Deel 2 - Hoofdstuk 2: Organisatiecultuur Flashcards

1
Q

Wat is een organisatiecultuur?

A

Het geheel van opvattingen over waarden, normen, doelstellingen, verwachtingen,… dat dominant is binnen de organisatie.

Dit resulteert in (on)geschreven regels over het sociaal verkeer tussen medewerkers, leveranciers, klanten en overige partijen.

Uitingsvormen van cultuur vinden we in de corporate identity, in symbolen, het taalgebruik, de helden, rituelen, enz.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Tot wat kunnen gedeelde waarden leiden in een organisatie?

A

Tot een gemeenschappelijke verstandhouding over wat men goed, slecht, passend en ongepast vindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Naar wat verwijzen de uitingsvormen van cultuur, zoals symbolen, helden en rituelen?

A

Naar de dieperliggende waarden en grondbeginselen, die “het hart” van de organisatiecultuur vormen.

Waarden bepalen meestal onbewust ons gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leg deze afbeelding uit.

A

Grondbeginselen en waarden vormen de kern van de organisatiecultuur, symbolen liggen veel meer aan de ‘buitenkant’.

Symbolen veranderen is naar verhouding dan ook het gemakkelijkst: denk aan een nieuw logo, een nieuwe huisstijl en nieuwe slogans.

Helden veranderen wordt al moeilijker.

Rituelen veranderen is alleen mogelijk als belanghebbenden op een zodanige wijze bij activiteiten worden betrokken dat zij hieraan een (nieuwe) ‘zin’ geven. Dit betekent dat men nieuwe betekenissen gaat toekennen, nieuw gedrag gaat vertonen en daarmee ook andere waarden gaat uitdragen.

Om dit te bereiken moet men door de andere lagen heen. Waarden en grondbeginselen zijn het moeilijkst te veranderen, want dit betekent dat de rituelen, helden en symbolen – waarin waarden tot uitdrukking komen – mee veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarop is de oorspronkelijke cultuur van een bedrijf gebaseerd?

A

Op de filosofie van de oprichters, op hun visie over de toekomst van de organisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een reden waarom dat oprichters een grote invloed hebben over de cultuur van het bedrijf?

A

Oprichters beïnvloeden sterk de selectiecriteria van nieuw personeel.

Dit leidt ertoe dat mensen worden aangenoment met waarden die overeenkomen met de oprichters.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de functies van een organisatiecultuur?

A
  • standaardisering van probleemoplossingen
  • onzekerheidsreductie
  • continuïteit & overleving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg de onzekerheidsreductie functie uit van een een organisatiecultuur.

A

Deze functie van een cultuur bestaat uit het verminderen van onzekerheid bij organisatieleden wanneer deze met nieuwe situaties geconfronteerd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leg de standaardisering van probleemoplossingen functie uit van een een organisatiecultuur.

A

Deze functie bestaat uit het ontwikkelen van vaste patronen voor de aanpak en het oplossen van vraagstukken van externe aanpassing en interne afstemming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is socialiseren?

A

Het aanpassen van (nieuwe) werknemers aan de cultuur van de organisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het process van socialisatie?

A
  1. Vooraf
  2. Kennismaken
  3. Metamorfose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg de eerste fase van het socialisatie proces uit.

A

Vooraf:

Dit omvat het hele leerproces dat plaatsvindt voordat de werknemer toetreedt tot de organisatie.

Dat is het moment dat de organisatie de buitenstaander kneedt tot een passende werknemer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leg de tweede fase van het socialisatie proces uit.

A

Kennismaken:

In de tweede fase ziet de nieuwkomer wat de organisatie precies inhoudt en komen verschillen tussen verwachtingen en realiteit aan het licht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leg de derde fase van het socialisatie proces uit.

A

Metamorfose:

In de derde fase vinden relatief langdurige veranderingen plaats.

De nieuwe werknemer krijgt de vereiste vaardigheden onder de knie, vervult met succes zijn nieuwe rollen en past zich aan de waarden en normen van zijn werkgroep aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe wordt de cultuur overgedragen op werknemers?

A

De cultuur wordt op een aantal manieren overgedragen op werknemers; de methoden die de meeste vruchten afwerpen zijn: verhalen, rituelen, materiële symbolen en taal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leg de cultuurtypologie van Harrison uit.

