Extra leren Flashcards
Volgorde percentages, problemen volksgezondheid NL
- Roken (9,4)
- Ongezonde voeding (8,1)
- Hoge bloeddruk (6,7)
- Hoge bloedsuikerspiegel (6,6)
- Overgewicht (3,7)
- Buitenmilieu (3,5)
- Stoffen/omgeving (3,0)
- Weinig beweging (2,3)
- Alcoholgebruik (1,5)
- Cholesterol en Psychische belasting (0,9)
- Lage botdichtheid en fysieke belasting (0,7)
- Binnenmilieu (0,5)
DALY
= YLL + YLD
years life lost (Aantal sterfgevallen × Gemiddeld aantal verloren levensjaren per sterfgeval)
years lived with disability (Prevalentie × Wegingsfactor voor verlies van kwaliteit van leven)
PAF
prevalentie * (RR-1)/prevalentie * (RR-1) + 1
PIF
(prevalentie oud - prevalentie nieuw) * (RR-1)/(prevalentie oud - prevalentie nieuw) * (RR-1) +1
sensitiviteit
TP/(TP+FN)
specificiteit
TN(TN+FP)
PPV
TP/(TP/FP)
NPV
TN/(TN+FN)
RR
(a/a+b)/(c/c+d) = incidentie in blootgesteldegroep/incidentie niet blootgestelde groep
- Bij cohortonderzoek of experimenteel onderzoek (bijvoorbeeld klinische trials).
- Wanneer je uitgaat van een groep mensen die blootgesteld zijn aan een risicofactor en een groep die niet-blootgesteld is, en je de incidentie (nieuwe gevallen) over een bepaalde tijd meet.
- De vraag beschrijft een cohortstudie of een interventie.
- Er is sprake van nieuwe gevallen (incidentie) van een ziekte over een periode.
Voorbeeldzinnen:
“Wat is het risico op ziekte X bij mensen die roken vergeleken met mensen die niet roken?”
“Volgde een groep mensen die wel en niet werden blootgesteld aan factor Y.”
OR
(a/d)/(c/b)
De vraag beschrijft een case-control studie of dwarssnedeonderzoek.
Je werkt met mensen die al ziek zijn (cases) en een vergelijkbare gezonde groep (controls).
Voorbeeldzinnen:
“Onderzocht werd of mensen met ziekte X vaker factor Y hebben gehad dan gezonde mensen.”
“Vergelijking van blootstelling bij zieken en niet-zieken.”
AF
(R1-R0)/R0
attack rate
ziek/totaal aantal blootgestelden
Budget impact
aantal patienten * (nieuwe kosten-oude kosten)
Incrementele kosteneffectiviteitsratio
(kosten nieuw-kosten oud)/(effecten nieuw-kosten oud)
Bij welke bereken je SMR?
indirecte standaardisatie
Bij welke bereken je CMF?
directe standaardisatie
CMF
aantal overledenen populatie/aantal overledenen referentie
SMR
sterftecijfers populatie/sterftecijfers referentie
direct
je gebruikt aantal mensen uit referentie * sterftecijfers populatie
indirect
Je gebruikt sterftecijfers uit referentie * mensen uit populatie
impairments
stoornissen, bijv vergroeide vingers (anatomisch)
beperkingen
activiteiten die je niet meer kan doen (boodschappen tillen, dingen vastpakken)
participatieproblemen
deelname aan maatschappij beperkt (werk)
externe factoren
aanpassingen woning, echtgenoot, reumaconsulent