💛natuurwetenschappen Flashcards

1
Q

volgorde organisatieniveaus

A

(-glucose,vetzuren,aminozuren

  • koolhydraten,vetten,eiwitten)
  • cel
  • weefsels
  • organen
  • stelsels
  • organisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de cel van een organisme?

A

de cel is het kleinste levende bouwsteentje van een organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is een levende cel uit gebouwd?

A

een levende cel is opgebouwd uit verschillende levenloze stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe is een overlangse doorsnede?

A

bij een overlangse doorsnede is de snijrichting in de lengte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe is een dwarse doorsnede?

A

bij een dwarse doorsnede is de snijrichting dwars op de lengte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is iets macroscopisch

A

iets macroscopisch kan je waarnemen met het blote oog->groot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is iets microscopisch

A

iets microscopisch is iets dat je kan waarnemen met een microscoop om dat het te klein is om te zien met het blote oog->klein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

functie celkern

A
  • coördineert de werking vd cel

- bevat de erfelijke kenmerken van het organisme->DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

functie celmembraan

A
  • de celbegrenzing

- het transport van stoffen in+uit regelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

functie cytoplasma

A

-de celvloeistof met opgeloste stoffen voor de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

functie mitochondriën

A

daarin-> de stofomzetting waarbij glucose wordt verbrand en energie vrijkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

functie bladgroenkorrels

A

-gebeurt de stofomzetting waarbij voedingsstoffen (glucose) voor de plant worden gevormd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

functie vacuole

A
  • water+opgeloste stoffen worden opgeslagen

- extra stevigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

functie celwand

A

-vorm + stevigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke soort cel heeft wat?

A

plantaardige+dierlijke:
celkern+ celmembraan+ cytoplasma+ mitochondriën
plantaardige:
bladgroenkorrels+ vacuole+ celwand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is een weefsel?

A
  • groep van cellen met hetzelfde uitzicht en dezelfde functie(s)
  • bestaat uit 1 celtype
  • zijn microscopisch klein
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is een orgaan?

A
  • groep van weefsel die samen instaan voor dezelfde functie(s)
  • bestaat uit verschillende celtypes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

ligging van de holtes van een konijn

A

rechterzijde linkerzijde
borstholte
buikholte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

welke zijn de belangrijkste organen bij het transportstelsel?

A

bloedvaten en het hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

welke zijn de belangrijkste organen bij het spijsverteringstelsel?

A

slokdarm en lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

welke zijn de belangrijkste organen bij het uitscheidingsstelsel?

A

nieren en urineblaas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

welke zijn de belangrijkste organen bij het ademhalingsstelsel?

A

luchtpijp en longen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

welke zijn de belangrijkste organen bij het mannelijk voortplantingsstelsel?

A

penis en teelballen LMAO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

welke zijn de belangrijkste organen bij het vrouwelijk voortplantingsstelsel?

A

eierstokken en baarmoeder🤗

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

welke zijn de belangrijkste organen bij het beenderstelsel?

A

schedel en scheenbeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

welke zijn de belangrijkste organen bij het spierstelsel?

A

biceps en buikspieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

welke zijn de belangrijkste organen bij het zenuwstelsel?

A

hersenen en ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

proces celademhaling

A

glucose+zuurstofgas
(inde mitochondriën)
koolstofdioxide+water(+afvalstoffen)
=stofomzetting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

naar wat wordt chemische energie uit het voedsel omgezet en hoe noemt dat bij de celademhaling

A

energieomzetting:

naar kinetische+thermische energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welke stof in je lichaam zorgt voor het transport van en naar de cellen?

A

bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Vanuit welke organen is er aanvoer van stoffen? (celademhaling)

A

darmen en longen

32
Q

Naar welke organen worden de eindproducten van de celademhaling afgevoerd?

A

huid,nieren,longen

33
Q

wat is verkleinen door beweging?

A

mechanisch verkleinen

34
Q

wat is verkleinen door verteringssappen die chemisch reageren met voedsel

A

chemisch verkleinen

35
Q

wat zijn voedingsmiddelen?

A

alle soorten voedsel die je eet en drinkt

36
Q

wat zijn voedingsstoffen?

A

voedingsstoffen zijn de stoffen waaruit voedingsmiddelen zijn opgebouwd

37
Q

wat zijn de zeven voedingsstoffen?

A
koolhydraten
vetten
eiwitten(proteïnen)
voedingsvezels
mineralen 
vitamines
water
38
Q

brandstoffen zijn…

A

vetten+koolhydraten

  • energie
  • lichaamsbeweging
  • werking vd organen
  • lichaamstemp regelen
39
Q

bouwstoffen zijn…

A

eiwitten+water+mineralen

  • groei+herstel
  • wonden herstellen
  • aanmaak van nieuwe cellen
40
Q

beschermstoffen zijn…

A

vitamines+mineralen+ voedingsvezels

  • beschermen
  • goede orgaanwerking
  • lichaam tegen ziektes beschermen
41
Q

Welke factoren bepalen je dagelijkse energiebehoefte en -verbruik?

