en risico om been te verliezen, IIIC likely om been te verliezen
3/ groepen: alle hebben open fractuur
I: in-out problem, bot is door de huid, maar terugin het lichaam gegaan
II: zelfde, maar grotere wond

BEHANDELING
- Debridement
- AB
- Vroege tijdelijke classificatie
- Zacht weefsel bedekking
- Definitieve stabilisatie
- Amputatie

25
Welke specifieke aandachtspunten gelden voor fracturen bij kinderen?
Groeiplaten cruciaal, Salter-Harris classificatie, hoge remodellerende capaciteit Type 1: minor injury  moeilijk te herkennen (fractuur, maar geen beschadiging) – lijn door groeiplaat Type 2: komt van de metafyse naar de groeiplaat en dan door de groeiplaat Type 3: van epifyse naar groeiplaat  Type 2 en 3: distorsie van de groeiplaat  anatomische reductie Type 4: combinatie van type 2 en 3 Type 5: volledige crash, je gaat niet meer groeien Voor alle fracturen bij kinderen REMODELLING CAPACITEIT 1° ste verschil Bij kinderen displaced fracture accepteren → want kunnen remodelleren tot 15mm kortere lengte  On purpose - Micro-architectuur - Mechanische eigenschappen van het bot o Plastic deformity (hebben een dik periost rond de botlaag  niet vaak displaced fractures)  Greenstick  Torus fractures = een breuk van het bot, waarbij het beenvlies dar om het bot heen ligt, intact is gebleven  Vaak incomplete fractuur door periost → moeilijk om door periost te breken (2° verschil) BEHANDELING - Conservatief o Genezingspotentieel o Remodellerende capaciteit o Niet -anatomische reductie (*) o Rehabilitatie - Chirurgisch o Groeiplaat! (niets door de groeiplaat steken) GENEZINGSCAPACITEIT Displaced fracture bij een kind aanvaarden WOLF’S LAW  Bij een volwassene kan dit niet, het been zal korter worden (bij een kindje blijft de lengte van het been behouden) Volledig gemoduleerd – mt opzet overlap zodat nog groeien
26
Pelvische fractuur
- Mortaliteit: 5 tot 20% (1/5) – veel bloedvaten o Auto-accident, fall o Poly trauma o Evolutie minuut tot minuut (pijn, bloed, druk, arlert,…) - Controleer bloeding o Lokale vasculaire bloeding o Pelvische reductie (absolute emergency)  Externe fixator  Tamponade - RX – pelvis open boek fractuur (ligamenten => zeer gevaarlijk o Gemakkelijk 5L bloedverliezen in o Pelvic binder → reduce (door ambulaciers gedaan)  Op spoed voorzichtig terug openen → in shock = pelvis fractuur Levensbedreigend - (open book) pelvische fractuur - Veneuze plexus - Arteria en vena ilaca - Andere laesies (thorax, abdominaal,…) - In shock pt in trauma: pelvische fractuur, femur fractuur of intra-abdominal probleem Zeer complex acetabulum betrokken + (nood specialist in pelvische fractuur) Externe fixator (niet kunnen zitten) → naar interne fixator Femur zeer belangrijk!! EX
27
Intertrachanteric Fracturen
PRESENTATIE - Fall - Pijn - Unable to put weight - Verkorting/exorotatie (omdat gluteus nog aangehecht, ook bij subcapitale fractuur) - Crepitus - => bijna dezelfde presentatie BEHANDELING - Richards screw and plate (grotere incisie nodig) - Intramedullary device (beter want minder grote incisie nodig) - Interne fixatie – want genoeg bloedvoorziening, lever dat dan prothese hier - Eerst reductie, gemakkelijke operatie (mogen 1ste jaars doen) - Normaal blijven schroeven voor leven
28
Sub trochanteric fractuur
Breuk zit onder de trochanter, sterker bot → meer impact nodig → auto-accident PRESENTATIE (BELANGRIJK!) - Fall - Pijn - Not able to walk - Verkorting van het been - Adductie van het been!!! – gluteus niet meer werken, maar adductor - Onstabiele fractuur - 2 kleine insicies => dag zelf nog uit bed, onmiddellijk gewicht op kunnen zetten
29
Kijken naar de lengte van het been
=> verkort => fractuur Adductie => subtrochanterisch Exorotation => intertrochanteric
30
Femorale shaft fractuur
- High-energy trauma (altijd) – auto-ongeval - 2-3L kunnen verliezen - Pathologische anatomie o Proximale shaft fractuur: flexed en abducted, distaal fragment is adducted o Mid shaft Fractuur: flexed en extern gedraaid o Distale shaft breuk: proximale adductie, distaal gekanteld - Klinische kenmerken o Zwelling o Vervorming (deformity) Management - Altijd behandeling met intramedullaire nagel o 1 reductie, open maken > 1 grote nagel in bot + 3 kleintjes om vast te zetten o Dag zelf nog uit bed - Analgesie - NV obs - Tractie (huid of skelet) - Group and hold - Definitieve behandeling in een IM nagel Complicaties EX! - Vet embolisme syndroom o 3 kenmerken (= triad): respiratoire distress, mentale state verandering, petechiën o 15% fataal (vnl in jonge pt) – nood optijd er bij zijn o In medulla vet, typisch in lange beenderen→ embolisme in vasculair systeem - VTE (tromboembolism) - Respiratory (ARDS) - Compartiment syndroom - Non-union/delayed union/malunion - Hardwarde failure (usually due to non-union) - Infectie
31
Patella fractuur
