aardrijkskunde Flashcards

1
Q

klimaat wordt bepaald door

A

de temperatuur en neerslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de klimaatzones:

A

koude, gematigde, warme, natte, droge klimaatzones

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

klimaat van belgië
zomers
winters
neerslag

A

koelgematigd met zachte winters

zomers: niet te warm
winters: niet heel erg koud
neerslag: veel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

klimaatzone hangt af van

A

de breedteligging
hoogteligging
afstand tot zee
aard van de zeestromen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

palmbomen te zien

bos

A

tropisch bos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

veel zand met weinig/stukken planten

A

grasland/steppe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

zoals belgie

A

loofbos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

naaldbomen

A

naaldbos/taiga

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

mossen en grassen

A

toendra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

alleen maar zand

A

woestijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hardbladige vegetatie

A

olijfbomen, struiken met stekels, bomen met harde bladeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

luchtdruk

A

barometer, hPa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

temperatuur

A

thermometer, °C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

neerslag

A

pluviometer, mm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

windrichting

A

windwijzer, N E S W

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

windsnelheid

A

anemometer, km/h

17
Q

verschil tussen tornado en orkaan

A

tornado: onweersbuien en slurf
orkaan: veel regen veel wind

18
Q

bangladesh vs belgie klimaat

A

bangladesh dubbel zo veel neerslag dan belgie

19
Q

moesson klimaat

A

zomer: natte moesson
winter: droge moesson

20
Q

aardbevingen vinden plaats…

A

in de buurt van breuklijnen in de aardkorst

21
Q

aardbevingen ontstaan door…

A

het verschuiven van aardplaten

22
Q

de kracht wordt uitgedrukt volgens

A

de schaal van richter

23
Q

aardbevingen veranderen het landschap door

A

de schade die ze aanrichten

24
Q

vulkaanuitbarstingen veranderen het landschap door

A

de vulkaan die gevormd wordt, het stof en de as die de vulkaan uitstoot

25
de vorming van de vulkaan zelf gebeurt
traag
26
de veranderingen (stof, as en uitstromende lava) gebeuren
snel
27
gletsjerwerking verandert het landschap door…
vormen udalen en morenen te maken
28
valeivormen
``` vlakdal vlakbodemdal V-dal U-dal kloofdal ```
29
een vallei bestaat uit…
een valeibodem en twee valleiwanden
30
een meander is…
een bocht in de rivier
31
een meander ontstaat door
horizontale erosie in de buitenkant van de bochten van de rivier