HC 1 introductie en renaissance Flashcards
'’Vroegmodern’’: hoofddebatten
periodisering
begin en einde.
Het begin en einde is te debatteren.
begin?
- 1453 Ottomanen Constantinopel overgenomen
- 1454, Gutenberg print
- 1492 Columbus
- 1517 de vijfennegentig stellingen van Luther.
Einde?
- 1776 Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring
- 1789 bestorming van de Bastille
- 1792 Franse Revolutie
- 1815 Slag bij Waterloo
'’Vroegmodern’’: hoofddebatten
Continuïteit of verandering?
- keerpunten
- Annales-school
- Histoire événementielle vs. longue durée
; Evenementiële geschiedenis is de geschiedenis van feiten en gebeurtenissen van de korte termijn, de courte durée. De term ontstond rond 1900 als reactie op de toen dominante politieke en krijgsgeschiedenis. - Emmanuel Le Roy Ladurie: period 1300–
1730 ‘histoire immobile’
'’Vroegmodern’’: hoofddebatten
Continuïteit of verandering?
- Annales-school
De Annales-school is een richting in de historiografie die een voortzetting is van de vernieuwingspogingen in de historiografie tussen 1900 en 1930 die reageerde tegen het historisch realisme van het historisme van Leopold von Ranke. Geschiedenis van gebeurtenissen.
Zeiden veel bleef hetzelfde.
- Met hun eerste kritiekpunt bedoelden Febvre en Bloch dat de geschiedschrijving zich alleen bezighield met de elite en dan vooral de politieke geschiedenis. Het grootste deel van de geschiedenis, het dagelijks leven van de modale mens, was in feite ‘vergeten geschiedenis’, betoogden Febvre en Bloch. In plaats daarvan wilden zij zich richten op de longue durée, de lange termijn, waarin historische patronen waren te ontdekken.
- Met hun tweede kritiekpunt bedoelden Febvre en Bloch dat historici weinig tot geen gebruik maakten van andere wetenschapsgebieden, die op andere manieren verbanden gevonden hadden. Zij vroegen zich af of het voor historici niet mogelijk was om deze inzichten als analytische instrumenten te gebruiken om ontwikkelingen in het verleden te verklaren.
'’Vroegmodern’’: hoofddebatten
Continuïteit of verandering?
- Histoire événementielle vs. longue durée
Histoire événementielle; geschiedenis van gebeurtenissen. Evenementiële geschiedenis is de geschiedenis van feiten en gebeurtenissen van de korte termijn, de courte durée. (Leopold von Ranke)
longue durée: De longue durée is een concept om de invloed van veranderingen van de fysische omgeving op de geschiedenis te duiden. De term werd in 1949 geïntroduceerd door Fernand Braudel in La Méditerranée et le monde méditerranéen à l’époque de Philippe II. Hij baseerde zich daarbij op de aanpak van de Annales-school van Lucien Febvre en Marc Bloch. Vanuit de historiografische richting Annaliste wilde men voorbij de korte termijn kijken, wat François Simiand evenementiële geschiedenis noemde.
Braudel maakte onderscheid tussen de korte, middellange en lange termijn. De korte termijn, courte durée of le temps évènementiel, betreft de evenementen of gebeurtenissen van veelal politieke aard. De middellange termijn is de ‘sociaal-economische tijd’, moyenne durée of le temps conjoncturel, of de ‘langzaam bewegende geschiedenis’. De lange termijn noemde hij de ‘geografische tijd’ of ‘structurele tijd’, le temps structurel, de bestendigheid. Dit idee van een langzaam proces van geografische of culturele verandering werkte hij uit in het begrip longue durée.