A

afhankelijk van je geslacht,leeftijd,massa,dagelijkse activiteiten

42
Q

welke weg legt het voedsel af in het spijsverteringsstelsel?

A
mondholte
keelholte
slokdarm
maag
twaalfvingerige darm 
dunne darm 
blindedarm
dikke darm
endeldarm
aars
43
Q

welke organen maken ook deel van het spijsverteringsstel maar het voedsel gaat er niet door?

A

lever
galblaas
alvleesklier
appendix

44
Q

waarom is galsap geen volwaardig verteringssap?

A

er is geen stofomzetting die gebeurt (omdat het in staat is om grotere vetdeeltjes op te splitsen in kleinere vetdeeltjes)

45
Q

Hoe is het spijsverteringsstelsel bij andere gewervelde dieren aangepast?

A

planteneters: grote buikomtrek (lange darmen)
alleseters: matige buikomtrek (midellange darmen)
vleeseters: kleine buikomtrek (korte darmen)

46
Q

waarvoor zorgt het ademhalingsstelsel?

A

voor de opname en afgifte van gassen in en uit de longen

47
Q

wat is er nodig voor de verbranding van wat bij de celademhaling?

A

zuurstofgas is nodig voor de verbranding van glucose

48
Q

wat zijn de eindproducten van de celademhaling?

A

koolstofdioxide en waterdamp

49
Q

wat zijn de chemische formules van koolstofdioxide en water(damp)

A

CO2 en H2O

50
Q

Welke weg legt de lucht af in het ademhalingsstelsel?

A

neus- of mondholte -> keelholte > luchtpijp - > luchtpijptakken >
longtakken > longen en dan omgekeerd terug eruit

51
Q

waarom is door de neus ademen beter dan door de mond?

A

de neusschelpen zijn sterk doorbloed(verwarming), bedekt met trilharen(gezuiverd) en slijmvlies(bevochtigd)
->de lucht=beter verwarmd+gezuiverd+bevochtigd

52
Q

wat doen de luchtpijp en luchtpijptakken?

A

ze vormen de verbinding tussen de keelholte en de longen

53
Q

wat gebeurt er in de longblaasjes?

A

een gasuitwisseling met de omringende bloedvaatjes(geen stofomzetting)

54
Q

tanden spijsverteringsstelsel

A

kauwen=mechanische verkleinen

55
Q

huig spijsverteringsstelsel

A

neusholte afsloten

56
Q

strotklepje spijsverteringsstelsel

A

luchtpijp afsluiten

57
Q

tong spijsverteringsstelsel

A

slikken

58
Q

speekselklieren spijsverteringsstelsel

A

produceert speeksel=verteringssap= chemisch verkleinen

zetmeel->glucose

59
Q

slokdarm spijsverteringsstelsel

A

peristaltische beweging

60
Q

lever spijsverteringsstelsel

A

produceert galsap=verteringssap= chemisch verkleinen

vetten->vetzuren

61
Q

maag spijsverteringsstelsel

A

maagsap produceren=verteringssap =chemisch verkleinen

eiwitten->aminozuren

62
Q

alvleesklier spijsverteringsstelsel

A
produceert alvleessap = verteringssap = chemisch verkleinen 
de 3 ZEV:
zetmeel->glucose
eiwitten->aminozuren 
vetten->vetzuren
63
Q

dunne darm spijsverteringsstelsel

A
produceert darmsap = verteringssap 
produceert de 3 ZEV:
zetmeel-> glucose
eiwitten-> aminozuren
vetten->vetzuren
64
Q

wat is absorptie

A

opname kleine voedingsstoffen doorheen de wand van de dunne darm in het bloed

65
Q

dikke darm spijsverteringsstelsel

A

water onttrekken uit onverteerbare voedingsresten

66
Q

endeldarm spijsverteringsstelsel

A

verzamelen van onverteerbare voedselresten

67
Q

aars spijsverteringsstelsel

A

kringspier

verwijderen van onverteerbare voedselresten

68
Q

chemische verkleining bij verteren

tabel

A
mond-speeksel: Z->G
maag-maagsap: E->A
lever-galsap: V->V/G
alvleesklier-alvleessap: ZEV 
dunne darm-darmsap: ZEV
\+absorptie
69
Q

voedingsmiddelen met veel:

eiwitten of vetten

A

zijn meestal van dierlijke oorsprong

70
Q

voedingsmiddelen met veel:

koolhydraten of vezels

A

zijn meestal van plantaardige oorsprong

71
Q

ademhalingsstelsel vogels

A

longen+luchtzakken

72
Q

ademhalingsstelsel reptielen

A

longen+longplooien

73
Q

ademhalingsstelsel amfibieën

A

kieuwen + huid

longen + huid

74
Q

ademhalingsstelsel vissen

A

kieuwen + kieuwplaatjes

75
Q

hoe is het ademhalingsstelsel aangepast bij dieren?

A

aan hun leefomgeving en voortbeweging