H11.8: Medische geschiedenis Flashcards

1
Q

waarom medische geschiedenis?

A

-manier om op heden te reflecteren
-overzicht en oriëntatie tijd en context

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

in welke opzichten zijn ‘ziekten’ verandert?

A
  1. mensen hebben andere ziekten
  2. dokters hebben andere ideeën over ziekten
  3. ziekten hebben andere sociale/wetenschappelijke betekenissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke patronen van ziekteverandering zijn er?

A
  1. eradication/diminishment; ene ziekte weg (infectieziekten)
  2. substitution; andere ziekte voor in de plaats (chronische ziekten zoals hart en vaat)
  3. relocation; mensen , gewassen en dieren kunnen nu verplaatsen over de hele wereld waardoor ziekten makkelijker kunnen worden bestreden
  4. emergence de novo; door nieuwe oorzaken (straling bv), gedragspatronen (roken), diagnostische technieken
  5. re-emergence
  6. transmutation; verandering van karakter/verloop van individuele ziekten; bijvoorbeeld van acuut naar chronisch (diabetes)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

is de ontwikkeling van de geneeskunde lineaire vooruitgang?

A

nee, je moet de nadelige gevolgen van je eigen acties weer oplossen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is de natuurlijke historie van een ziekte?

A

de natuurlijke verloop dus hoe het zou gaan zonder interventie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is het grootste veschil qua hoe men naar ziekten keek tussen 18de en 19de eeuw?

A

eerst heel specifiek individu > algemeen ziektebeeld; meer nadruk op objectieve ziekte, dus opkomst ontologisch ziektebegrip

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is ontologisch ziektebegrip?

A

ziekten zijn reeële en vaststaande entiteiten en bestaan los van de patiënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is een sociaal-constructivistisch ziektebegrip?

A

veranderlijke processen en dynamisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe ontwikkelde de ziekte beschrijving en classificatie zich in de loop der jaren?

A

-17de en 18de: op basis van klachten
-eerste helft 19de: op basis van anatomisch criteria
-tweede helft 19de: stofwisselingsstoornissen
-vanaf late 19de: oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn protoziekten?

A

‘biomarkers’; dus wanneer iemand nog niet echt klachten heeft; hoge bloeddruk, hoog cholesterol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waarom werden artsen altijd al gerespecteerd?

A

ze konden een diagnose en prognose geven; minder onzekerheid bij zieken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is de betekenis/functie van diagnose voor een arts?

A

tussenstap naar behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is de betekenis/functie van diagnose voor patient?

A

weer verder kunnen; onderdeel van identitieit maken; transitie naar nieuwe sociale werkelijkheid;

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

is diagnostiseren neutraal?

A

nee, allerlei sociale en economische gevolgen voor patiënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly