HC 10 Cardiac cell therapy Flashcards

1
Q

Celtherapie

A

Benadering waarbij cellen worden gebruikt om beschadigd hartweefsel te herstellen of regeneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het doel van celtherapie

A
  • directe herplaatsing cardiomyocyten
  • structurele versterking plaatsen
  • het redden van inactief weefsel
  • regeneratie vanuit omliggende cellen
  • verminderen van littekenvorming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de soorten celtherapie bij harten met infarct

A
  • directe replacement
  • structural reinforcement: cellen toevoegen om scheuren te voorkomen
  • salvage hibernating tissue: wakker maken van de hartcellen
  • Regeneration from endogenous cells: huidige hartcellen activeren zodat ze delen
  • limiting scar formation: border zone in leven houden zodat het littekenweefsel zo klein mogelijk is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de problemen van gene cel therapie

A
  • isolatie van cellen: worden het liefst autoloog verkregen
  • Naar de juiste plek brengen
  • Overleving en proliferatie van de ingebrachte cellen
  • elektromechanische integratie
  • stabiliteit en veiligheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bronnen van somatische cellen

A
  • beenmerg
  • vetweefsel
  • skeletspieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

soorten stamcellen

A
  • totipotent: kan differentieren tot alle embryonische en extra-embryonische celtype
  • pluripotent: kan differentieren tot alle embryonische celtypen, maar niet extra-embryonische celtypen
  • multipotent: kan differentieren tot alle cellen binnen hun kiemblad, dus bijv. het ectoderm, mesoderm of endoderm
  • oligopotent: kan differentieren tot een aantal celtypes
  • bipotent: kan differentieren tot 2 celtypes
  • Unipotent: kan nog maar differentieren naar 1 celtype, bijvoorbeeld de satelliet in de skeletspier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

genome editing

A
  • het aanbrengen van wijzingen in het DNA/genoom van een organisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

NHEJ (non-homologous end joining)

A

Een mechanisme dat betrokken is bij het herstellen van DNA-dubbelstrengsbreuken waarbij de uiteinde van de gebroken DNA strengen direct weer aan elkaar worden gelijmd, zonder dat door een homoloog sjabloon voor nodig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke soort NHEJ (non-homologous end joining) bestaan er

A
  • Gene knockout: Hierbij wordt het gen herkend als niet goed, en worden er
    of nucleotiden ingebouwd, of eruit verwijderd, zodat het gen niet meer werkzaam is.
  • Gene insertion: Je zou ook donor DNA in die breuk kunnen inbouwen,
    hoewel een beetje op een slordige manier.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is HR (homologe recombinatie)

A

het DNA dat wordt aangeboden is homoloog aan beide kanten van de breuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke soort HR (homologe recombinatie) bestaan er

A
  • een veranderd stukje DNA wordt ingebouwd (gen modificatie)
  • een nieuw gen wordt ingebouwd (geninsertie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bronnen van cardiomyocyten

A
  • abortusmateriaal
  • transplantatie
  • post-mortem materiaal
  • cellen uit de patient: embryonale, somatische, cardiac, non-cardiac
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Meganucleases

A

Deze herkent grote delen DNA (dat moet ook, want als de sequentie te kort
is gaat hij overal knippen).
▪ Als hij de plek herkend heeft, kun je NHEJ of HR doen.
▪ Dit is wel vrij lastig, vandaar dat het door is ontwikkeld naar andere
technologieën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ZFN (zinc finger nucleases)

A

▪ Dit zijn eiwitten waarbij elke vinger 3 nucleotiden herkent.
▪ Als je dan een eiwit hebt met 3 (of 4) vingers, kun je 2x een enkelstrengs breuk maken, en heb je daarmee ook een dubbelstrengs breuk gemaakt.
▪ Ze zijn echter niet helemaal specifiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

TALEN

A
  • Elke vinger herkent hierbij 1 nucleotide, maar deze is dus wel heel specifiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

CRISPR/Cas9

A
  • Het nadeel van de andere systemen is dat je voor elke knipplek een nieuw eiwit moet bouwen.
  • Bij CRISPR/Cas9 hoeft dat niet, want het enzym Cas9 wordt niet naar de juiste plek gestuurd door de DNA sequentie, maar door de single guide RNA.
  • Deze technologie is dus veel sneller, en je kunt hiermee dubbelstrengs breuken maken, enkelstrengs breuken maken, genen activeren of
    inactiveren, van alles dus