Eetstoornissen Flashcards

1
Q

Eetstoornissen

A

Start: adolescentie of jongvolwassenheid.
- Vrouw > man
Life time prevalentie vrouw = 5%
Zeer ernstige stoornis: relatief hoog % overlijdt vroegtijdig.

VOEDINGS- EN EETSTOORNISSEN
DSM-5 combineert voedings- en eetstoornissen binnen één categorie.
- AN, BN, BED (binge eating disorder), pica, ruminatiestoornis, vermijdende-/restrictieve-voedselinname stoornis.
- Anders gespecificeerde of ongespecificeerde voedings-/eetstoornis.

*Voedingsstoornissen
Pica = niet-eetbare substanties worden gegeten.
- Eten materialen past niet bij leeftijd, ontwikkelingsfase of cultuur
- Niet gerelateerd aan gewichtscontrole of lichaamsbeeld
- > 1 mnd.

*Ruminatiestoornis = het voedsel wordt weer uit de maag teruggehaald,
waarna herkauwen, opnieuw inslikken of uitspugen volgt.
- ‘oprispingen’ hebben geen medische oorzaak: gewoonte of gedrag dat
buiten hun controle ligt.
Beide vaker voor te komen bij mensen met een gestoorde intellectuele
ontwikkeling (verstandelijk beperkt).
Gedragstherapie lijkt meest voor de hand liggend.

*Vermijdende-/restrictieve-voedselinnamestoornis (ARFID) = stoornis
waarbij er onvoldoende gegeten wordt.
- Ondervoeding voortkomen uit:
 Desinteresse
 Vermijding van voeding om sensorische redenen
 Angst voor aversieve gevolgen van eten
- Leidt tot ernstige voedingsdeficiënties en flink gewichtsverlies of (bij
kinderen), niet de verwachte gewichtstoename en mogelijk
groeistoornissen.
- Geen medische verklaring

Vaak jonge kinderen die ARFID ontwikkelen: hele leven blijven bestaan.
Selectief eetgedrag vaak in gespecialiseerde centra met
gedragstherapeutische technieken behandeld. Gradueel wordt geleerd om
meer gevarieerd voedsel te eten.

*Eetstoornissen
AN = kenmerkt zich door vermagering.
- Eten minder dan ze nodig hebben: energiebehoefte > energie-inname.
- Voortdurend voorkomen van gewichtstoename
- Gewichtsafname te bewerkstelligen: opzettelijk weinig te eten, veel te
bewegen.
- Ontkennen ernst van lage lichaamsgewicht, denken dikker zijn dan ze zijn.
Gedachten over lichaam, gewicht en aantrekkelijkheid bepalen sterk hoe ze over zichzelf oordelen.

Twee typen AN onderscheiden:
- Restrictieve type: vermagert door weinig energie op te nemen en veel
energie te verbranden, zonder dat er sprake is van eetbuien of purgeren.
- Eetbuien-purgerende type: weinig eet en veel beweegt, maar dat bij
tijd en wijle ook eetbuien heeft en purgeert.

*BN = kenmerkt door eetbuien.
- Tijdens eetbui objectief veel gegeten en sprake van controleverlies.
- Maatregelen om gewichtstoename te voorkomen: opwekken braken,
misbruik laxantia = ongepast compenserend gedrag.
- Meestal gezond gewicht: zichzelf dik, zorgen over lichaamsvorm en -
gewicht.
Net als AN bepalen ook bij BN de negatieve gedachten over het eigen lichaam en
gewicht in sterke mate hoe ze over zichzelf oordelen.

*BED = kenmerkt door eetbuien (eetbuistoornis)
- Eetbuien geassocieerd met min. 3 kenmerken:
 Sneller eten dan normaal
 Dooreten tot oncomfortabel gevoel
 Veel eten zonder fysiek honger
 Alleen eten (zonder dat anderen het zien) vanwege schaamte voor
hoeveelheid die gegeten wordt
 Walging van zichzelf, depressiviteit of zich erg schuldig voelen na
het eten.
- Lijdt zichtbaar onder eetbuien

Verschil BN en BED = compensatie.
 BED vaak sprake van overgewicht.
Overige = wel eetstoornis, maar nog niet duidelijk is welke deze betreft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ernst van de eetstoornis

A

*AN – BMI: naarmate ondergewicht ernstiger is, is de AN ernstiger.

