Blok 4 week 6 Flashcards

1
Q

Verschil primaire en secundaire immunodeficiënties

A

aangeboren vs verworven, primair: oorzaak bij immuunsysteem zelf, zeldzaam, vaak 1 specifiek gedeelte aangedaan; secundair: oorzaak buiten immuunsysteem, frequent, immuunsysteem diffuus aangedaan, meerdere functies verstoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

meest voorkomende catogorie primaire immunodeficiënties

A

antistof deficiënties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

klinische signale bij immuundeficiënties

A

terugkerende of ongebruikelijke infecties, jonge leeftijd, genetische oorzaken, trage groei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gecombineerde immuundeficiënties

A

defecten in zowel humorale als cellulaire immuniteit, hieraan denken bij: ongebruikelijke of opportunistische infecties, malaise, sterke vermagering, al snel na geboorte met ernstig beloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

SCID

A

afwezigheid van T-lymfocyten immunitiet, B-lymfocyten en/ of NK-cellen kunnen wel aanwezig zijn maar B-cellen zijn niet functioneel, oorzaken zijn: mutaties in gezamelijke g-keten, of adenosine deaminase,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

isotype- of class switch recombinatiedefecten

A

lage IgG of IgH maar normale of verhoogde IgM spiegels,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

belangrijke antistofdeficiënties

A

X-linked agammaglobulinemnie, common variable immunodeficiency disorder (verlaagd IgG met verlaagd IgA en/ of IgM), IgG subklasse deficiëntie, selectieve antistofdeficiënte met normale immuunglobine (verstoorde vaccin respons)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hemofagocytose

A

Hemofagocytose is een proces waarbij geactiveerde macrofagen en histocyten rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes fagocyteren en vernietigen in het beenmerg, de milt en/of de lymfeklieren. Dit komt voor bij ernstige immuunactivatie en kan leiden tot cytopenieën (tekort aan bloedcellen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn humorale immuundeficiënties

A

stoornissen in de vorming van antilichamen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

immuundisregulaitedefecten

A

immuundeficiëntie plus lymfoproliferatieve ziekten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

fagocyten

A

neutrofiele granulocyten, monocyten, macrofagen. Doden en opruimen van micro-organismen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wanneer denken aan een granulocytenstoornis

A

ernstige of recidiverende bacteriële infecties van de huid, mondholten en slijmvliezen en inwendige organen en skeletinfecties en later afvallen van navelstreng, vooral bacteriëel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

categorieën granulocytenstoornis

A

Te weinig, gestoorde beweging/ adhesie, gestoorde killing/fagocytose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leukocytenadhesie deficiëntie (LAD)

A

veel neutrofielen in het bloed want ze kunnen niet door de epitheel cellen, type 1: geen expressie van intergrinen-> geen adhesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

chronische granulomateuze ziekte (CGD)

A

mutatie in genen coderend voor subunits van NADPH- oxidase complex, x-chomosomaal gebonden, infecties vooral met katalase-positieve micro-organismen, Defect in NADPH-oxidase, waardoor fagocyten geen reactieve zuurstofspecies (ROS) kunnen maken om pathogenen te doden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Alles over SCID

A

david vetter, vroege presentatie, herhaalde ernstige infecties, failure to thrive, chronische diarree, lymfopenie, hypo/agammaglobulinemie, behandeling is stamceltransplantatie of gentherapie, afwezigheid of disfunctioneren van de T-cellen, gecombineerde immuundeficiëntie, afwezigheid van cellen wordt bepaald door het gendefect, defecten in dezelfde genen kunnen ook leiden tot atypisch SCID of Omenn syndroom, in hielprikscreening,

17
Q

antistofdeficiënties

A

defect in ontwikkeling of differentiatie van B-lymfocyten, terugkerende infecties-> type infecties leidend voor welk deel van immuunsysteem is aangedaan

18
Q

Primaire immuundeficiënties (PID)/ inborn errors of immunity (IEI) worden onderverdeeld in 10 verschillende categorieën:

A

Gecombineerde immuundeficiënties
Gecombineerde immuundeficiënties met syndromale kenmerken
Antistofdeficiënties
Ziektes met immuundisregulatie
Aangeboren fagocytenstoornissen
Defecten van het intrinsieke en innate immuunsysteem
Auto-inflammatoire stoornissen
Complementdeficiënties
Beenmergfalen
Fenokopieën van inborn errors of immunity

19
Q

onderzoek bij verdenking primaire immuundeficiëntie

A

Bloedbeeld en leukocytendifferentiatie: uitsluiten tekort aan lymfocyten, neutrofielen, eosinofielen
Totaal IgG, IgA, IgM, Ig; uitsluiten tekort in het totaal antistoffen
Vaccinatierespons: Zijn antilichamen tegen micro-organismen waartegen gevaccineerd is, aan- of afwezig?
CT-scan thorax: vanwege afwijkingen bij auscultatie
Aanvullend kunnen ook nog de volgende immunlogische onderzoeken worden ingezet:

IgG1-4 subklassenFlowcytometrie perifere lymfocyten (totaal aantal B, T en NK cellen)
B-celsubset analyse
Genetisch/moleculair onderzoek te bevestiging van diagnose

20
Q

principe van vaccinrespons

A

Bij een vaccinatie respons wordt er gemeten of er antistoffen worden aangemaakt tegen het micro-organisme waartegen gevaccineerd wordt. Bij de patiënt wordt voor het toedienen van het vaccin en na enkele weken bloed afgenomen om de antistoftiter te bepalen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een polysacharine vaccin (pneumovax) waarbij een T-cel onafhankelijke respons wordt opgewekt, en een eiwit-conjugaat vaccin (Act-Hib) waarbij een T-cel afhankelijke immuun respons wordt opgewekt. niet betrouwbaar onder 4 jaar

21
Q

Welke behandeling zou je geven aan een patiënt met CVID?

A

Immuunglobuline substitutie eventueel in combinatie met antibiotica profylaxe

22
Q

Granulomen

A

ophopingen van geactiveerde afweercellen (zie figuur) die kunnen resulteren in orgaanschade en zorgen voor een hoge mortaliteit

23
Q

XLA

A

erfelijke immunodeficiëntie, die wordt gekenmerkt door ernstige, vaak terugkomende bacteriële infecties. In XLA patiënten zijn rijpe B cellen vrijwel afwezig door een bijna volledige blokkade van de B-celontwikkeling op het niveau van de vroege (pre)-B-cel in het beenmerg. Het gen dat defect is in XLA codeert voor een cytoplasmatisch signaleringseiwit, het Bruton’s tyrosine kinase (BTK), dat een cruciale rol speelt bij de uitrijping van pre-B-cellen.

24
Q

22q11 deletie syndroom

A

De klinische presentatie is heel divers, zo zijn er wel meer dan 100 verschillende symptomen beschreven. De ziekte erft autosomaal dominant over maar is zeer variabel penetrant, Zo’n 80% van de patiënten heeft lage T-cellen. Patiënten kunnen recidiverende infecties hebben en auto-immuunziekten zijn beschreven in 30% van de patiënten. Minder dan 1% van de patiënten heeft het DiGeorge syndroom met ernstige T cel problemen dat lijkt op SCID.

25
Q

Welke kinderen geboren in Nederland komen in aanmerking voor het BCG-vaccin?

A

Kinderen met een ouder afkomstig uit een tbc-endemisch land, Kinderen die naar een tbc-endemisch gebied reizen, BCG staat voor Bacillus Calmette-Guérin. Het BCG-vaccin is een levende verzwakte stam van de Mycobacterium bovis bacterie. Het vaccin induceert een T-cel afhankelijke respons die vooral beschermt tegen vroege verspreiding van tbc-bacteriën direct na de infectie en daarmee tegen ernstige ziektebeelden als meningitis tuberculosa en miliaire tuberculose.

26
Q

Wat zou de onderliggende oorzaak van een gedissemineerde BCG-infectie kunnen zijn

A

HIV-infectie

Primaire immuundeficiëntie

Hemotologische maligniteiten zoals lymfoom, leukemie en ziekte van Hodgkin

Gebruik van TNF-alfa remmer door moeder in de zwangerschap of tijdens de borstvoeding