A

Harrison onderscheidt in zijn model 4 soorten organisatieculturen:

  • op basis van de mate van samenwerking tussen leiding en werkvloer enerzijds
  • en de mate van delegeren van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden anderzijds.
17
Q

Leg de machtsultuur uit.

A

Deze cultuur is gekenmerkt door de grote waarde die de leiding hecht aan haar macht.

Er is relatief weinig bureaucratie, de beheersing gebeurt vanuit een centraal punt.

Op vitale functies worden sleutelfiguren geplaatst die macht krijgen gedelegeerd.

Persoonlijke resultaten boeken is een criterium voor succes en is belangrijker dan samenwerking.

De machtscultuur ontstaat gewoonlijk rond een sterke leider.

18
Q

Leg de rolcultuur uit.

A

Deze cultuur kent veel waarde toe aan orde en regelmaat.

De beheersing gebeurt door duidelijkheid van processen, regels, functiebeschrijvingen.

Het in stand houden van het systeem is belangrijker dan flexibiliteit.

In deze cultuur krijgen de medewerkers vaak straf afgebakende taken toebedeeld.

19
Q

Leg de taakcultuur uit.

A

Bij deze cultuur is het van het hoogste belang dat het werk zo goed mogelijk wordt gedaan.

Men is pragmatisch ingesteld, en wat betreft de coördinatie leiden de eisen die het werk stelt.

Deskundigheid bepaalt mee de macht in de organisatie en er wordt in teams gewerkt met het oog op de kwaliteit en effectiviteit van het werk.

20
Q

Leg de persoonscultuur uit.

A

Nadruk op individuele belangen en ontwikkeling, het persoonlijk sucess prevaleert op het suces van de groep.

Regels en voorschriften zijn beperkt tot een minimum, wat tot moeilijkheden in de coördinatie kan leiden.

Professionals werken samen op basis van gelijkwaardigheid.

21
Q

Wat zijn de verschillende karakters in organisaties m.b.t verandering?

A
  • Ondernemende cultuur
  • Koelbloedige cultuur
  • Oplettende cultuur
  • Doelmatige cultuur
  • Sociale cultuur
22
Q

Leg de ondernemende cultuur uit.

A

Er kan sprake zijn van een ondernemende cultuur als individualisme, eigenbelang en ondernemerschap de belangrijkste waarden zijn.

Deze cultuur komt vaak voor in jonge, snel groeiende bedrijven en bedrijven die opereren op nieuwe markten.

Negatieve kanten van deze cultuur zijn ver doorgeslagen competitie, agressie en vijanddenken.

23
Q

Leg de koelbloedige cultuur uit.

A

Een organisatie die koelbloedig is gekenmerkt door de nadruk op de rationele, technisch-instrumentele en calculerende opstelling van de medewerkers.

Komt vaak voor in technische stafafdelingen van organisaties en in bedrijven die hoogwaardige technische producten op de markt brengen.

Deze organisaties richten veel aandacht op hun productie en weinig op hun verkoop.

24
Q

Leg de oplettende cultuur uit.

A

De oplettende organisatiecultuur is sterk omgevingsgericht. Inspelen op de markt, het veroveren van de markt zijn sleutelwaarden.

Deze cultuur komt vaak voor in dienstverlenende bedrijven in sterk concurrentiële sectoren.

Gevaar is dat er te sterk “vijanddenken” kan ontstaan.

Er gaat in de organisatie veel aandacht naar de verkoop en minder naar het voortbrengingsproces.

25
Q

Leg de doelmatige cultuur uit.

A

De doelmatige cultuur kenmerkt zich door veel aandacht voor structuren, regels, procedures en normen.

Organisaties in stabiele omgevingen met hoge omzetten van sterk gestandaardiseerde producten of diensten tonen vaak deze cultuur.

Een gevaar is het neigen tot een te sterke bureaucratie en starheid.

Deze organisaties tonen een grote behoefte aan het beheersen van onzekerheid.

26
Q

Leg de sociale cultuur uit.

A

Sociale organisaties leggen de nadruk op de sociale omgang met cliënten, op de sociale vaardigheden.

Typisch is dit het geval in organisaties die opereren in de sector van de persoonlijke dienstverlening en verzorging (recreatie, horeca, gezondheidszorg).

In dergelijke organisaties is het omgaan met kritiek en met conflicten een aandachtspunt, net als het stellen van grenzen.