Geneeskunde 2A1 HC week 6 - 5/10 Flashcards

1
Q

Wat is het verschil tussen statische en dynamische beeldvorming?

A
  • Statisch: bijv. een CT, dus een foto maken van het lichaam
  • Dynamisch: bijv. een PET-CT waarbij glucose-activiteit wordt gemeten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Welke vormen van diagnostiek zijn er binnen de oncologie?

A
  • Cytologie
  • Histologie
  • Immuunhistochemie
  • Moleculaire pathologie (genen, mutaties, biomarkers)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een MDO?

A

Multidisciplinair overleg
- Voor iedere patiënt met de diagnose kanker
- Medisch team dat besluit of de behandeling curatief of palliatief moet zijn
- Kijken ook naar wensen van de patiënt
- Kijken naar de complete diagnose en de uitgebreidheid van de ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de doelen van de behandeling van kanker en welke manieren van combinatietherapie zijn er?

A
  • Curatief: genezen
  • Palliatief: lijden verlichten, genezen is niet meer mogelijk
  • Preventief (beperkt): vroegtijdig opsporen ziekte

–> behandeling kan met chirurgie, radio- of chemotherapie –> het liefst een combinatie om bijwerkingen en complicaties te verminderen
- Adjuvante behandeling: behandeling na een in opzet curatieve behandeling om te voorkomen dat de ziekte terugkeert, voor ziektevrije en totale overleving, meestal geen scans tijdens het traject (uitsluiten progressie)
- Neoadjuvante behandeling: hetzelfde als een adjuvante behandeling maar dan voor de curatieve behandeling, meestal geen scans tijdens het traject (uitsluiten progressie)
- Inductie behandeling: chemo-/radiotherapie nadat de chirurg heeft besloten dat het niet curatief te verwijderen is, bij een hele goede reactie erop zou er alsnog een operatie kunnen plaatsvinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen operabiliteit en resectabiliteit?

A
  • Operabiliteit: geeft aan of de patiënt in staat is geopereerd te worden, afhankelijk van de conditie van de patiënt, dus kenmerk van de patiënt
  • Resectabiliteit: of de tumor curatief te verwijderen is, afhankelijk van technische mogelijkheden om de tumor te verwijderen, dus kenmerk van de tumor (en een heel klein beetje afhankelijk van de chirurg) –> chirurg mag wel opereren voor een palliatief doel om de resterende tijd comfortabeler te maken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de opzet van curatieve chirurgie?

A

Chirurgie met opzet curatief als er geen metastasen op afstand zijn
- primaire tumor en regionale lymfeklieren behandelen
- radicaal (zonder tumorrest); effect op totale overleving en ziektevrije overleving
- pathologische stagering mogelijk: M0 status na resectie bevestigd (metastasectomie), ook prognostische factoren die adjuvante behandeling (radiotherapeut) bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de opzet van palliatieve chirurgie?

A

Voornamelijk om verbeteren kwaliteit van leven van de patiënt, niet om de patiënt te genezen
- Verwijderd weefsel door patholoog-anatoom laten onderzoeken
- Bij voorkeur zonder tumorrest of tumorspill
- Effect op (lokale) klachten, maar geen effect op totale overleving
- Kwaliteit van leven gaat boven de kwantiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat doe je als de patiënt niet operabel is?

A

Niet opereren
- Kijken of andere lokale of systemische opties mogelijk zijn
- Bij hele slechte conditie nee durven zeggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke verschillende curatieve systemische therapieën zijn er?

A
  • Chemotherapie
  • Immunotherapie
  • Hormonale therapie
  • Bestraling

–> combinaties van diverse afzonderlijke modaliteiten
- concomitant: 2 behandelingen tegelijkertijd geven
- sequentieel: 2 behandelingen na elkaar geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is chemoradiatie en bioradiatie?

A
  • Chemoradiatie: radiotherapie met klassieke chemo
  • Bioradiatie: radiotherapie met niet-cytotoxische middelen (biologicals)

–> mogelijk later ook immunoradiatie (radiotherapie met immunotherapie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke artsen zijn betrokken bij een behandeling met radiobiologie?

A
  • Fysicus
  • Radiotherapeut
  • Laborant
  • Radiobioloog
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe werkt radiotherapie?

