College 9: MS Flashcards

1
Q

Vrouw vs man

A

3/4 vrouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Voorkomend

A
  • Meer verder weg van de evenaar
  • 1% erfelijk
  • Ontstaan heeft waarschijnlijk met IS te maken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke eerte symptomen komen het meest voor bij MS

A
  1. Sensibele stoornissen/gevoelsstoornissen
  2. Balans/loopstoornissen
  3. Visusklachten
  4. Dubbelzien
  5. Krachtverlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vier verschillende beloopsvormen

A
  1. Relapsing Remitting MS (RRMS): 40%
  2. Primary Progressive MS (PPMS): 10%
  3. Secondary Progressive MS (SPMS): 40%
  4. Benign MS: 10%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

RRMS

A

Vooral bij jonge mensen, exacerbaties en weer herstellen. Op een gegeven moment geen herstel meer, dan overgang naar SPMS.
Behandeling: RRMS is goed te behandelen, maar wanneer er al sprake is van SPMS werkt de behandeling minder goed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

SPMS

A

Na RRMS progressieve achteruitgang, exacerbaties zonder volledig herstel (steeds meer handicap).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

PPMS

A

Vooral bij ouderen, beginnen gelijk met loopstoornissen. Nog niet goed te behandelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Benigne MS

A

Hoort bij RRMS, weinig klachten en kunnen nog tientallen jaren vooruit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Pathologie MS

A

Myeline degeneratie, doordat het IS zijn eigen neuronen gaat aanvallen (auto-immuun)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Trigger

A

Uitlokkende factoren zijn vroegere ziekten, 90% heeft Pfeiffer gehad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Diagnose obv

A
  • T2-MRI: brengt MS laesies in kaart
  • aantal plekjes hangt niet bij iedereen samen met de ernst van de klachten, maar over algemeen wel hoe meer vlekjes hoe meer klachten.
  • CSF testen: IgG in CSF maar niet in bloed
  • Geleiding van de nervus opticus checken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Twee belangrijke kenmerken bij MS

A
  • Inflammatie: zorgt voor relapse en laesies

- Neurodegeneratie: zorgt voor beperkingen en verlies van hersenvolume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

MS en depressie

A

3 x zoveel: 50%. Daarnaast ook heel veel andere psychologische stoornissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Cognitieve beperkingen veroorzaakt door

A
  • Vermoeidheid
  • Medicatie
  • Sociaal isolement
  • Depressie
  • Angst
  • Infecties
  • Werk
  • Neuronale degeneratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gevolg depressie voor MS

A

Minder therapietrouw (ook bij cognitieve klachten), bij behandeling hiervan neemt de therapietrouw juist toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom aandacht voor depressie bij MS

A
  • Depressie heeft meer invloed op QoL dan de beperkingen die men ondervindt
  • Verhoging van zelfmoord
  • Vermindering van therapietrouw
  • Invloed op cognitief functioneren
17
Q

Drie oorzaken therapieontrouw MS

A
  • Bijwerkingen
  • Depressie
  • Gevoel dat medicatie niet werkt
18
Q

Oorzaken depressie MS

A
  • Problemen met coping
  • Pessimistische kijk op de toekomst
  • Onzekerheid over beloop
  • Disregulatie immuunsysteem
  • Direct gevolg van laesies
19
Q

Cognitieve problemen bij MS

A

Komen samen met vermoeidheid heel vaak voor! Cognitieve stoornissen komen bij 40-65% voor en komt vaker voor bij PPMS en SPMS

20
Q

Welke cognitieve problemen komen het vaakst voor

A
  • Lange-termijn geheugen (aanleren nieuwe info)
  • Efficiëntie van informatieverwerking (werkgeheugen achteruit en vertraagde informatieverwerking)
  • EF
21
Q

Handige NPO testbatterij bij MS

A

BRNB: Brief Repeatable Neuropsychological Battery - screening cognitieve problemen

22
Q

Exacerbaties

A

Schubs

23
Q

Behandeling MS

A
  • Aanvallen: hoge dosis corticosteroïden (prednison)

- Immunosuppresieve middelen (kunnen aanvallen 30-40% verminderen per jaar)

24
Q

Etiologie MS

A

Gen x omgeving: autoimmuunziekte die optreed door exogene factoren bij personen met een bepaalde genetische achtergrond. Waarschijnlijk ook gebied: komt meer voor veraf van de evenaar

25
Q

Emotionele stoornissen

A

Depressie (meest voorkomend!), angststoornissen, bipolair, psychotische stoornissen, dwanghuilen/dwanglachen.

26
Q

Meest beperkende klacht volgens patiënt

A

VERMOEIDHEID!