Geneeskunde 2A1 HC week 2 - 7/9 Flashcards

1
Q

Wat is de centrale dogma van de moleculaire biologie?

A

Informatiestroom van DNA naar eiwit, maar niet andersom
- fout in het DNA heeft dus effect op de eiwitten
- stochastisch proces: opeenstapeling van mutaties (toevalsproces)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke verschillende typen puntmutaties zijn er?

A

Puntmutatie = kleine verandering in DNA wat tot een MIN fenotype (mutationele instabiliteit) leidt
- Transitie/stille mutatie: base veranderd (A/G of C/T), maar aminozuur blijft hetzelfde, geen effect op het eiwit
- Transversie: overgang plaats van een purine (A/G) naar een pyrimidine (C/T) of andersom
* Missense mutatie: aminozuurverandering in een eiwit –> functieverlies en structuurverandering
* Nonsense mutatie: codon omgezet in stopcodon –> korter eiwit –> functionaliteit en structuur beïnvloed
- Deletie: verwijderen 1/meerdere basen –> mogelijk verschuiving van het leesraam –> langer/korter eiwit
- Insertie: toevoeging 1/meerdere basen –> soms leesraamverschuiving of verandering eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke verschillende typen chromosomale afwijkingen zijn er?

A

Chromosomale afwijking = grote verandering in DNA –> leidt tot CIN fenotype (chromosomale instabiliteit)
- Translocaties: uitwisseling van chromosoomstrengen (gebalanceerde is netto geen DNA-verlies, bij een ongebalanceerde wel) –> in het fusie-gen ontstaan nieuwe functies, versterkte functies of verloren functies of deregulatie van de expressie (als het gen onder een andere promotor komt te staan)
- Amplificaties: vermeerdering van de mutatie (toename van DHFR –> toename thymidine synthese –> meer celgroei)
- Deleties: stukken DNA verloren door breuken binnen een chromosoom –> verlaagde expressie eiwit of verlies heterozygositeit (LOH) –> muteerde allel vermeerderd
- Numerieke afwijkingen: te veel/weinig kopieën van een chromosoom (aneuploïde) –> geen evenwichtige verdeling –> over-/onderexpressie van een eiwit of verlies LOH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de 5 oorzaken van DNA-beschadigingen?

A
  • Chemische instabiliteit
  • Chemische verbindingen
  • Biologische stoffen
  • Fysische agentia
  • Foutieve replicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de 5 verschillende soorten DNA-beschadigingen?

A
  • Chemische adducten: DNA-dubbele helix (niet-)verstorend
  • Intrastrengs crosslinks: UV-licht of cisplatine
  • Interstrengs crosslinks: 2 guaninen uit aparte strengen aan elkaar
  • DNA-streng breuken: enkelstrengse (oxidatieve DNA-schade) of dubbelstrengse breuk (ioniserende straling)
  • Basepaar mismatches: translesie synthese of proofreading fouten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe ontstaan DNA-beschadigingen door chemische instabiliteit?

A
  1. Spontane hydrolyse: verbinding tussen suikes en base gaat verloren –> depurinatie: 1 basepaar deletie en hierdoor een mutant DNA (frequentie 9.000 per cel per dag)
  2. Deaminatie van basen: spontaan verval van DNA (verdwijning aminogroep base) –> transitie/transversie en hierdoor ontstaat een mutatie (frequentie 400 per cel per dag)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe ontstaan DNA-beschadigingen door biologische stoffen?

A
  1. Endogene stoffen: productie van zuurstofradicalen (metabole processen) –> verandering complementariteit (frequentie 400 per cel per dag)
  2. Benzo[a]pyreen (in sigarettenrook): bij inhalering omzetting naar benzo[a]pyreen diol epoxide (BPDE) –> hierdoor chemische adducten die de DNA dubbelhelix verstoren, reageert voornamelijk met G-residue, tegenover G-BPDE wordt A ingebouwd –> verandering complementariteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe ontstaan DNA-beschadigingen door fysische agentia?

