H6 stedelijke samenleving Flashcards
Wat was het percentage van de Europese bevolking dat in steden woonde tijdens de vroegmoderne periode en waarom was de invloed van stedelijke samenleving buitensporig groot?
Ongeveer 10 tot 20 procent van de vroegmoderne Europese bevolking woonde in steden. Ondanks hun relatief lage bevolkingsaandeel hadden steden een onevenredig grote invloed vanwege hun rol als politieke, economische, administratieve en culturele centra van hun omgeving.
Welke gebieden in Europa waren het meest verstedelijkt in 1500, en welke steden hadden de grootste bevolking?
In 1500 waren noordelijk Italië en Zuid-Nederland de meest verstedelijkte gebieden, met steden zoals Venetië, Milaan, Genua, Florence, Rome, Napels en Palermo die elk meer dan 50.000 inwoners hadden. Andere landen hadden slechts één stad van vergelijkbare omvang, zoals Londen, Parijs en Lissabon.
Hoe verschilde de mate van verstedelijking tussen Europese staten tussen 1500 en 1800?
Hoewel de stedelijke bevolking in Europa aanzienlijk toenam tussen 1500 en 1800, concentreerde de groei zich voornamelijk in de grotere, regionaal belangrijke steden. Zowel expansie als stagnatie waren kenmerkend voor deze periode.
Welke factoren werden gebruikt om steden te definiëren, en waarom is economische status nu algemeen aanvaard als een betere maatstaf?
Historisch gezien werden steden gedefinieerd op basis van criteria zoals grootte (typisch meer dan 2.000 inwoners) of fysieke kenmerken zoals muren. Echter, tegenwoordig wordt algemeen aangenomen dat economische status een betrouwbaardere maatstaf is. Een gemeenschap werd beschouwd als een stad als het een diversiteit aan ambachten en productie bevatte, wat aantoonde dat de meerderheid van de bevolking niet alleen bezig was met landbouw voor eigen levensonderhoud.
Hoe veranderden de stedelijke / landelijke relaties naarmate de vroegmoderne periode vorderde, met name met betrekking tot serfdom?
Naarmate de vroegmoderne periode vorderde en serfdom in West-Europa afnam, ontwikkelden steden en platteland wederzijds voordelige relaties. Steden dienden als marktplaatsen waar boeren hun overschotten konden verkopen of goederen konden ruilen. Hoewel er spanningen waren, zoals over graanleveringen en belastingen, waren stedelijke en landelijke gemeenschappen afhankelijk van elkaar.
Hoe verschilde economische activiteit tussen steden op basis van factoren zoals grootte, locatie en type handel of productie?
Economische activiteit verschilde aanzienlijk tussen steden, afhankelijk van hun omvang, locatie en de aard van handel of productie. Lokale, regionale en nationale economieën, evenals internationale netwerken, speelden allemaal een rol in de welvaart van steden.
Welke invloeden hadden de opening van handelsroutes naar Afrika, Azië en de ontdekte Amerika’s op de stedelijke welvaart in Europa?
De opening van handelsroutes naar Afrika, Azië en de Amerika’s leidde tot een verschuiving van welvaart van de mediterrane regio naar de Atlantische regio in Europa. Sommige steden profiteerden van deze trend, terwijl anderen achteruitgingen. Administratieve centra en oorlog hadden ook invloed op de welvaart van steden.
Hoe evolueerde de economische dominantie van steden in Europa gedurende de vroegmoderne periode, met speciale aandacht voor Amsterdam en de Nederlandse handel?
Amsterdam groeide spectaculair en werd een belangrijk handelscentrum, dominant in de handelsroutes door de Middellandse Zee, de Atlantische Oceaan en de Indische Oceaan. De Nederlanders domineerden de handel en vestigden financiële overheersing met de oprichting van de eerste nationale bank in 1609. Uiteindelijk werden de Nederlanders in de zeventiende eeuw vervangen door Engeland en Frankrijk als de dominante economische en politieke machten van Europa.
Hoe beïnvloedden oorlog en administratieve veranderingen de welvaart van steden, en welke steden waren opmerkelijke succesverhalen in deze context?
Oorlog en administratieve veranderingen hadden invloed op de welvaart van steden. De Hanze, die in de middeleeuwen de Baltische handel domineerde, verminderde tegen 1500. Steden zoals Hamburg en Danzig werden welvarender, terwijl andere, zoals Praag, in verval raakten. Madrid groeide als het gevestigde regeringscentrum van Spanje, terwijl Versailles werd gecreëerd als een nieuwe administratieve en culturele kern in Frankrijk.
Wat waren enkele subtiele ontwikkelingen binnen Europese regio’s tijdens de vroegmoderne periode met betrekking tot stedelijke groei en achteruitgang?
Subtiele ontwikkelingen binnen Europese regio’s omvatten de achteruitgang van de Hanze, de opkomst van steden zoals Augsburg en Nuremberg, en veranderingen als gevolg van de Dertigjarige Oorlog. Steden zoals Hamburg en Danzig bleven welvarend, terwijl anderen, zoals Rome, groeiden als gevolg van stadsplanning. De opkomst van administratieve centra en de groei van steden werden beïnvloed door diverse factoren en verschoven naarmate de vroegmoderne periode vorderde.
Wat kenmerkte het stadsbeeld van vroegmodern Europa, en wat was de fysieke demarcatie van stedelijke ruimte?
Het stadsbeeld van vroegmodern Europa werd gedomineerd door kerken, en de stadsruimte was vaak omgeven door muren met smalle straten en open pleinen. Fysieke demarcatie van stedelijke ruimte werd gekenmerkt door deze structuren.
Welke collectieve verantwoordelijkheden waren betrokken bij het stadsleven, en welke sociale groepen speelden een rol?
Stadsbewoners participeerden binnen de lokale parochie in devoties en processies, betaalden belastingen en dienden in de lokale militie. Sociale status werd bepaald door deelname aan groepen zoals gilden en broederschappen.
Hoe werd stedelijk bestuur georganiseerd, en wie domineerde vaak de stadshallen?
Stedelijk bestuur was in handen van een smalle groep functionarissen, zoals de burgemeester en schepenen, ondersteund door een breder groep raadsleden. Lokale families domineerden vaak de stadshallen, maar de exacte processen van selectie varieerden tussen steden.
Wat waren de belangrijkste verantwoordelijkheden van stadsraden, en hoe reageerden ze op crises?
Stadsraden hadden verantwoordelijkheden met betrekking tot dagelijkse en noodsituaties, zoals het regelen van graanvoorziening, het voorkomen van de verspreiding van de pest en het omgaan met brand, overstromingen en andere rampen. Ze organiseerden ook de lokale militie en reguleerden ambachten en gilden.
Hoe evolueerde de rol van stadsraden in het licht van sociale en culturele veranderingen tijdens de vroegmoderne periode?
Stadsraden kwamen voor nieuwe uitdagingen te staan, waaronder armenzorg, onderwijs en de opkomst van de Reformatie. Ze moesten confessionele diversiteit accommoderen en spanningen tussen geloofsovertuigingen bemiddelen.