BA2B2 Flashcards

1
Q

Verschillende mechanismen kunnen bijdragen aan het doorbreken van tolerantie met het ontstaan van auto-immuunziekten als gevolg. Eén
van die mechanismen is gebrek aan voldoende activiteit van regulatoire T-cellen (Treg).

Noem twee mogelijke oorzaken van onvoldoende Treg activiteit.

A
  1. verstoorde ontwikkeling door genetische defecten zoals FOXP3
  2. hoeveelheid T reg is afgenomen door T cel deplerende medicatie als chemo
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke van de onderstaande stellingen over glomerulonefritis bij SLE is of welke zijn niet juist?
1. De antistoffen bij SLE zijn gericht tegen de basaalmembraan.
2. De neergeslagen immuuncomplexen bevatten vooral IgA.

A

❌ Fout → De antistoffen bij SLE zijn niet specifiek gericht tegen de basaalmembraan, maar tegen nucleaire antigenen (zoals dsDNA). De schade aan de glomeruli ontstaat door immuuncomplexen die neerslaan in de glomerulaire capillairen. Dit verschilt van Goodpasture-syndroom, waarbij er wél antistoffen tegen de basaalmembraan zijn.

❌ Fout → De neergeslagen immuuncomplexen bij SLE bevatten vooral IgG (en soms ook IgM en complementfactoren zoals C1q en C3). IgA speelt geen dominante rol bij lupus-nefritis, maar komt wel voor bij bijvoorbeeld IgA-nefropathie (ziekte van Berger).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De anatomie van het oog kan de accommodatie beïnvloeden.
Noem drie factoren die bepalend zijn voor de accommodatie. (3p)
- musculus ciliares,
- zonula vezels
- rigiditeit van de ooglens

A
  • musculus ciliares,
  • zonula vezels
  • rigiditeit van de ooglens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke van onderstaande bijwerkingen kunnen een gevolg zijn van het gebruik van steroïden bevattende oogdruppels?
A Cataract
B Oogboldrukdaling
C Oogboldrukstijging
D Distichiasis

A

cataract en oogboldrukstijging

Cataract (ook wel staar genoemd) is een aandoening waarbij de ooglens vertroebelt, wat leidt tot een verminderde zichtkwaliteit. Het kan optreden op verschillende leeftijden, maar komt het meest voor bij ouderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Je bent kinderarts en diagnosticeert een kindje van 6 jaar met juveniele idiopatische artritis (JIA). Het kindje heeft geen visusklachten en de
ogen zijn blank (geen roodheid/hyperemie van de conjunctiva).
Is een oogheelkundige screening geïndiceerd?

A

Ja, volgens protocol wordt het kindje met regelmaat oogheelkundig nagekeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe wordt de reactie genoemd, die optreedt als autoantistoffen van de patiënt in het serum aantoonbaar zijn?

A

agglutinatiereactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Je bent chirurg en je wordt geroepen bij een 63-jarige man bij wie je twee dagen geleden een hemicolectomie hebt verricht (verwijderen van
een deel van het colon), vanwege een coloncarcinoom. Hij blijkt zich erg ziek te voelen; hij heeft een tachycardie, een bloeddruk van 90/45
mmHg en geeft aan dat hij erg veel pijn heeft in de buik. Hij ligt zwetend en klam in bed. In afwachting van beeldvorming van de buik wil je
antibiotica starten. Als je in het dossier kijkt zie je dat je collega de dag ervoor een kweek van de operatiewond heeft afgenomen, waaruit nu
een Staphylococcus aureus groeit. Je besluit flucloxacilline intraveneus te geven.
Stel een differentiaal diagnose inclusief meest voorkomende verwekkers op. (5p)
Beargumenteer welke diagnose het meest waarschijnlijk is en waarom flucloxacilline bij deze patiënt wel of geen goede keuze is

A

Minimaal in differentiaal diagnose: Buikfocus, darmflora (gramnegatieven/anaeroben) (1 pt). Dit is ook meest waarschijnlijk gezien 2 dagen
postoperatief en klachten (1 pt). Patient is ziek (tekenen van sepsis) (1 pt) en daarom is flucloxacilline, een smal middel dat alleen S. aureus
(1 pt) en sommige andere grampositieven dekt, onvoldoende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke behandeling is bij patiënten met familiaire mediterrane koorts (FMF) de eerste keus?