A

Je zend ioniserende straling (fotonen, elektronen) uit die opgewekt worden in een lineaire versneller (uitwendigde bestraling) of ontstaat door verval van radioactieve stoffen (inwendige bestraling) –> hierdoor is er lokale afgifte van energie

Dus: je maakt een elektrisch veld –> je laat er een spanning in ontstaan –> elektronen komen los (ionisatie) en gaan bewegen van + naar -, dit laat je botsen op een plaatje –> de fotonen die hierbij vrijkomen (met een hele hoge energie) kunnen op weefsel vallen en hier ionisaties maken –> het verschil in absorbatie kun je meten in Gray (J/kg) (1 Gy bestraling = 10.000 ionisaties per cel en geïoniseerde moleculen zijn zeer reactief)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke soorten straling zijn er?

A
  • Alfastraling: heliumstraling, kan niet eens door papier
  • Bètastraling: elektronen, kan wel door papier, maar niet door het oppervlakte van het weefsel
  • Gammastraling: fotonen, gaat door papier, water en weefsel, maar niet door beton –>
  • Protonen/neutronen: kunnen door papier, water en weefsel, alleen hebben hierna hun piek bereikt en zullen verder niet veel meer bereiken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waardoor ontstaat DNA schade bij ioniserende straling?

A

Er kunnen enkelstrengs- (sublethaal, herstel mogelijk) en dubbelstrengs (lethaal, celdood) breuken in het DNA ontstaan
–> met radiotherapie wil je dus zorgen voor dubbelstrengs breuken, want je wilt dat de tumor dood gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe wordt ioniserende straling bij radiotherapie gebruikt?

A
  • opgewerkt met lineaire versneller (fotonen/elektronen)
  • vanuit een bron bij brachytherapie (fotonen)
  • met een cyclotron (protonen)

–> heel erg gericht, dus belangrijk dat het exact op de goede plek is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het effect van straling op moleculair niveau en hoe zorgt dit voor DNA-beschadiging?

A

Ioniserende straling schiet een elektron weg –> hierdoor kunnen radicalen ontstaan
- bijv. in water: H2O –> H2O+ + e- —–> H2O+ –> H+ + OH*, deze radicalen kunnen weer met andere moleculen reageren

Er zijn 2 vormen van DNA-beschadiging:
- Directe route: ioniserende straling maakt DNA direct kapot, resulteert in celdood (klein aandeel)
- Indirecte route: ioniserende straling valt op andere atomen waardoor vrije radicalen ontstaan die DNA-schade veroorzaken en wat leidt tot celdood (groot aandeel)

14
Q

Waardoor ontstaat er op moleculair niveau vaker DNA-schade door radicalen dan direct door de ioniserende straling?

A

Verschil tussen lage LET (linear energy transfer) en hoge LET
- Low-LET tracks: gammastraling, een foton die een ionisatie maakt door een elektron uit de baan de schieten geeft instabiele atomen die in verschillende wegen weer instabiliteit veroorzaken en hierdoor een heel wild patroon van ionisaties
- High-LET tracks: neutronen, ontstaan van radicalen zorgt heel snel voor ontzettend veel andere radicalen door een hoge reactiviteit, dit verloopt in een rechte baan

Bij 1 Gy zullen er 40 dubbelstrengs breuken (Low-LET) optreden, daarom belangrijk dat de dosis hoog is!

15
Q

Wat betekenen de begrippen dracht en ioniserend vermogen?

A
  • Dracht: doordringend vermogen, gamma > bèta > alfa
  • Ioniserend vermogen: energieafgifte, alfa > bèta > gamma –> bij gelijke energie-overdracht is hoge LET straling effectiever dan lage LET straling, maar toch wordt vaak lage LET gebruikt; economische reden
16
Q

Wat zijn de verschillen tussen Hoge LET en Lage LET?

A

Zie de tabel!

17
Q

Wat is het effect van radiotherapie op cellulair niveau?

A

Doel: vernietiging van kankercellen en sparen van gezonde cellen, tumorcellen zijn stralingsgevoeliger en om de gezondheid te behouden de bestraling fractioneren

Bepalen met een klonogene celoverlevingscurve (van elk weefsel); bij herhaalde radiotherapie (met lagere doses) neemt de hoeveelheid overlevende tumorcellen in stapjes af (i.p.v. in 1 lijn bij een eenmalige heftige bestraling), maar normale cellen blijven grotendeels in leven
- gevoeliger weefsel = steilere curve, minder gevoelig weefsel = eerst een kleine afname (door enkelstrengs breuken) en later lineair
- bij eenmalige bestralingsdosis van 6 Gy amper celoverleving, maar bij gefractioneerde bestraling van 6 Gy celoverleving hoger (cellen herstellen rond de fracties, niet te lang interval want dan herstellen maligne cellen ook)

18
Q

Wat betekenen de termen hypofractioneren en hyperfractioneren?

