H7.8: Fysiologie tractus circulatorius Flashcards

1
Q

waaruit bestaan vaten?

A

drie lagen:
-tunica adventitia
-tunica media
-tunica intima

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waaruit bestaat tunica adventitia?

A

endotheel bestaand uit bindweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waaruit bestaat tunica media?

A

glad spierweefsel met elastische bindweefsellaag: zorgt voor diameterverandering van bloedvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waaruit bestaat tunica intima?

A

endotheel met bindweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waaruit bestaan capillairen?

A

alleen endotheelcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hebben aders of slagaders meer bindweefsel?

A

aders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is de windketelfunctie?

A

van slagaders, die bevatten veel elastine waardoor ze de drukstoot van ventrikels op kunnen vangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is compliantie?

A

mate van rekbaarheid ; dV/dP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

is de compliantie bij venen of arteria groter?

A

venen (door bindweefsel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waar zijn de drukverschillen tussen systole en diastole (polsdruk) het grootst?

A

in het ventrikel (vooral linker)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is de mean arterial pressure?

A

2/3 * Pdiastole + 1/3 * Psystole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waar vindt de grootste drukafname plaats?

A

arteriolen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is de algemene stromingsformule?

A

dP= F(flow) * R

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

R=

A

r^-4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kleine veranderingen in de vaatdiameter leiden tot….

A

grote veranderingen in de weerstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

in parallel:

A

1/Rtot = 1/R1 + 1/R2
en
Gtot = G1 + G2

17
Q

drukverschil hele lichaam = totale perifere weerstand =

A

Paorta - Prechteratrium = F * Rtotaal

18
Q

wat zijn baroreceptoren?

A

meten de rekkingsgraad van belangrijkse vaten; vrije zenuweindigingen met rekkingsgevoelige kanalen in sinus caroticus (verwijding van a. carotis interna) en aortaboog

19
Q

hoe verder het vat uitrekt…

A

hoe meer actiepotentialen voor de baroreceptoren, dat signaal gaat via n. vagus naar hersenstam, hartslag frequentie omlaag een vasodilatatie

ze remmen dus vasomotorische neuronen in verlengde merg

20
Q

waartoe leidt de sympathicus?

A

activatie b-adenerge receptoren en deze stimuleren Ca kanalen en funnycurrent: snelle diastolische depolarisatie en hogere frequentie

maar wel constrictie van vaten naar bv darmen

21
Q

waartoe leidt de parasympathicus?

A

andersom maar dan ook nog K kanalen open , dus langzamere diastoslische depolarisatie en lagere frequentie

22
Q
A