H4.2: Neuronen en glia Flashcards
Waaruit bestaan centrale zenuwen?
-grijze stof (cellichamen en dendrieten)
-witte stof (axonen)
-spinale zenuwen
Wat zijn dermatomen?
Daar gaan de perifere zenuwen naartoe; stukjes van de huid
Waaruit bestaat een neuron?
-dendrieten (ontvangen signalen)
-soma (cellichaam)
-axon
-axonheuvel
-zenuweindiging/Bouton de passage
-synaps
-myelineschede (om axon)
Wat is een zenuweindiging/bouton de passage?
Bevatten neurotransmitter in vesiculi/synapsblaasje
Wat vormt het receptief oppervlak?
De dendrieten en het soma
Wat gebeurt er in de synaps van een chemisch neuron?
Een elektrische prikkel (actiepotentiaal) wordt vertaald in een chemische prikkel (neurotransmitter)
Waarvoor zorgt de myelineschede om een axon?
Het snelle vervoer van informatie bij actiepotentialen/
Wat is het receptieve deel van een neuron?
Dendrieten en soma
Wat zijn gliacellen?
Cellen die neuronen ondersteunen, bv door vorming van myelineschedes
Wat is een neuropil?
Een plaats in de grijze stof waar zich geen cellichamen bevinden
Wat is een tractus?
Bundel van axonen met dezelfde ‘functie’
Wat zijn afferente en efferente prikkels?
Afferent= naar CNS toe
Efferent= van CNS af
Wat zijn de drie soorten classificatie van neuronen?
projectie, dendritische structuur, aantal uitsteeksels
Wat houdt projectie classificatie in?
Waar neuronen naartoe gaan:
a. twee punten ver uit elkaar
b. kort; directe verbinding
Wat houdt dendritische structuur classificatie in?
vorm van uitsteeksels;
a. pyramide (cortex)
b. ster