A

De totale dosis van een bestraling wordt opgedeeld (gefractioneerd) in kleinere hoeveelheden van meestal rond de 2 Gy
- Hypofractioneren: fracties groter dan 2 Gy
- Hyperfractioneren: fracties kleiner dan 2 Gy, vaak bij kinderen

19
Q

Wat is het effect van radiotherapie op weefselniveau (tumorniveau) op de gevoeligheid van de tumor?

A

Gevoeligheid van de tumor is afhankelijk van:
- DNA-reparatiemechanismen
- Fase in de celcyclus (redistributie)
- Reoxygenatie (hypoxie): als tumoren te snel groeien en angiogenese achterblijft komen er necrotische gebieden en is de tumor op die plek relatief resistent voor bestraling
- Repopulatie: als tumoren toch ook ineens een trigger vinden om harder te gaan delen
- Radiosensitiviteit: gevoeligheid voor bestraling

20
Q

Wat zijn de bijwerkingen van radiotherapie?

A

Afhankelijk van locatie/weefsel, verschil tussen acute schade; tijdens - 3 maanden erna –> kunnen volledig herstellen, bij cellen met een snelle proliferatie
- Huid: roodheid, pijn, schilfering, haaruitval
- Oesophagus: passageklachten
- Rectum: pijn, diarree
- Hersenen: moeheid

Subacute schade: 3-6 maanden na de bestraling, allemaal nog reversibel

En late schade: vanaf 6 maanden na de bestraling, zal niet goed meer herstellen, in laat reagerende weefsels, bijv. hersenen, ruggenmerg, lever en nieren (vaak vaatschade of fibrosevorming)

21
Q

Wat is de therapeutische ratio?

A

Verschil tussen effectieve en toxische dosis: balans tussen het dood maken van tumorcellen en het dood maken van normale cellen –> je moet ergens tussenin gaan zitten, anders dan heeft je behandeling niet het gewenste resultaat (tumorcellen dood, normale cellen levend)
- dus als de dosis Gy te hoog is kan gezond weefsel niet meer herstellen en daarom kun je een tumor dus eigenlijk nooit helemaal vernietigen met radiotherapie

Verbreden door:
- fractionering: gezonde weefsels worden gespaard
- combinatie met chemotherapie of biologicals: verhoogd radiogevoeligheid tumorcellen (concomitant chemoradiatie of bioradiatie)

22
Q

Hoe kun je ervoor zorgen dat je de tumor zo specifiek mogelijk bestraalt?

A
  • definiëren doelvolume: doelgebied zo goed mogelijk bepalen met alle soorten beeldvorming; deze ook over elkaar leggen en in de juiste positie zodat het heel gericht kan
  • bestralingsplan maken: met zekerheid over ligging; referentiepunten, masker en matras positioneren
23
Q

Wat is nucleaire geneeskunde en hoe wordt het gebruikt in de oncologie?

A
  • Radiofarmaca
  • Verschillende vormen van radioactiviteit
  • Diagnostische technieken: gammacamera/PET
  • Hybride technieken: SPECT/CT en PET/CT

In de oncologie:
- Skeletscintigrafie/therapie botmetastasen
- Schildklierscintigrafie/therapie schildkliercarcinoom
- FDG - PET/CT
- Andere toepassingen

24
Q

Wat is radiofarmaca?

A

Geneesmiddelen die radioactief zijn gemaakt (door koppeling met isotoop) en hierdoor straling uitzenden, voor;
- detectie (gamma, B+)
- therapie (alfa, B-)

Het geneesmiddel bepaald waar het naartoe gaat; tracer, het heeft zijn eigen specifieke kinetiek en brengt de radioactiviteit naar een bepaalde plek, vaak zeer kleine hoeveelheiden (nmol) die zelf (meestal) geen werking heeft

25
Q

Hoe kun je in de nucleaire geneeskunde radioactieve stoffen maken?

A

Begonnen met radioactief jodium
- normaal ingebouwd in schildklierhormoon en inkomst via voeding
- isotopen gebruikt om schildklierziekten te behandelen

Water: O16 atoom vervangen door O15 atoom –> hierdoor perfusie weefsels zichtbaar
Glucose: hydroxylgroep vervangen door fluor-18-groep (oxi eraf, fluor erbij) –> chemische net wat andere eigenschappen dan het originele molecuul

–> onthouden dat het nog steeds dezelfde binding aangaat als voorheen

26
Q

Wat zijn belangrijke specifieke eigenschappen voor een radiofarmacon?

A
  • selectief voor een bepaalde ‘target’ in het lichaam
  • hoge aantrekkingskracht (affiniteit) voor target
  • weinig opname in andere weefsels
  • radioactief label, behouden affiniteit
  • geschikte halveringstijd (voor onderzoek)
27
Q

Welke typen radioactiviteit zijn er?

