💟geschiedenis Flashcards

1
Q

tijdlijn van tijdvakken en scharnierdata

A
.... prehistorie 3500 vc
3500 vc oude nabije oosten 800 vc
800 vc klassieke oudheid 500
500 middeleeuwen 1450
1450 vroegmorderne tijd 1750
1750 moderne tijd 1945
1945 hedendaagse tijd nu
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke 4 domeinen zijn er?

A

politiek domein
economisch domein
sociaal domein
cultureel domein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is het verschil tussen een historische bron en een historisch werk?

A

historische bron: rechtstreekse getuigenis

historisch werk: gemaakt op basis van historische bronnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is het verschil tussen een primaire en secundaire bron of werk?

A

primair: maker leefde in periode waarover hij spreekt
secundair: later

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke begrippen in de wereld zijn er?

A

lokaal: plaatselijk(wijk, gemeente, stad..)
regionaal: regio(streek, provincie, gewest..)
nationaal: staat of land
continentaal: werelddeel
globaal: wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke begrippen in ruimte zijn er?

A

stedelijke: stad
rurale: platteland
open: open landschap of samenleving
gesloten: gesloten landschap of samenleving
continentale: landinwaarts, geen zee
maritieme: in of aan de zee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  • wanneer is de tijd van de Etrusken?
  • waar is de plaats van de Etrusken?
  • welke domeinen van de Etrusken?
A
  • klassieke oudheid (klein stukje eind oude nabije oosten)
  • Italië
  • alle: politiek, sociaal, cultureel, economisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waarom waren de Etrusken wss een rijk volk?

A

in hun gebied bevinden grote voorraden aan ijzererts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoezo weet men zo weinig over de Etrusken?

A
  1. er zijn weinig geschreven bronnen bewaard

2. ze gebruikten hun eigen taal, die grotendeels onbekend is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  • wanneer is de tijd van de Rome?
  • waar is de plaats van Rome?
  • welke domeinen van Rome?
A
  • klassieke oudheid
  • Midden-Italië ongeveer
  • alle: politiek, economisch, sociaal, cultureel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

tijdlijn Rome

A

ontstaan Rome: ongv 1000 vc
mythische stichting: 753 vc
de republiek: 509 vc
het keizerrijk: 27 vc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

2 redenen voor de gunstige ligging van Rome

A
  • het ligt midden op de verbindingsweg tussen het noorden en het zuiden van Italië
  • de heuvels en moerassen vormen een natuurlijke bescherming tegen invallers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is de pater familias?

A

het familiehoofd van het gezin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is gens?

A

verschillende families met dezelfde voorvader

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn patriciërs?

A

=aristocraten:

  • geloven dat ze afstammen van de stichters van Rome
  • bezitten bijna alle grond
  • kiezen de koning en geven hem raad
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn plebejers?

A

=gewone burgers

  • bezitten persoonlijke vrijheden, maar geen macht
  • boeren, ambachtslieden, handelaars
  • boeren zijn afhankelijk van de patriciërs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat zijn slaven?

A
  • krijgsgevangenen of hun afstammelingen
  • ze leiden een zwaar bestaan
  • weinig of geen rechten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

hoe ging het Romeinse bestuur?

A
koning (levenslang)
=opperpriester
=opperrechter
=opperbevelhebber
\/ geeft advies aan de koning \/
senaat
=familiehoofden
\/ kiest de koning \/
volksvergadering
=alle mannelijke patriciërs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

welke 2 dingen namen de Romeinen van de Etrusken over?

A
  • de waarzeggerij

- gladiatorenspelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

hoe wordt Rome de meester in Italië in 4 stappen

A
  • Rome verovert Latium
  • Rome verovert de rest van Midden-Italië
  • Rome verovert de Griekse kolonies
  • Rome regeert ca. 270 vc over heel Italië ten zuiden van de Po
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

eerste Punische oorlog

A

Rome verwerft de eerste gebieden buiten Italië (Sicilië)

264-241 vc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

tweede Punische oorlog

A

de Carthaagse generaal Hannibal maakt het Rome moeilijk

218-201 vc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

derde Punische oorlog

A

Carthago wordt verwoest en wordt een Romeinse provincie

149-146 vc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

verdeel en heers principe VERDEEL

A

verdeel-

verschillende gebieden krijgen een verschillende behandeling: verschillende vrijheden en rechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

wat is een en provincia

A

een veroverd gebied buiten Italië

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

verdeel en heers principe HEERS

A
  • alleen trouwe steden worden beloond met meer vrijheden en rechten
  • getraind leger
  • uitgebreid net van heerbanen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

wat is de functie van heerbanen?

A

positief voor leger en handel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

wat is proletariaat

A
  • grote groep arme plebejers + uitgeweken boeren

- bezitlozen

29
Q

wat is nobilitas

A
  • kleine groep patriciërs + rijke plebejers

- rijkdom en (politieke) macht

30
Q

welke 3 problemen krijgt de kleine boer na de Punische oorlogen?

A
  1. de akkers zijn niet bewerkt tijdens de oorlog
  2. Rome verhoogt de belastingen
  3. hij kan niet concurreren met de goedkope landbouwproducten uit de veroverde gebieden
31
Q

welke gevolgen zijn er voor de kleine boer na de Punische oorlogen?

A
  • moet zijn boerderijtje verkopen
  • > zo ontstaan latifundia
  • trekt naar de steden
32
Q

wat is een latifundia

A

groot landbouwbedrijf

33
Q

welke wetten stelde Grachen op?