A

colchicine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

syfilis is een SOA die verschillende stadia kent.
Welke stelling over de verschillende stadia van syfilis is juist?

A

In het eerste stadium kan de spirocheet zichtbaar gemaakt worden middels donkerveld microscopie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Benoem de drie belangrijkste afweercellen en hun actiemechanisme die van belang zijn bij het ontstaan van een
endocriene autoimmuunziekte. (3p)

A
  1. Auto-reactieve B-cellen – productie auto-antistoffen (1p)
  2. Auto-reactieve cytotoxische T-cellen: directe aanval op doelwitcellen (1p)
  3. Auto-reactieve T-helper cellen: productie van cytokines met activatie van macrofagen (ook juist: productie INF-gamma) (1p)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Je bent AIOS Interne Geneeskunde. Er wordt op jouw afdeling een patiënt opgenomen met een longontsteking. Er blijkt sprake van een
pneumokokken pneumonie.
Welke drie laboratorium testen vraag je aan om de belangrijkste immuundeficiënties, die een risico vormen op het
ontwikkelen van een pneumokokken infectie, aan te kunnen tonen?

A
  1. HIV test
  2. Totaal IgG concentratie in serum
  3. Complement
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke van de onderstaande stellingen bevat de juiste criteria voor de diagnose van Common Variable Immune Deficiency
(CVID)?

A

verlaagd IgG, verlaagd IgA en/of verlaagd IgM, leeftijd > 4 jaar, afwezige/verminderde polysaccharide vaccinatierespons, andere
oorzaken van hypogammaglobulinemie uitgesloten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Patiënten met een X-gebonden agammaglobulinaemie worden gekenmerkt door?

A

ernstige hypogammaglobulinemie, normale aantallen T-cellen en afwezigheid van B-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Je bent kinderarts. Op je spreekuur zie je een jongen van 20 maanden oud. Hij wordt verwezen in verband met recidiverende infecties,
voornamelijk van de bovenste en onderste luchtwegen. Hij heeft inmiddels al 3 keer een pneumonie gehad, waarvoor hij werd opgenomen in
het ziekenhuis. Twee keer werd een ‘Streptococcus pneumoniae’ gekweekt, een keer werd geen verwekker geïdentificeerd. Alle keren werd
hij behandeld met antibiotica waarop hij goed herstelde. Daarnaast werd hij een aantal keer poliklinisch behandeld met antibiotica vanwege
otitis. Het valt op dat zijn groeicurve afbuigt in de afgelopen maanden.
1. Welke primaire immuundeficiëntie past bij deze kliniek? (1p)
2. Welke drie aanvullende onderzoeken zijn bij deze jongen geïndiceerd om dit te bevestigen? (3p)
3. Welke behandeling moet je starten? (1p

A
  1. X-gebonden agammaglobulinemie - XLA (1p)
  2. Aanvullende onderzoeken :
    Immuunglobulines (1p)
    Totaal aantal B-lymfocyten (1p)
    Genetisch onderzoek (BTK-gen) (1p)
  3. Behandeling :
    Immuunglobuline suppletie therapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

n de eerste maanden van hun leven zijn kinderen gevoeliger voor bacteriële infecties dan oudere kinderen of volwassenen. Dit
heeft te maken met het feit dat het immuunsysteem van baby’s nog vrij onrijp is.
Welke bewering over de ontwikkeling van het immuunsysteem op jonge leeftijd geeft de beste verklaring voor de
genoemde gevoeligheid voor bacteriële infecties bij baby’s?

A

de lagere hoeveelheid IgG in het serum van baby’s stijgt pas na enkele jaren tot het volwassen niveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Een patiënt wordt behandeld met anti-IL17 therapie.
Op welke van de onderstaande pathogenen heeft deze patiënt een verhoogd infectierisico?

A

candida

functie IL17:

Het activeren van immuuncellen zoals neutrofielen.

Het stimuleren van ontstekingsreacties, vooral bij auto-immuunziekten zoals psoriasis, reumatoïde artritis en ziekte van Crohn.