Op de korte termijn is er sprake van initiatieven van groepen of individuen als oorlogen, revoluties, wisselingen van regeringen, conjunctuurbewegingen en politieke verschuivingen. Deze lijken op dat moment de geschiedenis te sturen, maar op de lange termijn hebben ze niet noodzakelijk een grote invloed. Op de middellange termijn spelen cyclische technologische en economische veranderingen en de bevolkingsgroei een rol. De lange termijn wordt bepaald door geografische en klimatologische veranderingen en brengt fundamentele veranderingen teweeg die echter voor tijdgenoten niet of nauwelijks zichtbaar zijn.
'’Vroegmodern’’: hoofddebatten
Continuïteit of verandering?
-Emmanuel Le Roy Ladurie
periode 1300–1730 ‘histoire immobile’; motionless history; schreef voor het tijdschrift Annales.
‘Vroegmodern’’: hoofddebatten
Continuïteit of verandering?
- Het woord; modern, moderniteit?
Zuiden: modern
Noorden: vroegmodern
Teleologie: progres in geschiedenis en het verleden beoordelen. Doeleinde.
J.H. Elliot, History in the Making (2012): “Vroegmodern’ loopt het risico te suggereren dat de periode niet meer is dan een halte op weg naar de hedendaagse samenleving”. Dus geen andere uitkomst mogelijk?
‘Vroegmodern’’: hoofddebatten
Continuïteit of verandering?
- Eurocentrisme
Vroegmodern. Gemaakt voor Europa niet voor andere delen van de wereld. Andere paden bewandeld, en nog wandelen.
Renaissance
Giorgio Vasari 1511- 1574
Giorgio Vasari, een Italiaanse kunstenaar en historicus uit de Renaissance
1550 boek “De levens van de meest uitmuntende schilders, beeldhouwers en architecten”. In dit werk beschreef hij het leven en werk van verschillende bekende kunstenaars uit de oudheid tot zijn tijd.
Vasari introduceerde het concept van de “rinascita” (wedergeboorte), wat later de Renaissance werd genoemd. Hij zag deze periode als een herleving van de klassieke kunst en ideeën uit de oudheid, die lange tijd in de middeleeuwen verloren waren gegaan. De Renaissance werd gekenmerkt door een hernieuwde interesse in de menselijke vorm, wetenschap, filosofie en de natuur, wat resulteerde in een beweging van artistieke vernieuwing en innovatie.
Renaissance
Jules Michelet 1798-1874
Jules Michelet, een 19e-eeuwse Franse historicus, gebruikte de term “Renaissance” breder dan alleen de heropleving van de kunsten. Voor hem betekende het ook het ontwaken van de menselijke geest en de ontdekking van de mens en de wereld op nieuwe manieren. Hij zag het als een tijd van intellectuele en culturele bloei, waarin Frankrijk een belangrijke rol speelde.
Renaissance Jakob Burckhardt 1818-1897
Jakob Burckhardt, een Zwitserse historicus uit de 19e eeuw, beschouwde de Italiaanse Renaissance als een keerpunt in de Europese geschiedenis, maar zijn interpretatie verschilde van die van zijn tijdgenoten.
Hij zag de Renaissance als een periode van hernieuwde interesse in de klassieke oudheid, maar benadrukte dat het vooral een Italiaans fenomeen was. Burckhardt identificeerde drie belangrijke aspecten die de Italiaanse Renaissance kenmerkten:
- Stadstaten: In tegenstelling tot andere delen van Europa, waar nationale staten zich ontwikkelden, was Italië tijdens de Renaissance verdeeld in stadstaten. Deze politieke fragmentatie bevorderde competitie en rivaliteit tussen de steden, wat een vruchtbare voedingsbodem creëerde voor culturele en intellectuele ontwikkelingen.
- Humanisme: Burckhardt benadrukte de opkomst van het humanisme als een essentieel kenmerk van de Renaissance. Dit intellectuele beweging legde de nadruk op de studie van de klassieke teksten en de ontwikkeling van menselijke vermogens zoals rede, ethiek en retoriek.