*BN – frequentie van ongepast compenseren: naarmate vaker ongepast
gecompenseerd, BN ernstiger.

*BED – frequentie van eetbuien: naarmate frequentie eetbuien toeneemt, BED ernstiger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Klinische beelden comorbiditeit

A

Lichaamsbeeld = de voorstelling die iemand van zijn eigen lichaam heeft.
- Objectieve verschijning, maar ook gevoelens, ideeën opvattingen over
eigen lichaam maken het mentale plaatje.
Pt. met eetstoornissen verkeren in de veronderstelling dat gewichtsverlies
aantrekkelijker maakt. Hun algemene zelfwaardering staat in te sterke mate
onder invloed van hun lichaamsbeeld.
Onduidelijk of overmatige zorgen over eigen lichaam bij alle AN-pt. zo’n grote rol
spelen.
- Tenminste een deel vooral extreme behoefte aan controle.
 Uit zich: uitoefenen controle over eetgedrag - lichaamsgewicht.
 Voortvloeien uit gebrek aan zelfvertrouwen, in combinatie met lage
zelfwaardering en ‘klinisch’ perfectionisme.
*Klinisch perfectionisme = ernstige vorm van perfectionisme die het dagelijks
functioneren hindert en waarbij de zelfwaardering volledig afhangt van het wel ofniet halen van de zelf gestelde doelen (erg hoog).
- Niet alleen op gebied van eetstoornis, maar meerdere levensdomeinen.
Ook andere kenmerken: stemmingswisselingen en -stoornissen, angsten (obsessies compulsies) en interpersoonlijke problemen, sociale isolatie en verlies seksuele interesse.
Opsplitsing pt. met eetstoornissen:
- Gekenmerkt door negatief affect
- Niet gekenmerkt door negatief affect.
 Blijkt gerelateerd aan verloop eetstoornis: prognose met hoog negatief
affect aanzienlijk ongunstiger dan met laag negatief affect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Cross-over en transdiagnostiek

A

Cross-over tussen verschillende eetstoornissen komt vaak voor: ene aan het herstellen andere ontwikkeld.
 Hierdoor pleitten transdiagnostisch model van eetstoornissen
Dit model onderscheid tussen AN, BN, BED niet gemaakt wordt: eenvoudiger
sprake eetstoornis. Wel symptomen gediagnosticeerd: kunnen wisselen over
tijd.
- Past beter bij empirische realiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Diagnostiek en differentiéle diagnostiek

A

Differentiële diagnostiek

Diagnostiek
Voorkeur: betrouwbaar diagnostisch interview:
 Noodzakelijk daarnaast aanvullend onderzoek naar comorbide en
medische complicaties.
SCID-5 = DSM-5 diagnosen kunnen worden gesteld.
Eating Disorder Examination (EDE): gouden standaard om specifieke-eetstoornispsychopathologie te meten.
- Totaalscore is globale ernst te lezen: 4 sub-schalen:
 Mate voedselinname beperkt
 Mate van zorgen en piekeren over voedsel en eten
 Mate van zorgen en piekeren over lichaamsvormen
 Mate van zorgen en piekeren over lichaamsgewicht.
- Laatste twee ook informatie invloed van lichaamsbeeld op zelfwaardering
- Losse vragen: inzicht ernst en frequentie eetbuien en
gewichtscontrolemaatregelen.

Vragenlijsten:
- EDE-Q
- Eating Disorder Inventory (EDI-3)
- Lichaamsbeleving meting
Niet geschikt om diagnose te stellen: wel inzicht symptomatologie die met
eetbuistoornis samenhangt.

Nadeel vragenlijst:
- Oppervlakkige klachten meten
- Niet expliciet naar gedrag vragen, maar naar intenties of meningen.

Comorbide psychiatrische diagnostiek
SCID-5 semigestructureerd interview heeft voorkeur.
Regelmatig: Affectieve-, angst-, ph-stoornissen en middelenmisbruik.
Ontwikkelingsstoornissen 20% AN.

