Blok 2 Week 4 Flashcards

1
Q

Vogelstein model

A

beschrijft hoe genetische mutaties leiden tot de ontwikkeling van darmkanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Alles over het FAP syndroom

A

gevolg van darmkanker in de kiembaan, mutatie in APC-gen wat celdeling controleerd via de Wnt-pathway, ontstaan veel poliepen, dominant autosomaal, tumorsupressor gen-> beide allelen moeten worden uitgeschakeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Alles over het lynch syndroom

A

autosomaal recessief, mutatie in mis match reparatie systeem, fout in dna niet hersteld waardoor er meer mutaties komen en meer ongecontroleerde celdeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kenmerken dysplasie

A

verandering celgrootte en vorm, meer mitose, meer en grotere celkernen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hallmark 1

A

Blijven delen: mutatie in receptor waardoor hij ook geactiveerd is zonder ligand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verschil coloncarcinoom voor 50ste jaar en tussen 60 en 70

A

50: genetisch, overerfbaar, mutatie in kiembaan, FAP. 60/70: sporadisch, gedurende het leven ontstaat de mutatie in APC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat voor een soort cellen zijn K-ras en pt53

A

proto-oncogen en tumorsupressorgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hallmark 4

A

Oneindige celdeling: normaal stoppen delingen door telomeren (uitzondering zijn stamcellen) maar een tumor schakelt telomeerverlening in door telomerase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hallmark 7

A

Genoominstabiliteit en mutaties: cel moet veel mutaties ophopen om tumorcel te worden, DNA reparatie voorkomt dit, maar als hier defecten zijn kan een tumor ontstaan die ook erfelijk kunnen zijn (predispositie syndromen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hallmark 2

A

Remming ontwijken: vb Ras-gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

10 hallmarkst

A

Onbeperkte celgroei (zelfvoorzienende groeisignalen)
Ontwijking van groeiremmers
Weerstand tegen celdood (apoptose)
Onbeperkte celdeling (immortaliteit)
Stimulering van bloedvatvorming (angiogenese)
Invasie en metastase
Veranderd metabolisme (aangepaste energievoorziening)
Ontsnappen aan het immuunsysteem
Genomische instabiliteit (meer mutaties)
Tumorbevorderende ontsteking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

NER-mechanisme

A

Nucleotiden uit de streng met schade worden weggeknipt en DNA-polymerase maakt nieuwe nucleotiden (UV licht door Xedoderma pigmentosum)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

BER-mechanisme

A

DNA-glycosylase herkent de schade, verwijderd samen met endonuclease de schade, schede hersteld door DNA polymerase en ligase (zuurstofradicalen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Oorzaken DNA schade

A

chemische instabiliteit, chemische verbindingen, biologische stoffen (oxidatieve schade→ verkeerde baseparing door oxidatie van guanine, BPDE→ verkeerde baseparing), fysische agentia (UV→UV-straling in zonlicht kan de vorming van intra-streng T dimeren, C dimeren en C-T dimeren veroorzaken. Twee aangrenzende pyrimidine residuen worden covalent aan elkaar gebonden. Huidcellen die aan zonlicht worden blootgesteld, zijn bijzonder vatbaar voor dit type DNA-schade), foutieve replicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat voor soort DNA beschadigingen

A

Chemische adducten, intrastreng crosslinks, interstreng crosslinks, DNA strengbreuken, basepaar mismatch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

2 soorten van NER-mechanisme

A

transcripie en globaal

14
Q

Immuunhistochemie

A

onderzoekt antilichamen→ stoffen die het lichaam maakt om zieke cellen op te ruimen maar niet op elk eiwit voor bij tumoren, voordeel dat type tumor kan worden gevonden en prognotisch, nadeel je moet een biopt nemen dus invasiever

15
Q

DNA-analyse

A

specifieke genen bekijken en dus specifieke remmers en premutatie herkennen en voor nageslacht, nadeel nevenbevindingen en duurt lang en geen klinisch beeld

16
Q

pitfalls materiaal selectie

A
  1. tumor lijkt op niet-neoplastisch weefsel
  2. tumor bevat veel tumor-infiltrerende lymfocyten
  3. tumor is gelegen in een gebied met actieve ontsteking
  4. tumor is gelegen in celrijk stroma
  5. tumor is gelegen in lymfeklier
  6. tumor is avitaal
17
Q

Classificatie van tumoren

A
  1. benigne
  2. waarschijnlijk benigne
  3. onduidelijke significantie
  4. waarschijnlijk maligne
  5. maligne
18
Q

Gevolg van dubbelstrengse DNA-breuk

A

verlies van genen

19
Q

Op welke 2 manieren kan een dubbele DNA-breuk worden hersteld

A
  1. Homologe recombinantie: susterchromatide of homologe chromosoom als sjabloon, relatief langzaam, Sen G2-fase. 2. niet-homologe end-joining (NHEJ): snel maar onnauwkeurig, zonder sjabloon, kan in alle fasen
20
Q

niet-homologe end-joining

A

snel maar onnauwkeurig, zonder sjabloon, kan in alle fasen

21
Q

Gevolg chromosomale translocatie tussen chromosoom 8 en chromosoom 14

A

Burkitt’s lymfoom-> promoter bij c-Myc gen-> proliferatie

22
Q

Proces van necrose

A

celschade-> cellen o.a. lysosomen zwellen op-> afbrekende enzymen komen vrij -> blebbing-> DNA en organellen worden afgebroken-> cel barst open-> immuunreactie

23
Q

Intrinsieke pathway bij apoptose

A

Blc-2 wordt minder-> meer pro-apoptotische eiwitten-> activatie bax/bak-> cytochroom c vanuit het mitochondrium naar cytosol-> caspases worden geactiveerd

24
Q

Extrinsieke pathway bij apoptose

A

Fas receptor geactiveerd-> caspase activiteit-> cytoskelet afgebroken en endonuclease geactiveerd die DNA afbreken-> chromatine condenstie-> blebbing celinhoud wordt verdeeld over apoptotische lichaampjes

25
Q

Wat is necrose

A

Als cellen dood gaan door een acute aanval zoals ischemie of trauma

26
Q

missense mutatie

A

verandering van nucleotide leidt tot ander aminozuur

26
Q

CNV (copy number variantions)

A

aantal kopieën van een gen is niet 2 maar een afwijkend nummer, dit hoeft niet van een specifiek gen te zijn dus ook of meerdere genen of een chromosoom deel

27
Q

Leg het G1/S checkpoint uit

A

geregeld door p53 (TF), check voor DNA-schade-> als er schade is wordt de levensduur van p53 verlengd-> zorgt voor vertraging of apoptose

28
Q

copy neutral loss of heterozygosity (CN-LOH)

A

wel 2 allelen aanwezig maar op beide allelen is dezelfde mutatie aanwezig waardoor er volledig functie verlies is

29
Q

NGS

A

daarentegen kan hele genomen of meerdere DNA-fragmenten in één run sequencen en van verschillende patiënten

30
Q

Wat zijn de 3 soorten verantwoordelijkheden

A

professionele, institutionele, persoonlijke

31
Q

gewetensbezwaar

A

arts op grond van een persoonlijke, niet (meer) algemeen gedeelde moraal of levensbeschouwing, fundamentele bezwaren heeft tegen een bepaalde (be)handeling

32
Q

wat zijn de 4 tracti

A

circulatoris, digestivus, respriratorius, urogentitalis