- Artistieke revolutie: De Italiaanse Renaissance was een tijd van buitengewone artistieke vernieuwing, gekenmerkt door de opkomst van meesters zoals Leonardo da Vinci, Michelangelo en Rafaël. Kunst werd gezien als een manier om de menselijke ervaring en de idealen van de klassieke oudheid uit te drukken.
Kritiek (Italiaanse) Renaissance: Voor de meesten niet het geval.
Renaissance
Tijdens de Italiaanse Renaissance waren er significante politieke ontwikkelingen die de periode kenmerkten:
- Opkomst van stadstaten (commune): In plaats van een gecentraliseerde nationale staat, was Italië tijdens de Renaissance verdeeld in stadstaten, bekend als communes. Deze stedelijke gemeenschappen hadden een aanzienlijke mate van politieke autonomie.
- Opkomst van oligarchie: Binnen deze stadstaten ontstond een vorm van oligarchie, waarbij de politieke macht vaak in handen kwam van een kleine groep elite, bekend als de signori, die streden om de controle over de stad met de popolo, de brede bevolking.
- Prominente families: Families zoals de Medici in Florence en de Sforza in Milaan waren prominent aanwezig. Ze waren niet alleen politiek actief, maar ook cultureel en economisch invloedrijk. Deze families streden onderling om macht en controle over de stadstaten. Ze dienden vaak als ambassadeurs voor elkaar om informatie te verkrijgen over de plannen en acties van rivaliserende families.
Deze politieke ontwikkelingen waren niet nieuw in de zin dat ze al bestonden vóór de Renaissance, maar tijdens deze periode bereikten ze een nieuw niveau van complexiteit en rivaliteit, waarbij de prominente families hun macht en rijkdom wilden laten zien door te investeren in kunst, architectuur en andere vormen van culturele expressie.
Renaissance
Humanisme
- Francesco Petrarca (Petrarch) 1304-1374
- studia humanitas
- belang educatie
Het humanisme tijdens de Renaissance was een intellectuele beweging die zich richtte op de studie van de klassieke literatuur, filosofie en kunst, en op de ontwikkeling van menselijke vermogens zoals rede, ethiek en retoriek. Enkele belangrijke aspecten van het humanisme zijn:
- Francesco Petrarca (Petrarch): Hij wordt beschouwd als een van de grondleggers van het humanisme. Petrarca maakte onderscheid tussen zijn tijd en wat hij beschouwde als de “donkere tijden” van de Middeleeuwen, waarin veel van de culturele erfenis van de oudheid verloren was gegaan.
- Studia humanitatis: Het humanisme legde de nadruk op de studie van de zogenaamde “studia humanitatis”, waaronder grammatica, retoriek, poëzie, geschiedenis en filosofie. Deze disciplines werden gezien als essentieel voor de vorming van een goed opgeleide en moreel hoogstaande persoon.
- Belang van educatie: Het humanisme benadrukte het belang van onderwijs voor het individu en de samenleving als geheel. Het geloofde dat door middel van educatie mensen zichzelf konden verbeteren en dat dit zou leiden tot een betere, meer geïnformeerde en moreel betere samenleving.
Een uitdaging voor het humanisme was echter het feit dat veel van de klassieke teksten in het Latijn waren geschreven, wat betekende dat toegang tot deze teksten beperkt was tot degenen die Latijn konden lezen en begrijpen. Dit creëerde een kloof tussen de geleerde elite en de bredere bevolking.
Renaissance
Humanisme en religie:
- seculiere en individuele tijd
- broederschappen
- christelijke humanisme
- Erasmus
Het humanisme tijdens de Renaissance bracht een nieuwe relatie tussen religie en individu tot stand:
- Seculiere en individuele tijd: Het humanisme bracht een verschuiving teweeg naar een meer seculiere en individuele benadering van het leven. Het benadrukte de waarde en waardigheid van het individu en stimuleerde het zoeken naar kennis en de ontwikkeling van persoonlijke talenten.
