Centre and periphery Flashcards
Hoe verschilde de focus van de studie van overheid vóór en na de tweede helft van de twintigste eeuw?
Vóór de tweede helft van de twintigste eeuw lag de focus van de studie van de overheid voornamelijk op instellingen zoals vorstelijke hoven en raden op centrale locaties. Na de tweede helft van de twintigste eeuw begonnen sociale historici en ‘nieuwe’ politieke historici echter machtrelaties te onderzoeken over een veel groter geografisch bereik en sociale diepte, waarbij talrijke, vaak overlappende lagen van de overheid en communicatieketens werden onthuld.
Welke trend begon zich te ontwikkelen vanaf het midden van de vijftiende eeuw met betrekking tot territorialisering?
Vanaf het midden van de vijftiende eeuw begon er een proces van territorialisatie te ontstaan, dat deels werd aangewakkerd door sociaal-economische druk als gevolg van bevolkingsgroei, sociale differentiatie en toenemende armoede, en deels door confessionele conflicten die gepaard gingen met de Reformatie.
Hoe werden lokale instituties in veel opkomende vroegmoderne staten gebruikt door de centrale overheid?
In veel opkomende vroegmoderne staten werden lokale instituties geleidelijk aan geannexeerd voor het eigen gebruik van de centrale overheid, door bijvoorbeeld het verlenen van patronage aan individuen die invloed konden uitoefenen op de lokale politiek of door lokale ambten op te nemen in de zich ontwikkelende staatsstructuur.
Hoe gebruikten vroegmoderne vorsten symbolische vertegenwoordiging om hun autoriteit te tonen?
Vroegmoderne vorsten gebruikten symbolische vertegenwoordiging als een strategie om hun autoriteit te tonen aan de lokale bevolking. Dit omvatte het gebruik van propaganda, zoals het verspreiden van kronieken, portretten en muntstukken, evenals het organiseren van koninklijke progressen om zichzelf aan het volk te tonen en hun grieven te horen.
Wat waren enkele strategieën die vroegmoderne heersers gebruikten om samenwerking onder hun onderdanen te bevorderen?
Enkele strategieën die vroegmoderne heersers gebruikten om samenwerking onder hun onderdanen te bevorderen, waren onder meer het verlenen van patronage aan invloedrijke individuen, het gebruik van symbolische vertegenwoordiging, het verbeteren van communicatie-infrastructuur en het aanmoedigen van educatie en lezen onder de bevolking.