Het verdedigen tegen bepaalde schimmelinfecties zoals Candida.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Je bent dienstdoende arts op de afdeling SEH. Je ziet een 54-jarige vrouw die haar arm heeft gebroken bij een lichte val. De vrouw heeft
twee jaar geleden een niertransplantatie ondergaan en gebruikt sindsdien een aantal medicijnen.
Welke van de onderstaande medicijnen hebben meest waarschijnlijk de val van deze patiënte veroorzaakt?

A

prednison (osteoporose) en amlodipine (ca antagonist en kan voor duizeligheid zorgen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke van onderstaande infecties is meest onwaarschijnlijk bij een patiënt die vijf maanden eerder een orgaantransplantatie
heeft ondergaan?
(Denk aan schema Fishman)
A Pneumocystis jirovecii infectie
B Toxoplasma infectie
C Cytomegalovirus infectie
D ‘Donor-derived’ infectie

A

donor derived is het antwoord, omdat deze reactie meestal binnen een maand al optreedt, wanneer een infectie direct van de donor wordt overgedragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Janus kinase (JAK) inhibitors worden gebruikt in de behandeling van psoriasis, reumatoïde artritis, en lupus erythematosus.
Wat is een belangrijke bijwerking van deze nieuwe groep immuunsuppressieve middelen?

A

herpes simplex virus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Je bent AIOS Interne Geneeskunde. Op jouw afdeling liggen 4 patiënten met een infectieziekte. De leeftijd van de patiënten en de
verwekkers van de infecties bij deze patiënten zijn:
1. 20-jarige vrouw met derde pneumokokken pneumonie in de laatste 2 jaar.
2. 40-jarige man met een toxoplasmosis cerebri
3. 50-jarige man met een pyelonefritis door Escherichia coli
4. 60-jarige vrouw met Clostridium difficile gastritis
Bij welke van deze vier patiënten is een cellulaire immuundeficiëntie de meest waarschijnlijke verklaring voor de infectie?
A 1
B 2
C 3
D 4

A

2 klopt! –> HIV mensen zijn hier extreem gevoelig voor

1 is B cel gemedieerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Bij een T-cel gemedieerde rejectie horen typische afwijkingen in het biopt.
Wat is een, of wat zijn typische afwijking(en) bij T-cel gemedieerde rejectie?

A
  • tubulitis
  • vasculitis
  • interstitieel infiltraat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Bij een community-acquired pneumonie wordt de CURB of AMBU-score berekend.
Wat voorspelt deze score?

A

kans op overlijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Je bent huisarts op je spreekuur komt een 45-jarige man met een acute ontsteking van zijn knie. De knie doet veel pijn en is rood en
gezwollen. De andere gewrichten zijn normaal.
Welke twee diagnoses passen het best bij deze beschrijving?

A

jicht en septische artitis –.>omdat acuut is geen RA (en niet symmetrisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Op je spreekuur komt een 50-jarige vrouw met reumatoïde artritis. Zij is positief voor anti-CCP en IgM-RF en heeft al 15 jaar deze ziekte. Ze
gebruikt sulfasalazine en adalimumab. Ze heeft weinig klachten van de reumatoïde artritis, maar in het laatste half jaar heeft zij toenemend
last van dyspneu. Zij is hiervoor bij de cardioloog geweest, die geen cardiale verklaring kon vinden.
1. Noem twee mogelijke oorzaken voor de dyspneu gebaseerd op deze anamnese. (2p)
2. Noem twee testen die meest nuttig zijn voor vervolgonderzoek. (

A

Longbetrokkenheid …..
Interstitiële pneumonitis
Niet specifieke interstitiële pneumonie (NSIP)
Usual interstitial pneumonia (UIP)
Bronchiolitis obliterans organizing pneumonia (BOOP)
(1pt per correct antwoord. Maximaal 2 punten).
Combinatie van …..
Ct-thorax of X-thorax (1pt) en
Longfunctie (1pt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q
  1. Welke combinatie van autoantilichamen is het meest voorspellend voor de ontwikkeling en de ernst van reumatoïde
    artritis (RA)? (2p)
  2. Welke van deze twee is uniek voor RA? (2p)
A
  1. Reumafactor (RF) en antilichamen gericht tegen gecitrullineerde eiwitten/peptiden (ACPA = anti-citrullinated protein/peptide antibodies)
    bijvoorbeeld anti-CCP antilichamen. (2p)
  2. ACPA (bijvoorbeeld anti-CCP antilichamen) zijn zeer specifiek voor RA.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke van de volgende bacteriën is geen bekende verwekker van een reactieve artritis?