Mechanisme of injury - Vallen op knie - Directe kracht - Separation of fragments - Straight leg raise possible => geen operatie nodig Diagnose - RX Behandeling - Conservatief - Chirurgische tension band
32
Knie dislocatie
=> Orthopedische emergency! - Kan in alle richtingen - Vasculair letsel is bedreigend door ledematen vanwege het binden a. poplitea - Associatie in 32-45% van alle dislocatie - 25% geassocieerd met neurologische (CPN) injury – peroneus zenuw - Multi ligament kniepijn (> 2 ligamenten) omdat anders niet disloceren Management - Contact ortho en vasculair - Urgent closed reduction o Beoordeel vasculaire status post reductie o Stabiliseerd in POP of splnt of ex fix o Immobilision in 20-30 graden flexie o ABI = anterior brachial index: enkel/brachiaal  ABI moeten boven 0,9 zijn  ABI < 0,9 is abnormal en is een indicatie voor een arteriële injury  ABI < 0,45 is kritische ischemie o CT angio Complicaties - Vascular injury o Compartimentsyndroom  Dringende/preventieve fasciotomie - Neurologisch letsel - Instabiliteit - Pijn manier om been te verliezen
33
Type tibia fractuur
1. Plateau tibial fractures 2. Tibial shaft fracture 3. Pilon tibial fracture
34
Plateau tibial fractuur
- 8% van de fracturen bij ouderen - Mechanisme: axiale kracht +/- varus en valgus kracht - Geassocieerde injuries o 50% geassocieerd met meniscus tears o 30% ligamenteuze injuries o N. peroneus injuries van neuropaxie o Arteriële injuries niet van trisection but intimal stretching (present as thrombosis) - Classificatie MANAGEMENT - Analgesie, zimmer splint - Monitor voor compartimentsyndroom (want hoog risico) - CT scan op tibia plateau fracturen - Zwaardere operatie 2 BELANGRIJKE COMPLICATIES - Nervus peroneus injury - Compartiment Syndroom
35
Tibial shaft fractuur
- Veel voorkomend in jonge patiënten - Voetganger aangereden door auto - Usually hoge energie - Associatie o Compartimentsyndroom o Open fractuur o Extensie in plateau of plafond
36
Pilon tibial fracturen
- Erg - Axiale compressie - Versplintering → moelijk om te herstellen anatomisch - High energy injuries en behandeling bepaald door de status van zacht weefsel > veel kans op infectie - Jongvolwassenen en middle aged volwassenen - Axiale compressie MANAGEMENT Met groei van het been verandert de as → niet meer groeien probleem met O/X benen - Initieel management is voor zacht weefsel o Externe fixator voor 10-14/7 o Span/scan/plan - Definitieve behandeling - ORIF en bone graft Zelfde manier als omgeslagen enkel (inversie) → hier bot zwak, ligament Veel voorkomen enkel fractuur
37
Behandeling compartiment syndroom
BEHANDELING - Volledig openen + openlaten → spier popt uit - Dubbele incisie o Anterolateraal o Posteromediaal - Enkele incisie o Lateraal
38
Prognose compartiment syndroom
- Diagnose/tijd voor injury - < 6h - < 12h: 68% normaal lidmaat functie - > 12h: 8% normaal lidmaat functie = zeer korte tijd - Diep posterieur compartiment
39
Incidentie compartiment syndroom
**- 2-10 % tibiale fracturen (1/10)** - 10% calcaneale fracturen - 18% Schatzker VI -plateau Tibiale fracturen - 41% voet verbranding verwondingen **- 48% segmentale tibiale fracturen** - 53% mediale knie-dislocaties **(!): waar komt compartiment syndroom meeste voor? TIBIA FRACTUUR ! Op spoed vaak gemist door assistent (= drama voor pt en voor uzelf)**
40
Oorzaken compartiment syndroom
PATHOFYSIOLOGIE Gestegen druk in het compartiment(en) OORZAKEN (meerdere redenen om druk te verhogen - Trauma o Breuk o Zacht weefsel injury o Crush Syndrome o Fracture behandeling - Bloeden - Reperfusie letsel o Vaatletsel o Lithotomiepositie - Brandwonden - Slangenbeet - Strak verband - Intensief spierverbruik In kleinere BV dicht → ischemie → interstitiële druk verhogen > cirkel Het gaat over (pulsaties blijven lang gelijk, alleen als laat weg)
41
Subcapitale fracturen
- Meer subcapitaal – minder bloed → minder goed genezen - Garden classificatie afh displaced - 1/ positie van fractuur - 2/ displaced? - 3/leeftijd pt - Trochanteric anastomosis (Crock Ring) o Centred on trochanteric fossa  Ascending branch for MFCA posterior  Ascending branch of LFCA anterior  Descending branch of a. gluteus superior  Ascending branch of a. gluteus inferior - Cruciate anastomosis o Centred on lesser trochanter  Transverse branches of MCFA + LCFA  Ascending branch 1ste perforator  Descending branch of a. gluteus inferior PRESENTATIE (BELANGRIJK!) - Oude mensen - Low energy falls - Risico van mortaliteit - Risico van morbiditeit - Verkorting van het been - Externe rotatie van het been => Bij deze presentatie zeker dat het een subcapitale fractuur BEHANDELING - Niet conservatief - Screw fixation  jonge patiënt - Bipolaire prothese  oude patiënt, displaced en subcapitaal (30min door ervaren chirurgie + cement gebruiken) → zo snel mogelijk uit bed krijgen o Blijven niet zo lang - Totale heupprothese  tussenin van leeftijd, patiënt heeft al artrose → levenslang goed mee