A

Graanwet: graan voor de arme tegen een lage prijs
Landwet: staatsland onder de armen verdelen
Legerwet: legeruniform betaald door de staat, dienstplicht pas vanaf 17

34
Q

tijdlijn Augustus les 23

A

koninkrijk
republiek
keizerrijk
(notities voor data)

35
Q

hoe wint Augustus het vertrouwen van de senaat?

A
  • de senaat zijn taken terug geven
  • de meeste instellingen en ambten laten bestaan
  • de republiek schijnbaar te houden
36
Q

hoe wint Augustus het vertrouwen van het volk?

A
  • regelmatig graan/soms geld uitdelen
  • werkloosheid verminderen
  • gratis spelen organiseren
37
Q

wat is gewapende vrede?

A
  • legioenen verdedigen de grenzen tegen invallers van buitenaf
  • in rebelse provincies van het rijk zijn er legioenen aanwezig
  • vloot bewaakt de Middellandse Zee
38
Q

wat zijn de natuurlijke grenzen van het RR?

A

N: Rijn, Donau
O: Eufraat
Z: woestijnen
W: Atlantische Oceaan

39
Q

welke functies zijn er in een Romeinse villa?

A
stallen
schuur
slaapplaats van slaven
werkplaats (smit)
de villa zelf
40
Q

wat is een latifundium in meer details?

A

een groot stuk land waar slaven en arme boeren aan landbouw doen voor 1 rijke Romein

41
Q

belang landbouw in de Romeinse economie

A

95% van het RR waren landbouwers

42
Q

wat is de plaats van Rome in de handel?

A

goederen naar Rome: komen van binnen en buiten het rijk

goed voor de economie van een gebied

43
Q

wat is mare nostrum?

A

het betekent onze zee en het is de Midelllandse Zee

44
Q

wat is limes

A

versterkte grenzen

45
Q

wat is pax romana

A

romeinse vrede

46
Q

wat is een soldatenkeizer

A

de keizer die als commandant door
zijn veelal opstandige legioenen tot
keizer was uitgeroepen

47
Q

wat is een adoptiekeizer

A

de heersende keizer zoekt tidens zin
leven de best mogelike opvolger en
adopteert die

48
Q

wat is viermansbestuur

A

in elk deel van het RR een keizer en
medekeizer
medekeizer volgt keizer op en kiest
nieuwe medekeizer

49
Q

hoe hebben soldatenkeizers het RR verzwakt?

A
1. de grensverdediging werd
verwaarloosd
-germaanse aanvoerders:
2. krijgen belangrijke functies in het
leger
3. bemoeien zich met de romeinse
politiek
50
Q

waarom werd Constantinopel opgericht?

A

het oostelijke gedeelte van zijn rijk is
dichter bevolkt, rijker en
gemakkelijker te verdedigen, hij maakt
Byzantium ‘nieuwe Rome’

51
Q

waarom werd het RR gesplitst in 2 delen?

A

hij hoopte dat bide delen apart beter

te besturen en te verdedigen waren

52
Q

hoe ging het WRR ten onder?

A

niemand luisterde nog naar de West-
Romeinse keizer en hij werd afgezet in
476

53
Q

welke activiteiten kon je in de Romeinse thermen doen?

A
baden
sporten
lezen
drinken
mensen ontmoeten
54
Q

wat is de functie van het theater en amfitheater

A

feesten, toneelstukken, dierengevechten, gladiatorenspelen

55
Q

wat is de functie van paardenrennen

A

wagenwedrennen

56
Q

wat is de functie van sportvelden

A

atletiekwedstrijden

57
Q

wat zijn de gelijkenissen tussen winkels nu en Romeinse winkels

A
  • winkels aan de voorkant van huizen en appartmenten
  • toonbank
  • stapelruimte
  • producten uitstallen op straat
  • tussenverdieping
58
Q

waarom organiseren de rijke Romeinen de spelen?

A
  • voorkomen dat de massa armen zich gaat vervelen
  • opstanden voorkomen
  • populariteit politici verhogen
59
Q

wat zijn de rechten van de Romeinse man

A
  • bezit alles
  • heeft macht over zijn familie
  • iedereen moet naar hem luisteren
60
Q

wat zijn de rechten van de Romeinse vrouw

A
  • leidt het huishouden en de huisslaven
  • beheert de huissleutels
  • mag scheiden
61
Q

wat zijn 2 dingen die de Romeinse vrouw niet mag doen/verplichtingen

A
  • geen politieke rechten

- ze zijn huisvrouwen

62
Q

2 verschillen tussen de positie van de Romeinse vrouw vroeger en de vroeg van nu

A

wel politieke rechten

recht op werken

63
Q

3 verschillen tussen Romeins en hedendaags onderwijs

A

straf: stokslagen VS strafstudie
vakken: grammatica VS economie…
studeren: uit het hoofd leren VS vaardigheden oefenen

64
Q

wat is romanisatie/romanisering

A

Galliërs volledig Romeins maken

65
Q

wat is natuurreligie?

A

Galliërs vereren hun goden in de natuur

66
Q

hoezo vormen de Galliërs geen eenheid

A

verschillende stammen of groepen-> vaak onderlinge conflicten

67
Q

hoezo heeft Caesar een voordeel tegenover de Galliërs

A

hij maakt gebruik van de onderlinge conflicten

68
Q

hoe proberen de Romeinen controle in Gallië te behouden

A
  1. legerkampen op strategische plaatsen
  2. Gallië verdeelt in provincies en civitates
  3. Kolonies in veroverde gebieden
  4. aanleg heerbanen voor leger
69
Q

welke invloed hebben de Romeinen op de Gallische godsdienst?

A
  • gelijkschakeling Romeinse goden met Gallische goden

- naast natuurreligie ook christendom