A

Bijv. door UV-straling: hierdoor aanmaak van een crossling tussen twee pyrimidines –> ontstaan pyrimidine dimeer/6-4 fotoproduct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 2 DNA-schade reparatiemechanismen zijn er en wat is het basisprincipe hiervan?

A
  • Base Excisie Reparatie (BER)
  • Nucleotide Excisie Reparatie (NER)

Principe:
1. Herkenning: DNA-schade
2. Excisie: DNA-schade
3. Herstel: DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe werkt het Base Excisie Reparatie (BER) mechanisme?

A

Enzymatisch proces, herstel van kleine adducten (oxidatieve DNA schade, deaminatie van basen en/of ssDNA breuken)

  1. Herkenning: DNA glycosylase: de glycosylases zijn schade-specifiek, als ze een fout herkennen zullen ze de foute base naar buiten trekken (base flipping) en wegknippen (N-glycosyl band verbreken) waardoor een abasische plaats (gedepurineerde suiker) ontstaat
  2. Excisie: AP-endonuclease: herkent een abasische plaats (AP) maakt een breuk aan de 5’ kant van de AP en maakt een enkelzijdige breuk
  3. Herstel: DNA polymerase en ligase:
    * Long patch: DNA-polymerase kan weer binden en nieuwe nucleotiden inbouwen –> na de synthese wordt de overige flap door endonuclease weggeknipt –> ligase zorgt dat de 2 stukken DNA worden gehecht
    * Short patch: aan de 3’ kant wordt ook een knip gemaakt door dRP lyases –> abasische nucleotide wegknippen –> polymerase en ligase maken het gat dicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe werkt het Nucleotide Excisie Reparatie (NER) mechanisme?

A
  1. Herkenning:
    a. Globaal genoom NER: herkent beschadigingen door het hele genoom; mutaties voorkomen, signaal voor binden van transcriptiefactor IIH (TFIIH)
    b. Transcriptie gekoppelde NER: herkent beschadigingen in getranscribeerde streng van DNA; celdood voorkomen, DNA-polymerase wordt vastgezet, signaal voor binden van TFIIH
  2. Openen van omringende DNA en verwijderen DNA-schade:
    a. helicase opent/ontwindt het DNA, hierna wordt een knip gemaakt aan de 3’ kant door XPG –> 20-30 moleculen worden weggeknipt
    b. hele DNA-polymerase-complex wordt naar achter geduwd naar de mutatie, de mutatie wordt verwijderd en DNA-polymerase kan weer verder
  3. Herstel: DNA-synthese/ligatie: DNA-polymerase vult het gat op en ligase lijmt het gat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houdt de ziekte xeroderma pigmentosum (XP) in en waardoor ontstaat het?

A
  • Extreme zongevoeligheid, pigmentatie-afwijkingen, cataract (beschadigd hoornvlies), droge en harde atrofische huid, huidkanker, versnelde neurologische achteruitgang
  • Gevolg van defecten (kan door 8 verschillende genen) in het NER systeem
  • Autosomaal recessieve overerving
  • Mogen nooit hun huid aan de zon laten zien (grote kans op huidkanker)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat houdt de ziekte Cockayne Syndrome (CS) in en waardoor ontstaat het?

A
  • Zongevoeligheid, groeiachterstand, neurologische achteruitgang, netvliesafwijkingen en snellere veroudering (geen kanker)
  • Genen CSA en CSB betrokken, kan samen met XP optreden
  • Autosomaal recessieve overerving
  • Gemiddelde overleving 12 jaar
  • DNA-polymerase kan niet verder als het een beschadiging tegenkomt –> apoptose –> snelle veroudering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een template en welke verschillende soorten heb je?

