College 2: Dementia Flashcards
Event-related potentials
Elektrofysiologische reacties van de hersenen op gebeurtenissen (’events’) in de omgeving.
Old-new effect ERP
Reeds herkende stimuli zijn positiever dan nieuwe stimuli, dit laat zien dat er een leerproces is.
Young vs eldery ERP
ERP vorm verschilt tussen ouderen en jongeren, andere morfologie, old-new effect ook anders (bij ouderen minder verschil tussen old en new en het effect is minder lang). Betekent niet dat oudere mensen niet kunnen leren!
Healthy vs AD ERP
Positieve pieken worden minder naarmate AD verder vordert. Hersenen reageren nog wel op nieuwe stimulus, maar reactie wordt steeds minder.
MCI definitie
Staat die tussen cognitieve achteruitgang van het normale verouderingsproces en AD in zit, maar geeft geen problemen in het dagelijks leven. Kan wel doorgaan naar dementie, maar kan ook beter worden als er bijvoorbeeld een depressie achter zit of bij verandering van leefstijl
Problemen MCI
Geheugen, taal, denken, beslissingen maken - meer problemen dan die bij een normaal verouderingsproces
Amnestische MCI
Bij geheugenproblemen en andere cognitieve problemen, hoger risico op AD
Non-amnestische MCI
Cognitieve problemen behalve geheugenproblemen
Neuropathologie MCI (en AD)
Atrofie hippocampus, minder witte en grijze stof (celverlies)
Brain reserve
Wat er overblijft aan grijze en witte stof
Cognitieve reserve
Hoe de hersenen functioneren. Bij AD zullen de hersencellen afnemen, maar hoe je functioneert is afhankelijk van samenwerking tussen de hersencellen. Sommige mensen hebben neuropathologie, maar niet zoveel klachten (grote reserve) en andere weinig neuropathologie en veel klachten (weinig reserve)
Betere cognitieve reserve door
Opleiding (niveau zegt meer dan jaren van opleiding), hoger IQ, goede baan. Beweging en leefstijl waarschijnlijk ook, maar dat is minder goed klinisch na te gaan.
Wanneer achteruitgang bij betere cognitieve reserve
Vaak na de diagnose snelle achteruitgang, omdaat de atrofie al een lange tijd heeft voortgeduurd en er voor de diagnose gebruik is gemaakt van de cognitieve reserve (kon daarmee compenseren)
Verschil dementie en normaal ouder worden
Vooral omdat ze door hun klachten niet meer goed kunnen functioneren. Ziekteinzicht ook een beetje, maar men heeft in het begin nog wel ziekteinzicht
Verschil dementie en depressie
Depressie is vaak reactie op een event, sneller ontstaan. Depressieve mensen vaak ook minder gemotiveerd.
Probleem: er is vaak comorbiditeit, waardoor het onderscheidt lastiger te maken is.
Diagnose dementie DSM-IV
- Geheugen verlies samen met minimaal één ander symptoom: afasie, apraxie, agnosie of EF disfunctioneren
- Verstoring van onafhankelijkheid in dagelijks leven (anders MCI)
- Diagnose wordt niet gemaakt tijdens delier (want dan kan je iemand niet testen)
DSM criteria focus ligt op geheugenproblemen, veel mensen krijgen diagnose AD, maar is dat altijd terecht? Hebben veel mensen misschien een gemengde vorm? Door classificatie worden je ideeën gekleurd.
Welke onderdelen testen bij dementie
Geschiedenis checken, klachten uitvragen, cognitief functioneren in kaart brengen en ADL (activities of daily living) in kaart brengen.
Voordeel vroege diagnose
Meer kans om de progressie af te remmen, voor patiënt en familie meer tijd om plannen te maken voor de toekomst
Nieuwe richtlijnen AD
Preclinical, MCI, AD early/mild/moderate/severe ipv early/mild/moderate/severe.
Meer onderzoek naar biomarkers, wordt nu vooral in onderzoek gedaan
Biomarkers hersenvocht
T-tau: total tau
P-tau: hyperphosphorylated tau
amyloid beta: Abeta42
Volgens het artikel zouden deze biomarkers 10-20 jaar voor diagnose te vinden zijn in het hersenvocht!
Vorming plaque
Door abnormale afbreking van beta amyloid eiwit
Vorming tangle
Door de abnormale afbreking van beta amyloid kan er ook geen fosfos groep meer worden toegevoegd aan het Tau-eiwit, waardoor tangles ontstaan. Tangles komen later dan plaques
Gevolgen plaques en tangles
Neurodisruptie en neurodegeneratie
Scan voor AD
MRI scan, hippocampale atrofie checken voor achteruitgang AD
Volgorde biomarkers AD
- Amyloïd beta
- Tau
- Atrofie hersenstructuren
- Geheugenproblemen
- Klinisch disfunctioneren
Pathologie rond diagnose
Voor de diagnose al amyloïd beta, daarna functionele/metabole biomarkers (Tau) en ook al atrofie. Na diagnose gaat atrofie verder, eerst ENTORHINAL cortex atrofie, daarna hippocampus en temporale neocortex atrofie
Eerste tekenen dementie
Concentratie, verlies interesse, emotioneel labiel, prikkelbaar, vermoeid, moeite met woorden vinden, ‘head turning sign’ (lijken dus erg op depressie!)
Waarom prevalentie omhoog
Diagnose komt meer voor of wordt meer aandacht aan besteed