*Lichamelijk onderzoek
Belang uitgebreid lichamelijk onderzoek: welke mate sprake is van:
- Vermagering
- Ondervoeding
- Medische of somatische complicaties
Standaard gebeuren bij frequent purgeren of flinke vermagering.
 Kan leiden tot dehydratie en ernstige stoornissen in elektrolietenhuishouding (hyponatriëmie, hypokaliëmie), wat tot
verzwakking van de hartspier en het verslappen van ademhalingsspieren
kan leiden.
o Levensgevaarlijk: direct medisch handelen vereist.

Vermagering ook vaak bij: depressie, psychotische, verslaving en
angststoornissen.
- Ook bij bepaalde lichamelijke ziekten: aids, kanker, darmziekten.

Eetbuien ook bij: psychotische, bepaalde ph en depressieve stoornissen.
- Ook sommige neurologische aandoeningen: syndroom Kleine-Levin
(slaapstoornis) en genetische aandoeningen: Prader-Willi-syndroom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Behandeling

A

Meeste pt. met eetstoornissen staan ambivalent tegenover behandeling.
- Graag van alle negatieve kanten van de eetstoornis af, maar ook graag
afvallen en zeker niet in gewicht aankomen. Doel van behandeling = normaal en gezond eten.

*Bewezen effectieve behandelingen
CGT = gouden standaard.
- Gebaseerd op cognitieve gedragsmodel van eetstoornissen
- Centraal: disfunctionele manier waarop eigenwaarde beoordeeld wordt.
- Verandering van eetgedrag, gewichtscontrolemaatregelen en
disfunctionele opvattingen over eten, lichaam en gewicht.
- Transdiagnostisch en ‘op maat’.
Behandeling van BN en BED
CGT meest effectieve behandeling voor BN, BED en milde AN (BMI > 17.5).
- Lange termijn behoudt gunstige effecten.
Voorkeursbehandeling voor BN en BED = CGT
IPT = oorspronkelijk depressie, later ook BN.
- Uitgangspunt: in stand gehouden door interpersoonlijke realties
- Doel: huidige sociaal functioneren pt. te verbeteren.
i.t.t. CGT richt IPT zicht niet direct op gestoorde eetgedrag en lichaamsbeeld.
Vergelijkbare resultaten: IPT pas zichtbaar naar 1 jaar. Direct na behandeling is
CGT aanzienlijk effectiever.  daardoor voorkeur CGT > IPT.
Psychoanalytische therapie = veronderstelling eetstoornissymptomen
geworteld zijn in een behoefte om bepaalde gevoelens en wensen af te weren,
moeite deze te herkennen, toe te laten en te reguleren.
- Meer inzicht onbewuste.
Vergelijking CGT en Psychoanalytische: CGT betere resultaten en sneller effectief.
- M.b.t. andere diagnosen (dan BN) nog nooit onderzocht.
Psychofarmaca = met name, antidepressiva+6: niet zo effectief.
- Korte termijn: reductie in eetbui- en purgeerfrequentie 60%.
 CGT en IPT is dit 80% reductie
 Abstinentie veel minder vaak voor bij psychofarmaca dan CGT
Combinatiestudies: CGT + antidepressiva geen meerwaarde.
Behandeling van AN
Weinig goede studies naar effectiviteit.
CGT voor volwassen AN: 2/3 tot toename in gewicht en afname van
eetstoornissymptomen, bleef behouden follow-up van 60 weken.
- Andere studie, gunstige resultaten, maar 50% maakt behandeling niet af.
AN bij adolescentie: gezinstherapie
- Kostbaar en minder dan helft van AN reageert positief.
- CGT veelbelovend alternatief: significant in gewicht toe, symptomen
namen af, ook op lange termijn.
 Advies Australische richtlijnen: sociaal netwerk betrekken.
Lange termijn
Relatief gunstige resultaten vaak behouden: ruim 10 jaar na behandeling:
- 70% BN hersteld van eetstoornis
- 11% voldeed nog aan BN
- Eén pt. had AN
- 18,5% eetstoornissymptomen maar geen AN, BN of BED.
Prognose op lange termijn redelijk gunstig, alsnog ruimte voor verbetering. 1/3 te weinig baat bij CGT of andere vormen van behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Behandeling in de dagelijkse praktijk

