Deel 3 - Hoofdstuk 4: Omgaan met weerstand Flashcards
Wat is “weerstand”?
De verzameling van acties die gericht zijn op het behouden van de status quo, op het vertragen en verhinderen van de verandering.
Aan wat is weerstand vooral te wijten?
Aan het onvoldoende communiceren over het waarom van de verandering.
Weerstand gaat 80% over het waarom en 20% over het hoe.
Wat zijn enkele voorbeelden van motieven voor weerstand?
- angst: er is angst voor het onbekende: kan ik wel goed functioneren in de nieuwe situatie? Zal dit voor mij wel lukken?
- schuld: ik kan niet achter deze verandering staan want die is niet positief voor mijn collega’s. Er speelt groepssolidariteit.
- vervreemding: ik voel me niet betrokken bij de verandering, dus ik kan passief blijven. Ook zeer goede en trouwe medewerkers kunnen dit ervaren. Dit is vaak een gevolg van zwakke communicatie over de verandering en door een gebrek aan inspraakmogelijkheden.
- persoonlijk nadeel: door die verandering ga ik er (financieel) op achteruit
- behoefte: komt die verandering overeen met wat ik leuk vind?
- bedreiging: mijn positie zal verzwakt worden door die verandering? Heb ik nog zekerheid van mijn functie en mijn bevoegdheden? Bedreigt deze verandering mijn job?
- twijfel: welke risico’s zitten vast aan die verandering?
Door wat wordt de mate waarin weerstand voorkomt bepaald?
De mate waarin weerstand voorkomt wordt bepaald door de mate waarin de verandering indruist tegen de heersende waarden van medewerkers.
Hoe sterker een verandering bestaande gewoonten doorbreekt, hoe meer weerstand kan verwacht worden.
Wat zijn enkele barrières die weerstand mee bepalen?
- desinteresse van het management
- gebrek aan vertrouwen van de medewerkers
- de werkethiek en –cultuur zijn niet gericht op verandering. In principe zouden profitorganisaties innovatiegerichter moeten zijn dan non-profitorganisaties
- historiek: waren er in het verleden al succesvolle veranderprojecten?
- onvoldoende vaardigheden van de top om de verandering te implementeren en te begeleiden
- medewerkers worden niet gevraagd mee te denken, te veel nadruk op top-down
Op basis van welke twee hoofdvariabelen heeft Anderson weerstand geclassificeerd?
Deze variabelen zijn:
- het niveau binnen de organisatie waar de weerstand optreedt (organisatie – groep – individueel)
- de mate waarin de weerstand openlijk wordt geuit, dan wel heimelijk.
Waar blijkt er in de praktijk veel weerstand te bestaan?
Bij het middenkader, zeker wanneer de verandering top-down verloopt.
Wat zijn de redenen voor de hoge weerstand bij het middenkader?
- De eigen positie komt vaak meer in het gedrang dan die van de uitvoerende medewerkers
- In de huidige positie bestaat een zeker gezag dat gepaard gaat met een specialisme waarin men is gegroeid via carrière en scholing. Dit gezag is niet zomaar over te brengen naar een andere functie met een ander specialisme.
Met welke persoonlijkheidskenmerken heeft een beperkte veranderbereidheid op individueel niveau vaak te maken?
- laag empathisch vermogen
- hoog dogmatisme
- onvermogen om met abstractie om te gaan
- fatalistische instelling, eerder een bedreiging zien dan een kans
- lage arbeids- en prestatiemotivatie
Wat word er bedoeld met “positieve weerstand”?
Het uiten van weerstand is in sommige gevallen ook positief. Het geven van kritiek of het tonen van scepsis kan gezien worden als een uiting van intensieve betrokkenheid.
Als veranderaar moet je dan ook luisteren naar de argumenten die worden gegeven bij het uiten van weerstand.
Wat zijn de vier verschijningsvormen van weerstand?
- actief en zichtbaar
- actief en onzichtbaar
- passief en zichtbaar
- passief en onzichtbaar
Geef enkele gedragsvoorbeelden van actieve en zichtbare weerstand.
- argumenteren
- vertragingstactieken
- boycotten
- acties
- zwart/witdenken
- regressie in kinderlijk gedrag
- verplaatsen: verkeerde mensen verantwoordelijk stellen
Geef enkele gedragsvoorbeelden van actieve en onzichtbare weerstand.
- saboteren
- hanteren van verborgen agenda’s
- onthouden van informatie
- verkeerde informatie doorgeven
- sublimeren: actief meewerken zonder stil te staan bij de gevolgen
- ongedaanmaking: ritueel gedrag vertonen
Geef enkele gedragsvoorbeelden van passieve en zichtbare weerstand.
- meegaan zonder betrokkenheid
- reactievorming
- schijnbaar instemmen
Geef enkele gedragsvoorbeelden van passieve en zichtbare weerstand.
- ziek melden
- verdringen, ontkennen
- isolering: doen alsof er niets aan de hand is
- geen verantwoordelijkheid nemen, projectie
- wantrouwen
Verklaar het aanvaardings-/verwerpingsmodel.
Het aanvaardings-/verwerpingsmodel beschrijft de 5 fasen die een individu of een groep doorlopen in een veranderproces.
Het doel van het model is het herkenningsvermogen en het vermogen tot omgaan met weerstand te verhogen.
- informatieverwerking
- afweging/rationalisatie
- weerstandsmobilisering
- onderhandelen
- aanvaarding of verwerping