College 3: Stroke Flashcards

1
Q

Prevalentie herseninfarct vs hersenbloeding

A

Infarct: 80%
Bloeding: 20%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kenmerken infarct

A

Minder O2 en glucose in het gebied achter blokkade, gelokaliseerde schade, maar door de netwerken in de hersenen zitten de problemen in een veel groter gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Percentage TIA geschiedenis of eerdere stroke

A

25%, CVA/TIA geeft een hoger risico op een recurrent stroke (20% van CVA had eerst een TIA)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

FAST-test

A

Face: verzakking van de mondhoek
Arm: vraag persoon om zijn arm horizontaal voor zich uit te strekken, kijken of deze afzakken of een andere kant op neigen
Speech: onduidelijke spraak of niet goed kunnen spreken
Time: ga na hoe lang de klachten zijn, bel zo snel mogelijk de alarmcentrale

BELANGRIJKSTE: zo snel mogelijk hulp, zodat ergere schade kan worden voorkomen. Verschil dementie: dementie is progressief en gebeurd niet plotseling, maar iemand met dementie kan ook een CVA krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verschil CVA en TIA

A

Tijd, verder zijn symptomen en oorzaken hetzelfde! TIA korter dan 24 uur, maar meestal veel korter (half uur).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Oorzaken CVA/TIA

A

Slechte kwaliteit van bloedvaten binnen en buiten de hersenen door atherosclerose - plaque vorming aan de binnenkant van de vaten en het verharden van de vaten door cholesterol.

  1. Stuk plak kan losschieten (dan heet het een embolie), richting de hersenen gaan en daar vast komen te zitten, waardoor er geen O2 en glucose achter de blokkade kan komen - dat hersengebied beschadigd
  2. Bloedvat slipt helemaal dicht

Trombose: vorming van bloedklont
Embolie: losgeschoten plaque

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Herkenning van TIA

A

Belangrijk, want kans op CVA of hartaanval is binnen het eerste jaar verhoogd en mortaliteit is ook verhoogd bij ouderen. Diagnose vaak achteraf en duurt vaak maar heel kort - toch goed om iemand er naar te laten kijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Differentiaal diagnose TIA

A

Delier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Risicofactoren die je NIET kan beïnvloeden

A

Leeftijd, geslacht (man), eerdere CVA, familiaire belasting, SES

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Risicofactoren die je WEL kan beïnvloeden

A

Aderverkalking, atriumfibrilleren, cholesterol, bloeddruk, DM (niet genezen, maar heeft te maken met glycemische controle), roken, alcohol, drugs

Veel verbanden tussen hersenen en hart - cerebrovasculair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bloedvaten hersenen ontspringen vanuit de

A

Cirkel van Willis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Drie arterieën hersenen

A

Anterior, middle en posterior cerebral artery - voeden allemaal grote gebieden, dus gevolgen kunnen heel groot zijn! Infarcten worden benoemd met de arterie die betrokken is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Symptomen CVA/TIA

A

Paralyse (verlamming), parese (verlies van kracht), stoornis in gevoel, coördinatiestoornis, visuele stoornis (dubbelzien, blind aan één oog), taalstoornissen, spraak/slikstoornis, stoornis in een bepaalde vaardigheid, verstoord gedrag, emotionele verstoring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Soorten CVA’s

A

Medial cerebral artery infarct (MCA)
Anterior cerebral artery infarct (ACA)
Posterior cerebral artery infarct (PCA)
Hersenstam en cerebellum infarcten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Soorten CVA’s (Oxford)

A

Posterior anterior cerebral infarct - PACI 34%
Lanucar infarct (smal en diep) - LACI 25%
Posterior cerebral infarct - POCI 24%
Anterior cerebral infarct - TACI (total anterior cerebral infarct 17%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Klinische kenmerken MCA (!)

A
  • Halfzijdige verlamming: vooral armen
  • Verstoring in gevoel
  • Verlies van zicht
  • Afasie (LH)
  • Neglect (RH)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Neuopsychologische effecten MCA (!)

A
  • Gemixte afasie als LH aangedaan is
  • Agressief/boos
  • Depressie na hervatting inzicht
  • Apraxie kan
  • 25% heeft neglect (RH)
  • Balint: als pariëtaal/occipitaalkwab is aangedaan (lijken blind, maar zien gezichtsveld niet helemaal en kijken niet direct naar stimuli/mensen)
  • Cognitieve/gedragsproblemen door aantasting van subcorticale structuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Klinische kenmerken ACA (!)

A
  • Halfzijdige verlamming: vooral benen

- Gedrag en emotionele stoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Neuropsychologische effecten ACA (!)