A

Meeste pt. met eetstoornis ambulant behandeld in gespecialiseerde ggz.
- Minderheid: klinische- of dagbehandeling.
Klinische behandeling = zeer ernstige somatische of psychiatrische problematiek:
- Zeer ernstig ondergewicht met medische complicaties.
- Groot risico zelfdoding.
Deze centra vaak multidisciplinair en eclectisch behandeld = behandelaar
verschillende technieken en benaderingen naar eigen inzicht combineren.
- Ook in buitenland gangbaar is.
Waller (2016) waarschuwt terecht dat behandelingen volgen eigen inzicht
meestal minder effectief zijn dan de behandelingen die in onderzoek het meest effectief bleken te zijn.
- Voor eetstoornissen ZONDER ondergewicht is dat CGT.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welk concept staat centraal in het model van Fairburn over eetstoornissen? Licht dit concept toe.

A

In het model van Fairburn staat de disfunctionele manier waarop eigenwaarde beoordeeld wordt centraal. Terwijl gezonde mensen hun eigenwaarde van een heleboel verschillende eigenschappen, kenmerken en gedragingen laten afhangen, koppelen mensen met eetstoornissen hun eigenwaarde vrijwel uitsluitend aan opvattingen over hun eigen lichaam. Ze beoordelen zichzelf in termen van hoe ze eruit (denken te) zien, hoeveel ze wegen en hoe goed ze hun eetgedrag en lichaamsgewicht onder controle hebben (Jansen, 2018).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Interpersoonlijke therapie (IPT) werd oorspronkelijk ontwikkeld voor depressieve stoornissen maar werd later ook ingezet bij de behandeling van boulimia nervosa (BN). Wat is het uitgangspunt en het doel van IPT bij de behandeling van BN? Hoe zijn de effecten vergeleken met de effecten van cognitieve gedragstherapie?

A

Het uitgangspunt van IPT voor BN is dat de eetstoornis in stand wordt gehouden door verstoorde interpersoonlijke relaties en het doel van de therapie is om het huidige sociaal functioneren van de patiënt te verbeteren. In tegenstelling tot CGT richt IPT zich dus niet direct op het gestoorde eetgedrag en lichaamsbeeld. Met IPT worden vergelijkbare resultaten bereikt als met CGT, zij het dat die gunstige resultaten in geval van IPT pas ruim een jaar na de behandeling zichtbaar worden. Direct na de behandeling is CGT aanzienlijk effectiever (Agras, Walsh, Fairburn, Wilson, & Kraemer, 2000; Fairburn et al., 2015). Experts zijn daarom van mening dat CGT de voorkeur verdient boven IPT (Jansen, 2018).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer is een klinische opname bij eetstoornissen geïndiceerd? Licht uw antwoord toe.

A

Klinische behandeling is geïndiceerd als er sprake is van zeer ernstige somatische of psychiatrische problematiek, zoals een zeer ernstig ondergewicht met medische complicaties of groot risico op zelfdoding. In deze centra worden patiënten met eetstoornissen meestal multidisciplinair en ‘eclectisch’ behandeld, wat betekent dat behandelaars verschillende technieken en benaderingen naar eigen inzicht combineren. Uit buitenlands onderzoek blijkt dat dit ook in het buitenland gangbaar is; patiënten met eetstoornissen worden in de dagelijkse praktijk meestal niet volgens protocol behandeld; slechts 36 procent van de behandelaars gebruikt een behandelprotocol en ook de voorkeursbehandeling CGT wordt meestal niet aangeboden (Wallace & Von Ranson, 2011; Waller, 2016). Waller (2016) waarschuwt terecht dat behandelingen volgens eigen inzicht meestal minder effectief zijn dan de behandelingen die in onderzoek het meest effectief bleken te zijn. Voor eetstoornissen zonder ondergewicht is dat CGT (Jansen, 2018).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly