Disruptieve, inmpulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen Flashcards

1
Q

Disruptieve, impulsb eheersings- en andere stoornissen

A

Elk van de stoornissen is er sprake van problemen met beheersing van
emoties en gedrag.
- De mate waarin verschilt per stoornis
- Resulteren in schending van de rechten van anderen en/of leiden tot
conflicten met autoriteitsfiguren en/of regelovertredingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Oppositioneel-opstandige stoornis (OOS)

A

= brutaal gedrag, prikkelbaarheid of boosheid –> manifesteren in vroege
kinderjaren.
- Gedurende lange tijd + negatieve invloed op sociaal en maatschappelijk
functioneren.
- Vooral gezien als mogelijke voorloper van NG –> NG voorloper van
antisociale-ph-stoornis.
DSM-5: OOS, NG en antisociale-ph-stoornis = uitingen van dezelfde
onderliggende problematiek die gedurende ontwikkeling toeneemt in ernst.
Niet iedereen met OOS ontwikkelt NOS: 70% kinderen –>volwassenen niet meer
voldoen aan criteria.
Boosheid/prikkelbaarheid van OOS –>kans vergroten ontwikkelen
angst/depressie.
Opstandig/brutaal van OOS –> risico ontwikkelen NOG.
Prevalentie algemene bevolking = 3,3%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Diagostiek OOS

A

Gekenmerkt: een patroon bestaand uit een boze/prikkelbare stemming,
ruziezoekend/ongehoorzaam gedrag of wraakzucht: > 6 mnd.
- > 4 criteria: 3 domeinen (niet gericht op broer/zus)
- Boze/prikkelbare stemming + ruziezoekend/ongehoorzame gedrag
gedurende 6 mnd. min. 1x p/w.
- Ook lijdensdruk betrokkene/sociale omgeving.
Ernstige vorm = symptomen in 3 of meer sociale omgevingen voorkomen
Matige vorm = symptomen in tenminste 2 sociale omgevingen
Lichte vorm = symptomen in één sociale omgeving
Bij diagnose van belang: differentiaaldiagnose met andere disruptieve, impulsbeheersings- en gedragsstoornissen.

*Diagnostische methoden
Informatie verzamelen bij betrokkene alsook verschillende informanten die veel
tijd doorbrengen met de betrokkene –> check in sociale omgevingen.
- Belang: concrete situatie en directe gevolgen van gedragsproblemen in
kaart te brengen.
 Zelfrapportagemethoden, interviews, gedragsobservaties.
Diagnostiek OOS bij volwassenen = Composite International Diagnostic
Interview (CIDI) = aanwezigheid van OOS-symptomen in verleden en specifiek
in afgelopen 12 maanden uitgevraagd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Behandeling OOS

A

CGT én systeemtherapie bewezen effectief –> effectiviteit afhankelijk van
leeftijd van betrokkenen

*CGT
Vanaf 12 jaar: advies CGT.
- Agressie- en impulsregulatie verbeteren door hun emoties (vooral
boosheid) bij zichzelf beter en eerder te signaleren.
- Sociale vaardigheden: m.n. empathische vaardigheden waarmee de
gedachten/gevoelens en intenties van anderen beter herkend en begrepen
worden.
- Verbeteren cognitief oplossend vermogen.

*Multisystemische therapie (MST)
= intensieve systeemgerichte behandeling. Positief effect antisociale gedrag vanaf 12 jaar.
MST richt zich op factoren waarvan bekend is dat ze samenhangen met
probleemgedrag (bijv. slechte leef- cq. Woonomgeving/ antisociale vrienden).
- Interventies worden toegespitst op specifieke casus:
 Sterkte- zwakte kanten betrokkene en systeem.
MST gunstig effect op:
- Criminele recidive
- Aantal uithuisplaatsingen
- Schoolverzuim

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Periodiek Explosieve Stoornis PES

A

Diagnostiek

= buitensporige uitbarstingen van agressie die niet in verhouding staan tot de voorafgaande gebeurtenis.
- Uitlokkende gebeurtenis kan relatief onschuldig zijn (bijv. onbewust
voordringt bij kassa)
- Verbaal of fysieke agressie
- Tijdens uitbarsting is de persoon niet in staat zichzelf te beheersen.

DSM-5: een patroon van uitbarstingen van gedrag die een uiting zijn van het niet
kunnen beheersen van agressieve impulsen.
Agressieve impulsen = verbale agressie of ruzie of fysieke agressie zonder
blijvende schade
- Gem. 2x p/w in periode 3 maanden.
- Niet vooraf gepland/gemotiveerd door persoonlijk winstbejag (zoals NG).
- Uitbarstingen zorgen voor problemen in sociale omgang en onderhouden
van relaties –> problemen voor persoon zelf.
PES pas vastgesteld als de agressieve uitbarstingen niet beter veklaard worden
door een andere stoornis. Belangrijk: impulsieve agressie bij PES:
- Niet instrumenteel van aard (zoals NG)
- Gevolgd kan worden door spijt en nemen van verantwoordelijkheid (i.t.t.
anti-sociale-ph-stoornis).
Levensprevalentie: 5.4%

Specifieke gestructureerde interviews: nog niet vertaald in NL.
NL aanvullende module Structured Clinical Interview for DSM-IV Axis-I Disorders (SCID-I) = vaststellen van DSM-IV-stoornissen in de impulsbeheersing (waaronder PES), a.d.h.v. vragen die gericht zijn op: “het in kaart brengen van…”:
1. Oncontroleerbare woedeaanvallen die geleid hebben tot bedreiging, fysiek
geweld of schade aan eigendommen.
2. Verhouding tussen de mate van agressie en gebeurtenis.
o Concrete gedrag, frequentie en omstandigheden waarin het gedrag
voorkwam.

Ernst PES-symptomen verminderen:
- Selectieve serotonineheropnameremmer fluoxetine (Prozac)
- Anti-epilepticum divalproex (Depakote).

Eén studie: psychologische behandeling:
- Positief effect CGT op symptomen PES: standhield follow-up na 3 mnd.
 Relaxatietraining, cognitieve herstructurering, leren gebruiken time-out bij opkomende impulsen, herhaaldelijk oefenen nieuwe coping-vaardigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Normoverschrijdende gedragsstoornis (NG)

A

= reeks van problematische en antisociale gedragingen, variërend van misleidingt/m ernstige (seksuele) agressie.
- Meestal vastgesteld gedurende kindertijd/adolescentie. Pas van 18 jaar worden vastgesteld.

*Diagnostiek
Gekenmerkt: herhaaldelijk schenden van basisrechten van anderen en gebrek
aan respect voor maatschappelijke normen en waarden.
- > 3 gedragskenmerken uit 4 categorieën, afgelopen 12 mnd.:
 Agressie tegen anderen
 Vernieling van andermans eigendommen
 Bedrog of diefstal
 Ernstige schendingen van regels of voorwaarden
- Én ernstige beperkingen in functioneren op sociaal vlak, opleiding, beroepsmatig gebied.
Twee subtypen (gebaseerd op leeftijd ontstaan stoornis):
1. ‘met begin kindertijd’
 > 1 symptoom aanwezig voor 10 jaar.
 Grotere kans ontwikkelen antisociale, criminele carrière = lifecourse-persistent
2. ‘met begin adolescentie’
 NG-symptomen na 10 jaar.
 Meestal beperkt tot adolescentie = adolescence-limited
DSM-5: onderscheidt in ernst van NG:
- Licht = liegen, spijbelen
- Matig = stelen zonder confrontatie met slachtoffer, vandalisme
- Ernstig = gedwongen seks, overvallen van slachtoffer, inbraak
NIEUW IN DSM-5: specificatie van beperkte prosociale emoties: groep die
moeite heeft met het herkennen van emoties bij anderen.
- Ten minste 2 van 4 kenmerken voldoen:
 Gebrek aan berouw of schuldgevoel
 Gebrek aan empathie
 Onverschilligheid over eigen prestaties
 Vlak affect
Belangrijk: patroon van interpersoonlijk en emotioneel functioneren dat over
een periode van 12 maanden in meerdere situaties voorkomt.
Kinderen NG –> meest voorkomende psychiatrische stoornis
Prevalentie kind en adolescenten = 4%.

*Diagnostische methoden
Dezelfde diagnose-instrumenten als OOS.
Meest voorkomende comorbiditeit NG = ADHD en OOS.
- DSM-5: NG naast een OOS worden vastgesteld (i.t.t. DSM-IV)
- Ouder dan 18 jaar = antisociale-ph-stoornis/psychopathie.
Differentiaaldiagnosen: PES en aanpassingsstoornissen.
Stemmings-, angst, specifieke leerstoornis en middelgerelateerde stoornissen komen vaak samen voor met NG.

*Behandeling
NG + ernstig agressief en disruptief gedrag = farmacotherapie effectieve
aanvulling op psychologische behandeling. Aangetoond:
- Psychostimulantia (methylfenidaat)
- Atypische antipsychotica (vooral risperidon)
Psychologische behandeling: zie OOS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Antisociale persoonlijkheidsstoornis (ASP)

A
  • Diagnostiek
    ASP (h17) –> DSM-5 ook onder deze categorie vanwege de problemen met
    impulscontrole zonder oog voor gevolgen van anderen en de samenleving.
    Psychopathie is een ernstige vorm van ASP.
  • Kenmerkt zich door gebrek aan prosociale emoties (empathie en berouw)
  • In staat zich achter een ‘masker van geestelijke gezondheid’ te verbergen.
  • In contact: charmerend en beleefd, maar ook manipulatief en
    instrumenteel/intimiderend.

Prevalentie psychopathie = 1%.

*Diagnostische methoden
Gebruik maken van betrouwbare, gevalideerde instrumenten: SCID-II of bij
vermoeden van psychopathie: Psychopathie Checklist-Revised (PCL-R).
PCL-R:
- 20 items: bijv. pathologisch liegen, sterk gevoel eigenwaarde
- Score van 0 (=niet aanwezig) tot 2 (= duidelijk aanwezig)
- Dimensionele score tussen 0-40 = welke mate de onderzochte overeenkomt met de prototypische psychopaat.
 Grensscore Noord-Amerika = 30
 Grensscore NL = 26

*Behandeling
Controversieel –> gebrek gerandomiseerde behandelstudies.
Enig ondersteuning NL onderzoek forensische instellingen bij mensen met een ASP en psychopathie positieve behandelresultaten behaald kunnen worden.

*CGT
NL vooral CGT.
- Delicten in kaart gebracht samen met factoren die daar een rol in hebben
gespeeld.
- Alternatieve strategieën bedacht voor gedragsmatige en cognitieve
factoren die uiteindelijk geleid hebben tot de delicten.
Doel = aan de hand van alternatieve strategieën gedragsveranderingen te
bereiken die niet leiden tot delicten maar tot sociaal geaccepteerde gedragingen.
- Oefenen binnen therapiesessies d.m.v. rollenspellen met therapeut/andere
pt.
- In latere fasen ook ondersteuning andere disciplines: creatieve- sociopsychomotore therapie.

*Schematherapie
Aangepast voor gebruik bij forensische pt. met ph-stoornissen –> o.b.v. klinische
ervaringen.:
- Toevoeging van schemamodi specifiek voor mensen met ASP/psychopathie:
5 overcompenserende copingstijlen:
 Manipuleren en bedriegen om iets te bereiken
 Zich boven andere mensen plaatsen en hen minachten of denigreren
 Gebruik van bedreigingen en intimidatie om iets te bereiken
 Aandacht richten op het vinden van verborgen bedreigingen of vijanden
 Gebruik van kille, meedogenloze agressie met het doel om een
bedreiging of rivaal te elimineren.
Gevalsstudie psychopathie:
- Schemamodi: positieve resultaten
- Na 4 jaar behandeling: psychotische kenmerken sterk gedaan + voldeed
niet meer aan criteria.
- Na 7 jaar (3 jaar later): stabiel leven met partner zonder plegen delicten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Pyromanie

A

3 à 4 % pyromanie: mensen die meerdere keren brand heeft gesticht.
Dient sprake te zijn van:
- Verleden herhaalde brandstichting
- Beleven van lust (of opluchting) bij het stichten van brand
 Voorafgegaan door opbouw spanning/emotionele opwinding totdat
de spanning niet langer te verdragen is voor de betrokkene
- Grote interesse vuur en in voorwerpen die met vuur te maken hebben.
*Diagnostiek
= impulscontrolestoornis: opzettelijke brandstichting voor opwinding en plezier.
- 6 criteria:
 Meer dan één keer opzettelijke brandstichting
 Lust/voldoening/opluchting bij plannen, uitvoeren, bekijken
 Geen andere reden voor brandstichting: bijv.
wraak/middelen/andere stoornis.

Prevalentie pyromanie algemene volk onbekend.
Prevalentie brandstichting = 1%.

  • Diagnostische methoden
    Aanvullende module van SCID-I-interview: interviewvragen geformuleerd volgens DSM-IV criteria.
    Differentiaaldiagnosen: NG, manische episode, ASP, schizofrenie, neurocognitievestoornissen, verstandelijke beperking, intoxicatie middel.

*Behandeling
Weinig onderzoek werkzaamheid psychologische behandelingen/farmacotherapie
bij pyromanie.
- Onderzoeksliteratuur vaak enkel over brandstichters in algemeen.

Grant, Donahoe en Odlaug (2011): effectief gebleken CGT-behadeling voor
pathologisch gokken vertaald voor behandeling pyromanie.
- Centraal: imaginaire exposure: oproepen brandstichtingsgedachten, grote nadruk negatieve consequenties.
 Start: psycho-educatie: voorlichting en voor-nadelen.
 Eigen gevoelens/gedachten leiden tot probleemgedrag en hoe ze wenselijke gedragingen kunnen toepassen als alternatief.
 Afsluiting: TVP-plan.

Geen resultaten bekend over verminderen symptomen pyromanie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kleptomanie

A

Relatie diefstal –> kleptomanie, vergelijkbaar met relatie brandstichting –>pyromanie

Dient sprake te zijn van:
- Herhaaldelijk plegen van diefstal
- Gevoel van opluchting of voldoening tijdens of na diefstal.
 Voorafgaan: oplopende spanning of drang.
 Gaat om diefstal zelf, niet de voorwerpen.
- Bewust van hun gedrag: niet in staat weerstand te bieden.

*Diagnostiek
Dient voldoen 5 DSM-criteria:
- Onvermogen weerstand te bieden om voorwerpen te stelen die iemand
niet nodig heeft
- Oplopend gevoel van spanning voor diefstal
- Gevoelens van plezier, voldoening of opluchting tijdens of na de diefstal
- Stelen niet om andere redenen gebeurt (wraak/geldelijk gewin)
- Stelen niet verklaard door andere stoornis

Prevalentie kleptomanie = 0.3 - 0.6%

*Diagnostische methoden
Specifieke semigestructureerde interviews (niet vertaald naar NL): aanvullende module voor SCID-I beschikbaar: vragen gericht om DSM-IV-criteria te scoren.

Kleptomanie komt vaak samen voor met:
- Stemmings-, middelgerelateerde-, angst-, ph-, eet-, en andere stoornissen
in impulsbeheersing (zoals compulsief koopgedrag en trichotillomanie).

Differentiaaldiagnosen: NG, ASP.

Geen sprake van kleptomanie als stelen zich enkel voordoet tijdens manische
episode of als reactie op waan of hallucinatie.

*Behandeling
Weinig onderzoek beschikbaar werkzaamheid psychologische behandelingen of farmacotherapie.

Uitzondering: opiaat-receptorantagonist naltrexon een positief effect op
kleptomaniesymptomen.

In klinische praktijk vaak CGT: enkele gevalsstudies positieve veranderingen
heeft laten zien in symptomen van kleptomanie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Op welke manier hebben de oppositioneel-opstandige stoornis, de normoverschrijdend-gedragsstoornis en de antisociale-persoonlijkheidsstoornis met elkaar te maken? Leg uit.