A

Voorbeeld van hoe het DNA er in eerste instantie uit zag –> zorgt voor nauwkeurig herstel
- Complementaire DNA-streng: geschikt voor herstel waarbij slechts 1 streng beschadigd is (mismatched basenparen, intrastreng DNA-crosslinks, enkelstreng DNA-breuken)
- Zusterchromatide: geschikt als beide DNA-strengen beschadigd zijn (interstrengs DNA-crosslinks, dubbelstrengs DNA-breuken)
- Homoloog chromosoom: geschikt als beide DNA-strengen beschadigd zijn (interstrengs DNA-crosslinks, dubbelstrengs DNA-breuken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bij welke van onderstaande beschadigingen wordt welk reparatiemechanisme gebruikt:
- Chemische adducten
* DNA-dubbele helix verstorend
* Niet DNA-dubbele helix verstorend
- Intrastreng crosslinks
- Interstreng crosslinks
- DNA-streng breuken
* Enkelstrengs breuken
* Dubbelstrengs breuken
- Basepaar mismatches

A

Zie tabel!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de verschillen tussen Niet homologe DNA eindverbinding en Homologe recombinatie bij het herstel van dubbelstrengs DNA-breuken?

A
  • Niet homologe DNA eindverbinding: direct aan elkaar ligeren van 2 uiteinden van een DNA-breuk, geen template, onnauwkeurig, vooral actief in G1-fase van celcyclus
  • Homologe recombinatie: uitwisseling van DNA-strengen tussen DNA-moleculen, zusterchromatide, nauwkeurig, vooral actief in S-fase en G2-fase van de celcyclus
17
Q

Hoe verloopt de Niet Homologe DNA eindverbinding bij herstel van dubbelstrengs DNA-breuken?

A
  1. KU70/80 eiwit herkent een breuk in DNA
  2. Complex van 4 eiwitten wordt opgebouwd
  3. Ligase bindt en zet het DNA weer aan elkaar vast
  4. Celdeling gaat door ten koste van nauwkeurigheid in DNA-code
  • Defect in NHEJ resulteert in radiosensitiviteit: breuken door radiostraling repareren slecht, bij bestraling overlijden ze onmiddellijk
  • Omdat 98% van het DNA niet-coderend is, is het niet erg dat het onnauwkeurig is, hierdoor grotere diversiteit aan antilichamen (door breuken worden stukjes antilichamen in elkaar gezet)en hoge variabiliteit aan immunoglobuline eiwitten
  • Fouten kunnen ook leiden tot genomische instabiliteit: interne deleties of translocaties tussen verschillende chromosomen
18
Q

Hoe verloopt de Homologe recombinatie bij herstel van dubbelstrengs DNA-breuken?

A
  1. Enzymen (RAD51) gaan van het dubbelstrengs uiteinde een enkelstrengse staart maken –> van de 5’ kant wordt DNA ‘weggegeten’ waardoor een staart aan de 3’ kant ontstaat
  2. Staart (met RAD51) gaat op zoek naar een identieke zusterchromatide (base pairing)
  3. Er vindt DNA-synthese plaats van de missende delen en ligatie van de begroken strengen
  4. Er vindt resolutie van de verbonden zusterchromatiden plaats
  • Wel mogelijk verlies van heterozygositeit (LOH) als de zusterchromatide of het eigen chromosoom al een mutatie had (hierdoor bijv. ineens een recessieve ziekte aanwezig terwijl de persoon eerst heterozygoot was)
19
Q

Wat is de invloed van BRCA1/-2 op RAD51?

A

Deze eiwitten komen van genen die vaak gemuteerd gaan en zorgen dat RAD51 naar de plek van de schade gaat –> DNA-schade induceert een opeenhoping van RAD51

Als BRCA1/-2 gemuteerd is zal RAD51 niet meer naar DNA-breuken gaan –> breuken worden verkeerd aan elkaar gezet –> genomische instabiliteit
- BRCA2-deficiënte cellen vertonen verhoogde frequentie van chromosomale afwijkingen