- Broederschappen: Humanistische ideeën leidden tot de opkomst van broederschappen, waarin individuen samenkwamen om sociale, religieuze en filantropische doelen na te streven buiten de controle van de kerk om.
- Christelijk humanisme: Binnen het humanisme ontstond ook een stroming bekend als het christelijk humanisme, waarbij geleerden de Bijbel bestudeerden om de fouten en misstanden binnen de kerk aan de kaak te stellen. Eén van de bekendste figuren van het christelijk humanisme was Erasmus van Rotterdam.
- Erasmus’ “In Praise of Folly” (Lof der Zotheid): In dit werk bekritiseerde Erasmus de corruptie en wereldse macht van de kerk. Hij pleitte voor een terugkeer naar de eenvoud en nederigheid van het christendom, in contrast met de rijkdom en macht van de kerkelijke hiërarchie. In zijn streven om terug te keren naar de bronnen presenteerde hij het Nieuwe Testament in een Grieks-Latijnse editie die een einde maakte aan de onaantastbaarheid van de Vulgaat.
Renaissance
Artistieke Revolutie:
- patronage en kunstmarkt
- consumentenrevolutie
- religieus
- nieuwe kunst
Tijdens de Renaissance vond er een opmerkelijke ontwikkeling plaats in de relatie tussen kunstenaars en hun opdrachtgevers:
- Patronage en opkomst van de kunstmarkt: Kunst werd niet langer alleen gefinancierd door de elite, maar ook door een groeiend aantal opdrachtgevers uit verschillende sociale klassen. Dit resulteerde in een groeiende kunstmarkt waarop kunstwerken werden verhandeld en gekocht.
- “Consumer revolution” van Richard Goldthwaite: Deze term verwijst naar de opkomst van een consumentenrevolutie waarbij kunst beschikbaar werd gesteld voor een breder publiek. Het werd niet langer alleen gezien als een luxe voor de elite, maar als iets wat voor iedereen toegankelijk was.
- Religieuze kunst: Veel kunst tijdens de Renaissance bleef gericht op religieuze thema’s en werd vaak gebruikt om sacrale ruimtes te verfraaien. Ex voto’s, kleine religieuze voorwerpen die als dankbaarheidsoffers werden gegeven, waren ook populair.
- Een nieuwe kunst: De Renaissance zag een verschuiving naar nieuwe artistieke technieken en stijlen, zoals het gebruik van perspectief en anatomische nauwkeurigheid. Portretkunst kwam tot bloei, waarbij individuele persoonlijkheden werden vastgelegd met een nadruk op realisme en individualisme.
Renaissance
Drukpers
De uitvinding van de drukpers door Johannes Gutenberg in de 15e eeuw markeerde een keerpunt in de verspreiding van informatie en ideeën:
- Bouwt voort op bestaande technologieën: Gutenberg bouwde voort op bestaande technologieën, zoals de wijnpers en kennis over metaalbewerking, om zijn drukpers te ontwikkelen. Hierdoor kon hij op grote schaal teksten reproduceren.
- Eerste bijbeldruk: Gutenberg gebruikte zijn drukpers voor het eerst om de bijbel te drukken. Dit was niet alleen een praktische keuze vanwege de vraag naar bijbels, maar het maakte ook de verkoop van zijn drukpers lucratief.
Door papier lokaal te produceren en te gebruiken in combinatie met zijn drukpers, maakte Gutenberg de productie van boeken op grote schaal mogelijk, wat een enorme impact had op de verspreiding van kennis en de verspreiding van ideeën tijdens de Renaissance en daarna.
Hoewel Johannes Gutenberg niet persoonlijk verantwoordelijk was voor de uitvinding van papier, was het gebruik van papier een cruciaal onderdeel van zijn innovatie met de drukpers. Vóór de uitvinding van de drukpers werd perkament meestal gebruikt als schrijfmateriaal. Perkament was echter duur en moeilijk te verkrijgen.