H7.1: Inleiding Flashcards
Wat is het verschil tussen milieu interieur en milieu exterieur?
-interieur= extracellulaire vloeistof
-exterieur= vloeistoffen in zweetklieren, darmstelsel en urine
Waarvoor zorgt homeostase?
thermoregulatie, constante ionensamenstelling en constante zuurgraad
Waar de liggen de centrale thermosensoren?
hypothalamus
Wat is hypothermie en hyperthermie?
onderkoeld, overkoeld
Welke vier regulatoren van warmteafgifte zijn er?
straling/radiatie, geleiding/conductie, stroming/convectie (zoals lucht), verdamping/evaporatie
Waardoor wordt de regulatie van warmteafgifte geregeld?
autonoom zenuwstelsel
Hoe vindt de sympatische thermoregulatie plaats?
- activatie cholinerge sympatisch postganglionaire huidvezels door acetylcholine –> zweten
- activatie adrenerge sympatische vezels door noradrenaline –> vasoconstrictie
Waar zitten temperatuurgevoelige neuronen?
area preoptica in hypothalamus
Welke componenten hebben warmtereceptoren?
-fasisch (plots)
-tonisch (constant)
Waarvan maken perifere zenuwen gebruik?
kou- en warmtegevoelige ionkanalen
waarvoor zijn koudegevoelige ionkanalen gevoelig?
kou en menthol
waarvoor zijn warmtegevoelige ionkanalen gevoelig?
warmte en capsaïcine
welke mechanismen voor warmteproductie zijn er?
verhoogde spiertonus, klappertanden/rillen, random bewegingen, verbranding bruin vetweefsel
wat past er bij verbranding van bruin vetweefsel?
sympathisch zenuwstelsel.
bevindt zich in nek (supraclaviculair), bij mediastinum, paravertebraal en suprarenaal
betaadrenerge receptoren
Wat gebeurt er bij afgifte van noradrenaline?
bindt op beta-adrenerge receptoren van bruine vetcellen
én: bindt aan a1-receptoren in gladde spierweefsel van vaten, en vaten worden smaller