A
  • Verbinding tussen Broca en Wernicke verstoord: conductafasie (wel taal kunnen produceren en begrijpen, maar niet iets kunnen herhalen)
  • Executieve stoornissen
  • In LH taalproblemen meer aanwezig dan in RH
  • Aantasting corpus callosum: apraxie (handeling niet kunnen uitvoeren) of agrafie (stoornis schrijven)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Klinische kenmerken PCA (!)

A
  • Verlies zicht aan één kant
  • Geheugenproblemen
  • Gedragsproblemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Neuropsychologische effecten PCA (!)

A
  • 25% geheugenproblemen en anterograde amnesie
  • Bij RH schade: visuele agnosie
  • Schade thalamus: problemen met arousal, aandacht, motivatie, initiatief nemen, EF en geheugen (geheugenproblemen komen pas later, niet accuut)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Oorzaak lanucar infarct

A

Verstopping van een enkele diep penetrerende arterie vanaf de cirkel van Willis, cerebale arteriën en de basilaire arterie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waar lanucar infarct

A

Laesies in de kernen van de hersenen (putamen, thalamus, caudate), de pons en de posterior limb van de internal capsule.
Minder in witte stof, anterior limb van internal capsule en cerebellum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Symptomen lanucar infarct

A

Meestal motorisch, maar vaak ‘silent stroke’ omdat de meeste typische kenmerken van een CVA niet aanwezig zijn (FAST).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Risicofactoren lanucar infarct

A

Leeftijd, hypertensie, DM, hyperlipidemie en roken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hersenstam infarct

A

Bewustzijn - locked-in syndroom: wel bewust wat er gebeurd, maar niet in staat om te kunnen reageren, vaak communiceren met de ogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Cerebellum (kleine hersenen) infarct

A

Motorische planning en modulatie van hogere cognitieve functies

28
Q

Subarachnoïdale bloeding

A

Meer in vrouwen, jongere patiënten, hogere mortaliteit

29
Q

Diagnose SAB

A

Plotselinge hoofdpijn, kan kortdurend zijn (als een soort voorteken) en kan komen na fysieke inspanning

30
Q

Oorzaken SAB

A

Aneurysme (85%) of perimesencefalische bloeding (10%)

31
Q

Prognose SAB

A

1/3 gaat dood of ervaart direct ernstige beperkingen, 1/3 gaat dood of ervaart later ernstige beperkingen, 1/3 overleefd zonder grote gevolgen (maar wel cognitief!)

32
Q

Drie fasen bij CVA

A

Acute fase: in/rond ziekenhuis
Revalidatie: post-acute fase
Chronische fase: naar huis of naar revalidatiecentrum

Deze fasen staan niet vast

33
Q

Acute fase

A

Cognitieve netwerken werken bij en rond infarct doen het niet goed, dreiging dat het erger wordt als je wacht (hoe langer je wacht, hoe erger het is). Vanaf de acute fase treedt herstel en leerproces in gang.

34
Q

Post-acute fase

A

Medisch stabiel, minder disfunctioneren van het netwerk, leren gaat door. Begin maken in aanpassing en acceptatie. Plasticiteit in deze fase heel belangrijk!

35
Q

Chronische fase

A
  • Acceptatie en adaptatie: sommige mensen wat meer hulp nodig om stoornissen te accepteren en door te gaan met wat ze hebben. Opvatting is dat de stoornissen die naar 6 maanden over blijven blijvend zijn, maar ook na 6 maanden kunnen de hersenen nog verder stabiliseren en verbeteren
  • Angst voor nog een CVA komt veel voor
  • Risico op een tweede CVA is verhoogd
  • Stroke vaker bij ouderen, dementerende, hart-, long- en diabetespatiënten
36
Q

CVA <50 jaar oorzaken

A

Hoge bloeddruk, DM, hart condities, anticonceptie, migraine, gaatje in de hartwand, Fabry’s

37
Q

CVA bij kinderen

A

Link met infecties

38
Q

CVA geslachtsverschillen

A

Mannen: meer kans op een CVA, maar dit veranderd omdat vrouwen meer zijn gaan roken.
Vrouwen: hogere incidentie (komt door de hogere levensverwachting), hogere mortaliteit, meer atypische symptomen (CVA niet altijd herkend en minder snel behandeld wordt), slechtere functionele uitkomsten en minder QoL na stroke

39
Q

Neuropsychologische effecten CVA

A
  • Cognitieve problemen
  • Emotionele problemen
  • Gedragsproblemen

Effecten kunnen breed zijn en vooral afhankelijk van locatie (zie verschillende arteriën), maar leeftijd en educatie spelen ook een belangrijke rol

40
Q

Algemene cognitieve symptomen (niet gerelateerd aan een hersengebied)

A

HEEL MOE (!), weinig energie, langzaam, vergeetachtig, desoriëntatie, delier (hogere kans post-stroke, geen direct verband), dementie

41
Q

Emotionele reactie

A

9/10, waarschijnlijk zowel psychologisch reactie als direct resultaat van CVA

42
Q

Depressie na CVA

A

25-60%, vaak na 3 maanden als ze zich beseffen wat ze niet meer kunnen

43
Q

Angst CVA

A

Catastroferende reactie: bij hoofdpijn direct angst voor nog een CVA - angst, pathologisch huilen, agressie of apathie

44
Q

MMSE bij CVA

A

MMSE wordt vaak gebruikt, maar laat niet alles zien in de score. Wel goed idee om te testen in acute fase: testen voor cognitief functioneren, kan laten zien wat de prognose gaat zijn. Mensen die het slecht doen in het ziekenhuis doen het vaak minder goed later.

