Bouweconomie H3 Stedelijke economie Flashcards

1
Q

Waarmee houdt ruimtelijke economie zich mee bezig?

A

de spreiding en/of
concentratie van economische activiteiten over de ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat bestudeert stedelijke economie?

A

de structuur en ontwikkeling van de economische bedrijvigheid
in een stad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat staan centraal in de stedelijke economie?

A

locatiekeuze op de concurrentiepositie van organisaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom is de concurrentiepositie bepalend?

A

zo weet je de marktaandeel en winstgevendheid van je concurrent uit dezelfde sector

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarvoor concurreren steden?

A

oor het aantrekken van bedrijvigheid (economische activiteiten) en
inwoners (beroepsbevolking)

‘bedrijven hebben
medewerkers nodig’ en ‘mensen hebben werk nodig’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is productiestructuur?

A

het geheel van alle productiehuishoudens in een stad en hun
onderlinge relaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In welke sectoren kan de economie worden opgedeeld?

A
  1. primaire: o.a. delfstoffenwinning, landbouw en visserij
  2. secundaire: de (maak) industrie
  3. tertiaire: commerciële dienstverlening
  4. quartaire: niet-commerciële dienstverlening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kenmerkt de economische ontwikkeling (welvaartsgroei) van landen/regio’s/steden zich?

A

verschuiving van het aandeel van de sectoren in de economie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de drie fasen in deze welvaartsgroei? (1850-2010)

A
  1. landbouweconomie: een hoog aandeel van de primaire sector in de economie
  2. industriële economie: arbeiders worden deels vervangen door machines
  3. postinductriële economie: het grootste deel van de beroepsbevolking is werkzaam in de diensten economie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat beïnvloedt deze verschuiving van sectoren (in de bouw)?

A

de vraag naar de type vastgoed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het SBI?

A

Standaard Bedrijfsindeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het doel van ontworpen classificatie van economische activiteiten?

A

een uniforme
indeling van de economie te bieden ten behoeve van gedetailleerde economische analyses en
statistieken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is het gevolg van gedetailleerde economische analyses en toekomstige ontwikkeling van de vertegenwoordigde
economische sectoren binnen een stad?

A

inzicht in de (toekomstige) vastgoedvraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de economische basis analyse?

A

methode om te voorspellen welke steden gaan groeien/krimpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarin worden economische activiteiten onderscheiden in een gebied?

A
  1. basis (export)
  2. niet-basis (lokale consumptie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat doen basisindustrieën?

A

Basisindustrieën exporteren producten en services uit de regio

17
Q

Wat doen niet-basisindustrieën?

A

ondersteunden bedrijfsactiviteiten in de basisindustrieën en voorzien in de lokale consumptie

18
Q

Hoe kan dus de economische ontwikkeling van een staat voorspeld worden?

A
  1. Identificeer de export (basis) industrieën in de regio;
  2. voorspel de werkgelegenheidsgroei in deze sectoren
19
Q

Wat is productiemilieu

A

de omgeving waarin een bedrijf opereert: buiten productiestructuur, invloed hebben op locatiekeuze en functioneren van productiehuishoudens

20
Q

Wat zijn belangrijke vestigingsplaatsfactoren voor bedrijven?

A
  1. Liggingsfactoren en verkeersaspecten
  2. Huisvestingsaspecten
  3. Afzetgebondenheid
  4. Toeleverantie-gebondenheid
  5. Arbeidsmarkt en personeel
21
Q

Waarom zijn vestigingsplaatsfactoren belangrijk?

A

ze bepalen of het aantrekkelijk is voor bedrijven om economisch actief te zijn in die regio

22
Q

waarin worden vestigingsplaatsfactoren nog in onderscheiden?

A
  • Pull-factoren: factoren die een locatie “aantrekkelijk” maken voor een organisatie
  • Push-factoren: factoren die een locatie “onaantrekkelijk” maken voor een organisatie
  • Keep-factoren: factoren die een bedrijf binden aan een locatie
23
Q

wat wordt verondersteld bij agglomeratievoordelen? en wat is de argument daarvoor?

A

een sectoraal
gespecialiseerd productiestructuur beïnvloedt de productiviteit van een sector in een stad of regio positief

WANT wanneer bedrijven in één regio gevestigd zijn, profiteren ze van de gespecialiseerde arbeidsmarkt WANT veel bedrijven in één sector TREKT gespecialiseerde toeleveranciers en afnemers AAN

DUS hogere productiviteit, grotere welvaart door grote aanbod faciliteiten en goederen

24
Q

Wat zijn productievoordelen van bedrijfsclusters?

A
  1. Hoogwaardige infrastructuur
  2. Kennisinstituten en andere hoogwaardige voorzieningen
  3. Gespecialiseerde toeleveranciers en afnemers
  4. Gespecialiseerde arbeidspoel (hoogopgeleide beroepsbevolking)
  5. Kennisoverdracht
25
Q

Wat is een locatiequotiënt?

A

een methode om de ruimtelijke concentratie van sectoren te meten,

een maatstaaf voor de specialisatiegraad
van een regio waarbij het regionale aandeel van een sector wordt afgezet tegen het nationale aandeel

26
Q

hoe wordt het aandeel berekend?

A

op basis van het aantal vestigingen, de werkgelegenheid en het
bruto binnenlands product

27
Q

hoe wordt de locatiequotiënt berekend?

A

werkgeledenheid in sector s en regio r x werkgelegendheid in alle sectoren samen in regio r GEDEELD DOOR nationale werkgelegenheid in sector s x nationale werkgelegenheid van alle sectoren samen

dus werkgelegenheid in regio GEDEELD DOOR werkgelegenheid nationaal

28
Q

Locatiequotiënt < 1?

A

Aandeel van de sector in de regionale economie is lager dan het landelijk gemiddelde

29
Q

Locatiequotiënt = 1?

A

Aandeel van de sector in de regionale economie is gelijk aan het landelijk gemiddelde.

30
Q

Locatiequotiënt > 1?

A

Aandeel van de sector in de regionale economie is groter dan het landelijk gemiddelde.