A
  1. radioactief verval met deeltjes (heliumkern of elektron); laag doordringend vermogen, hoog ioniserend vermogen, meestal therapie
  2. radioactief verval met elektromagnetische straling (geen massa –> fotonen); hoog doordringend vermogen, laag ioniserend vermogen, meestal diagnostiek
28
Q

Hoe werkt de PET-camera?

A

Positron Emission Tomografie (PET)
- werken met positronen (positief geladen) i.p.v. fotonen
- positron gaat van kern naar radionuclide (emissie), dan botst hij tegen een elektron in het weefsel –> combinatie energie verdwijnt (annihilatie) waarbij energie ontstaat; 2 fotonen in precies tegengestelde richting, deze decteren in een kristal ring rondom de patiënt en hieruit de plaats van de ‘hit’ berekenen
- vaak 99m-Technetium gebruikt
- 3 dimensionaal
- kijkt vooral naar de verdeling van de tracer en dus de functie van organen

29
Q

Hoe werkt de gamma-camera?

A

Orgaan met radiofarmaca die straling uitzend naar een collimator (raster van lood dat alleen loodrecht binnen vallende stralen binnen laat) –> door een kristal boven de collimator worden fotonen omgezet in lichtflitsen die op de computer een beeld geven
- 2 dimensionale afbeelding, kan ook een 3D afbeelding, dan heet het een SPECT

30
Q

Wat kun je met een skeletscintigrafie?

A

Kijken naar het botmetabolisme (evenwicht tussen botaanmaak (osteoblasten) en botafbraak (osteoclasten))
- bij skeletmetastasen worden osteoblasten/-clasten geactiveerd –> verstoring balans botaanmaak/-afbraak
- vooral prostaat-, mamma- en longcarcinoom hebben osteosclerotische werking (botaanmaak)
- vooral MM, niercelcarcinoom en melanoom hebben osteolytische werking (botafbraak)

31
Q

Hoe werkt een skeletscintigrafie?

A
  • Gebruik van calciumanaloga (18F-NaF) of bisfosfonaten (99mTc-HDP) –> na injectie op dezelfde dat onbeperkt opnames zonder extra stralingsbelasting
  • Binding aan hydroxyapatiet (bouwsteen minerale botmatrix), dus op plaatsten waar botopbouw/-ombouw plaatsvind
  • Farmacon wordt opgenomen door omliggend weefsel als reactie op de tumor –> niet de metastase of opname van het farmacon zelf
  • Metastasen, fracturen, artrose, artritis zichtbaar –> niet puur lythische botmetastasen
32
Q

Welke stappen zijn er in de palliatieve therapie voor pijnlijke botmetastasen?

A
  • Analgetica (pijn stilling)
  • Systemische (chemo)therapie
  • Externe radiotherapie
  • Bisfosfonaten
  • Radionuclidentherapie; indicaties zijn bestrijding van pijn t.g.v. osteoblastische metastasen, wisselende lokalisatie pijn, geen reactie op pijnstillende medicatie en terugkerende pijn na externe radiotherapie. Contra-indicaties; weinig trombocyten (< 100 x10^9), weinig leukocyten (< 3 x 10^9), ruggenmergcompressie, pathologische fracturen, nierfalen, zwangerschap
33
Q

Wat is FDG-PETCT?

A

Meest gebruikte radiofarmacon is FDG (18F-FDG) i.c.m. een PET-scan
- FDG lijkt op glucose en wordt gebruikt door cellen die glucose gebruiken –> intracellulair omgezet door hexokinase maar geen verdere verwerking
- bij aanwezige glucose-6-fosfatase in de cel omzetting in FDG en het kan de cel uit –> in tumorcellen (en hersenen en myocard) is dit niet, dus opstapeling in cellen
- indicaties: lokaliseren primaire tumor, stadiëring, evaluatie therapie, respons monitoring, re-stadiëring bij bewezen recidief
- niet teveel inspannen of eten ervoor –> dan alleen maar spieren zichtbaar
- een uur lang erna ontspannen
- kan op heel erg veel organen, maar niet bij; carcinoïd, mucineus, indolent, oog en sommige lobulaire borstkankers

34
Q

Waarvoor is de Deauville criteria?

A

Beoordelen of er nog actieve kanker is

Zie afbeelding

35
Q

Uit welke 2 aspecten bestaat nuclaire geneeskunde?

A

Diagnostiek
- metabool informatief
- sensitief
- niet invasief
- vroege detectie
- total body imaging (2D en 3D): SPECT en PET

Therapie
- effectief
- weinig bijwerkingen
- veilig