A

Hoewel de oppositioneel-opstandige stoornis ook bij volwassenen kan voorkomen, wordt deze stoornis in de DSM-5 vooral gezien als een mogelijke voorloper van de normoverschrijdend-gedragsstoornis. De normoverschrijdend- gedragsstoornis wordt op zijn beurt weer gezien als een mogelijke voorloper van de antisociale-persoonlijkheidsstoornis. In de DSM-5 worden de oppositioneel-opstandige stoornis, de normoverschrijdend-gedragsstoornis en de antisociale-persoonlijkheidsstoornis beschouwd als uitingen van dezelfde onderliggende problematiek die gedurende de ontwikkeling toeneemt in ernst (Chakhssi et al., 2018)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Krijgt iedereen met een oppositioneel-opstandige stoornis later ook een normoverschrijdend-gedragsstoornis? Leg uit.

A

Nee, niet iedereen met een oppositioneel-opstandige stoornis krijgt later ook een normoverschrijdend-gedragsstoornis. Ongeveer 70 procent van de kinderen met een oppositioneel-opstandige stoornis zal niet meer voldoen aan de criteria als ze volwassen zijn (Chakhssi et al., 2018).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geef uitleg over de antisociale-persoonlijkheidsstoornis in lekentermen.

A

Als je een antisociale persoonlijkheidsstoornis (ASP) hebt, vertoon je antisociaal gedrag. Je kunt roekeloos, agressief, prikkelbaar, impulsief en onverschillig overkomen. Rekening houden met (de gevoelens van) anderen is lastig en regels worden vaak niet nageleefd.

Met antisociaal gedrag of antisociale trekken wordt bedoeld dat je het moeilijk vindt om rekening te houden met de gevoelens en wensen van andere mensen. Jouw inlevingsvermogen is beperkt. Je voelt je niet schuldig als je iemand pijn doet en je kunt andermans verdriet en pijn ook niet begrijpen. Daarnaast zijn regels en normen en waarden, op het werk en tijdens contacten met anderen, lastig voor je als je een antisociale persoonlijkheidsstoornis hebt.

Agressie, conflicten, liegen, bedriegen, manipulatie en illegale praktijken komen veelvuldig voor als je een antisociale persoonlijkheidsstoornis hebt. Vaak zijn de problemen al in de kindertijd begonnen en worden ze steeds heftiger, wat een grote invloed kan hebben op je familieleden en vrienden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Schematherapie (zie ook hoofdstukken 7 en 17) werd toegepast in het Nederlandse onderzoek bij mensen met een antisociale-persoonlijkheidsstoornis en psychopathie (De Ruiter et al., 2015). In volgend fragment wordt schematherapie nader uitgelegd.

A

universele basisbehoeften,

veilige hechting
autonomie competenties en identiteitsgevoel
de vrijheid om uitdrukking te geven aan behoeften en emoties
spontaniteit en spel
ralistische beperkingen en zelfbeheersing

schema’s

bijv ik ben niet de moeite aard andere zijn niet te vertrouwen en de wereld is niet veilig

wantrouwen misbruik –> foute mannen

gemoedstoestand modi’s
die willen we veranderen:
coping modi: beschermer verstoppen
kindmodi: verlaten misbruikte kind boze impulsieve kind
disfunctionele ouder modi: straffende ouder modi
gezonde volwassen modus: die therapie zoekt en werkt

Leren op gezonde en adequate manier in je basisbehoeften voorzien

*therapeutische relatie;
veilig als een ouder maar ook een grens

*ervaringsgerichte interventie; oefenen met uiten van emoties en vervullen van behoeften
-imaginatie oefening hoe ontstaan en zeggen wat zij nodig had en dat er ook zorg voor haar was.
-meerdere stoelen dialoog;
alle modi’s een eigen stoel, sterker worden in tegen modi’s in te gaan

*cognitieve interventies

*gedragstechnieken

Vraagt moed om te veranderen en kost moeite maar is effectief en kosteneffectief voor borderline en nog 6 andere ph stoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly