♥️frans Flashcards
l’adjectif démonstratif (avn)
ce / cette : dit, dat, deze, die
ces : deze die
cet hôtel, cet ami
klein
petit, petite VOOR
ideaal
idéal, idéale ACHTER
kalm
calme ACHTER
avontuurlijk
aventureux, aventureuse ACHTER
sportief
sportif, sportive ACHTER
goed
bon, bonne VOOR
nieuw
nouveau, nouvelle VOOR
eerste
premier, première VOOR
wit
blanc, blanche VOOR
dik
gros, grosse VOOR
gek
fou, folle ACHTER
lang
long, longue VOOR
rood(harig)
roux, rousse ACHTER
oud
vieux, vieille VOOR
zwart
noir, noire VOOR
mooi
joli, jolie / beau, belle VOOR
grijsp
gris VOOR
jong
jeune
groot
grand, grande
laatste
dernier, dernière
slecht
mauvais
leuk
chouette
andere
autre
welk bijv naamwoorden ACHTER zn?
nationaliteiten
kleuren
vormen
le comparartif et superlatifm
+ plus … que
= aussi … que
- moins … que
++ le/la/les plus…. (de)
- - le/la/les moins…. (de)
l’adjectif possesif (bvn)
mon, ma, mes ton, ta, tes son, sa, ses notre, nos votre, vos leur, leurs !!! mon amie
l’imparfait
nous-vorm - ons ais ais ait ions iez aient
l’imparfait être
étais étais était étions étiez étaient
bezet/niet vrij
occupé(e)
bezet/niet vrij
occupé(e)
aanvaarden
accepter
uitleggen
expliquer
op het einde van
au bout de
met veel plezier
avec grand plaisir
graag gedaan
de rien
sorry/het spijt me
désolé(e) / je regrette
graag gedaan
il n’y a pas de quoi
tot aan
jusqu’à
inderdaad
tout à fait
graag!
volontiers
het (stads)centrum
le centre (-ville)
het park
le parc
de parking
le parking
de wijk
le quartier
het (trein)station
la gare
de Grote Markt
la Grand-Place
het plein, de plaats
la place
de brede laan
le boulevard
het kruispunt
le carrefour
de weg
le chemin/ la route
de hoek
le coin
de verkeerslichten
les feux
het zebrapad
le passage pour piétons
het (stads)plan
le plan (de ville)
de brug
le pont
het rondpunt
le rond-point
het verkeer
le trafic
het voetpad
le troittoir
de tunnel
le tunnel
het viaduct
le viaduc
de laan
l’avenue (f)
het fietspad
la piste cyclable
de straat
la rue
de richting
le sens/ la direction
de bestemming
la destination
de wandeling
la promenade
(rechtdoor) gaan
aller (tout) droit
stoppen
(s’)arrêtter
aankomen
arriver
verder gaan/doorgaan
continuer
binnenkomen
entrer
stappen
marcher
terugkeren
rentrer
zich oriënteren
s’orienter
uitgaan, buitengaan
sortir
volgen
suivre
naar links afslaan
tourner à gauche