45
Q

Testen bij CVA

A

Alle cognitieve domeinen testen, timing in cruciaal (iemand moet zich goed voelen), liefst in de eerste dagen na CVA (prognose, maar kan lastig zijn), geef suggestief voor habilitatie, interview met partner/familie

46
Q

Overwegingen voorafgaand aan een NPO

A

Comorbiditeiten (depressie?), laesie locatie en ernst, premorbide functioneren, medicatie (bijwerkingen?)

47
Q

Meest voorkomende cognitieve stoornis

A

EF (daarom ook zoveel vermoeidheid), gevolgd door perceptie en neglect.

48
Q

Veelvoorkomende klachten

A

VERMOEIDHEID, lichamelijke beperkingen, informatieverwerkingssnelheid, geheugen (verdubbelt in chronische fase, kan eraan liggen dat men eerst nog dingen van patiënt overneemt), sensitiviteit, concentratie, depressie, ANGST, taal

49
Q

Test voor kans op CVA bij atriumfibrilleren

A

CHADS2: hoe hoger de score, hoe meer kans op een CVA (ligt aan link hart en brein - cerebrovasculair)

50
Q

Schalen voor CVA

A

Glasgow Outcome Scale: in hoeverre bij bewustzijn
Barthel Index: ADL
NIH Stroke Scale

51
Q

Welke testen afnemen bij CVA patiënt in acute fase

A

MMSE en simpele testen zoals de klok tekening

52
Q

Unilateraal neglect

A

Deel van de ruimte negeren, meestal links negeren omdat laesie rechts zit, abnormale aantrekking naar één kant van de ruimte. Unilateraal neglect zie je vaak na een CVA

53
Q

Welke testen afnemen bij CVA patiënt om het herstel in kaart te brengen

A
  • WAIS: intelligentie (?)
  • EF: Wisconsin Card Sorting Test, Tower of London
  • Aandacht: Stroop
  • Wechsler Memory Scale: verbaal en visueel geheugen
54
Q

Biologische theorie depressie en CVA

A

Depressie afhankelijk van laesie locatie en zorgt voor veranderingen in circuits en neurotransmitters, waardoor een depressie kan ontstaan

55
Q

Psychologische theorie depressie en CVA

A

Stress reactie op beperkingen na CVA, beseffen wat je niet meer kan

56
Q

Depressie en CVA

A

Milde symptomen blijven hangen na 2 jaar, mortaliteit hoger bij combinatie, CVA patiënten kunnen minder snel herstellen dan CVA patiënten zonder depressie, depressie invloed op rehabilitatie.

57
Q

Meer kans op depressie CVA

A

Vrouwen, hogere opleiding (?), lage SES

58
Q

Probleem in zorg

A

Meeste patiënt worden alleen gescreend op ADL en IADL, wanneer men thuis komt worden ze geconfronteerd met beperkingen en voelen ze zich alleen. Heeft ook effect op familie.
Oplossing: neurorevalidatie poli (ETZ)

59
Q

Problemen verwerkingssnelheid

A

Tempo van praten aanpassen

60
Q

Waarom EF belangrijk

A

Belangrijk voor onafhankelijk functioneren

61
Q

Waterscheidingsinfarct

A

CVA veroorzaakt door tekortschieten van doorbloeding, meestal op de grens van twee stroomgebieden

62
Q

Oorzaken hersenbloeding

A
  • Hypertensie (belangrijkste > zorgt voor aneurysma’s en vaatafwijkingen)
  • Arterioveneuze malformatie
  • Ontstekingen in de vaatwand
  • Stollingsstoornissen
  • Hersentumor
63
Q

Lobaire bloeding

A

Oppervlakkige bloeding, door amyloïde angiopathie in ouderen

64
Q

Hemorragisch infarct

A

Eerst afsluiting van arterie, maar gaat lekken in de fase dat het bloed weer op gang komt door schade van de blokkade

65
Q

Hematoom

A

Door traumatisch event

66
Q

Behandeling hersenbloeding

A

Eerst behandelen van de druk, om te voorkomen dat belangrijke gebieden in de knel raken