Geneeskunde 2A1 HC week 6 - 6/10 Flashcards
Wat wordt in een MDO over een tumor besproken?
- aard van de tumor
- anatomische lokalisatie
- klinisch stadium ziekte (TNM-classificatie)
–> belangrijkste behandeling van solide tumoren is een operatie (behalve bij testis, cervix, larynx, oesophagus en anus carcinomen)
Wat is een in opzet curatieve ingreep?
Geeft KANS op volledige genezing, is niet hetzelfde als absolute genezing
- denken dat de tumor radicaal verwijderd kan worden –> geen metastasen op afstand of irradicale resectie (niet gelukt alles weg te halen)
* R1: het lijkt of alles is weggehaald maar de wondranden zijn microscopisch niet schoon
* R2: tijdens de operatie is al duidelijk dat niet alles verwijderd kan worden
Wat zijn de voorwaarden voor curatieve chirurgie?
- Kennis biologisch gedrag primaire tumor: overleving (gunstig/niet), verspreiding/metastasering (lymfogeen/hematogeen), noodzakelijke marge’s rond afwijking bij resectie
- Radicale resectie primaire tumor mogelijk
- Meenemen regionale lymfeklieren
- Relatief kleine kans op morbiditeit en mortaliteit
- Aandacht voor behoud van functie en cosmetiek
–> ook kijken naar leeftijd en nevendiagnoses
–> afweging tussen kans op curatie en bijv. morbiditeit, mortaliteit, functie en cosmetiek
–> er is technisch heel veel mogelijk, maar het moet wel zinnig zijn
Welke diagnostiek moet gedaan worden in de chirurgische oncologie?
- vaststellen maligniteit/typering
- orgaan van origine
- histologie en differentiatie (biopt)
- stageren (TNM-classificatie)
- lokale uitbreiding (LO + beeldvorming)
- regionale lymfogene uitbreiding (LO + beeldvorming + sentinel node (tijdens OK))
- metastase op afstand (beeldvorming)
- bepalen lokale resectabiliteit
- locatie tumor
- betrokkenheid vitale structuren/organen
Wat is palliatieve zorg?
Zorg gericht op verlichting/verzachting van de klachten –> voor uitgebreide, niet-curabele ziekte, kan m.b.v.:
- medicatie (morfine, maagzonde, etc.)
- chemotherapie
- radiotherapie bij lokale klachten
- interventie: radiologisch, endoscopisch, chirurgisch
–> geen reële kans op genezing!!
Wanneer doen we toch palliatieve chirurgie?
Tumorgroei geeft klachten (aanwezig of te verwachten)
- goede kans dat chirurgie de klacht verhelpt
- ‘kleine’ kans op mortaliteit en morbiditeit
- kennis biologisch gedrag tumor: levensverwachting –> verlenging van het leven
- aandacht voor behoud van functie/cosmetiek
Klachten: pijn, probleem stoelgang, jeuk, braken, stank, dreigende fracturen, bloedingen, etc.
Wat is palliatieve zorg?
benadering gericht op verbeteren van de kwaliteit van leven van patiënten en naasten die geconfronteerd worden met problemen van een levensbedreigende ziekte, door:
- preventie en vermindering van lijden door vroegtijdige behandeling
- onderkenning van lichamelijke, psychologische, sociale en spirituele klachten (4 dimensies)
Wat zijn belangrijke aspecten voor palliatieve zorg?
- stadium ziekte
- kwaliteit van leven
- multidimensionele benadering: medicatie, lichamelijke factoren, levensbeschouwing, stemming, angst, omgeving, eerdere ervaringen en vermoeidheid
- patiënt en naasten
- acceptatie van de dood als normaal proces
- wens van de patiënt
- rouwbegeleiding voor de naasten
Wat is het nationale model voor palliatieve zorg?
Fases in de palliatieve zorg
- ziektegerichte palliatie
- symptoomgerichte palliatie
- palliatie in stervensfase
- palliatie in nazorg/rouw
–> surprise question: afvragen of het je zou verbazen of een patiënt over een jaar is overleden –> belangrijkste palliatieve zorg is namelijk in het laatste levensjaar, a.d.h.v.
- relatief snelle, progressieve achteruitgang
- geleidelijke, progressieve achteruitgang met exacerbaties
- reeds lange aanwezige langzame achteruitgang
- medische bevindingen
- gevoel van de patiënt en naasten
Wat moet je bespreken in een gesprek over palliatieve zorg?
- ondersteuning met coping
- inzicht in prognose en ondersteuning behandeling
- symptoombestrijding
- besluitvorming
- advance care planning/proactieve zorg: waarden en wensen patiënt, sociale situatie, wie verantwoordelijk voor patiënt, anti-tumor therapie, complicaties, reanimatie, wilsverklaring, locatie van overlijden
Wat zijn de symptomen bij palliatieve zorg?
- pijn (84%)
- moeheid (69%)
- zwakte (66%)
- anorexie (66%) (geen honger)
- droge mond (57%)
- obstipatie (52%)
- dyspnoe (51%)
- hoesten (50%)
- gewichtsverlies (50%)
- onrust (48%)
- slaapproblemen (47%)
- depressie (40%)
- misselijkheid (36%)
- oedeem (28%)
- braken (23%)
–> gemiddeld een patiënt 10-12 van deze symptomen
Welke aspecten spelen in de palliatieve behandeling een rol?
- onderliggende ziekte
- symptoomgericht, behandeling en anticiperend
- lichamelijke naast psychologische en spirituele aspecten
- open communicatie en waardigheid
- patiënt heeft eigen keuze
Wat is belangrijk in de laatste levensperiode van de patiënt?
Reële doelen stellen, hoop niet weg te nemen en kijken wat belangrijk is in de laatste periode –> echt tot de laatste dag te leven
- autonomie (verantwoordelijkheid voor naasten) en draagkracht van naasten (bijv. voor thuis overlijden) erg belangrijk
Wat vinden mensen het belangrijkste aan palliatieve zorg?
- zorgverleners op de hoogde van waarden, wensen en behoeften
- sterven op mijn plek van voorkeur met voor mij passende zorg
- belangrijke personen ondersteund en betrokken
- zo lang mogelijk eigen regie over ziekte en zorg
- ondersteuning bij lichamelijke, emotionele, sociale en geestelijke klachten
- goede kwaliteit van zorg
- passende extra ondersteuning en diensten
Wat zijn de aandachtspunten voor palliatieve zorg?
- multi-problematiek
- multi-dimensionele behandeling
- reële doelstellingen
- anticiperend handelen
- communicatie tussen hulpverleners