A

Proteus mirabilis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Het X-gebonden immuundisregulatie - polyendocrinopathie - enteropathie (IPEX)-syndroom is een zeldzame ziekte gekarakteriseerd door
refractaire diarree, endocrinopathieën, cutane betrokkenheid en infecties. Het IPEX-syndroom wordt veroorzaakt door mutaties in het gen
FOXP3. Dit gen codeert voor een transcriptiefactor die de ontwikkeling en functie van regulatoire T-cellen (Treg) controleert.

  1. Regulatoire T-cellen hebben belangrijke taken in de immuunrespons. Noem twee van deze taken. (2p)
  2. Leg uit het gevolg van een Treg-defect aan het immuunrespons (met ziekten zoals het IPEX-syndroom als resultaat).
    Benoem hierbij 4 stappen. (4p)
    Gebruik in je antwoord maximaal 50 woorden.
A
  1. Treg is een belangrijke populatie van lymfocyten betrokken bij zelftolerantie en downregulatie van immuunresponsen (2p).
  2. Treg remmen autoreactieve T-lymfocyt activatie via IL-2 consumptie (1p), productie suppressieve cytokinen IL10/TGF-b (1p), CTLA4
    expressie (1p) en/of productie cytotoxisch granzyme (1p).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Noem drie factoren die van belang zijn voor de regulatie van de oogdruk. (3p)

A

Corpus ciliare,
Trabekelsysteen
Kanaal van Schlemm
Sclerale uitvloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Bij welke systemische ziekte komt procentueel het minst vaak een niet-infectieuze uveiitis voor?

A

A Diabetes mellitus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Een 30-jarige man presenteert zich met sinds een dag progressief gezwollen oogleden en pijn aan het rechteroog. Er is geen trauma aan
voorafgegaan. Bij inspectie van het oog zie je roodheid van de conjunctiva, bewegingsbeperking van het oog en verminderde visus.
Welke diagnose is het meest waarschijnlijk?

A

een postseptale cellulitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Welke ziektebeeld is niet geassocieerd met uveïtis?

A Ziekte van Crohn
B Spondilitis ankylopoetica
C Ziekte van Graves
D Multipele sclerose

A

ziekte van graves

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Beschrijf kort waarom patiënten met een mutatie in het auto-immuune regulator (AIRE) gen een verhoogde kans hebben op
endocriene auto-immuunziekten. (3p)
Gebruik in je antwoord maximaal 50 woorden

A

Het auto-immuune regulator (AIRE) gen zorgt ervoor dat antigenen die van nature tot expressie komen in het lichaam aan T-cellen worden
gepresenteerd in de thymus waardoor negatieve selectie optreedt. Door de mutatie vindt geen presentatie van antigenen aan T-cellen
meer plaats (1p), waardoor autoreactieve T-cellen ontstaan (1p) door het ontbreken van negatieve selectie (1p

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Je bent internist en behandelt een patiënt met urosepsis. De patiënt is vandaag opgenomen in het ziekenhuis. Je schrijft empirisch
cefuroxim en eenmalig gentamicine voor.
1. Wat wordt bedoeld met de term empirisch met betrekking tot antibioticabeleid? (2p)
Gebruik in je antwoord maximaal 30 woorden
2. Waarom wordt gentamicine toegevoegd aan cefuroxim? (includeer de woorden killingsnelheid, cefuroxim en gentamicine
in jouw antwoord). (2p)
Gebruik in je antwoord maximaal 30 woorden
3. Waarom is killingsnelheid een belangrijk begrip bij een patiënt met urosepsis? (2p)
Gebruik in je antwoord maximaal 30 woorden
4. Wat kan een andere reden zijn om twee antibiotica tegelijkertijd te geven? (2p)
Gebruik in je antwoord maximaal 30 woorden

A
  1. Empirische therapie betekent dat antibioticatherapie wordt begonnen zonder dat de antibioticagevoeligheid (antibiogram) van een
    pathogeen bekend is. (2p)
  2. De killingsnelheid van gentamicine ligt hoger dan die van cefuroxim. (2p)
  3. Bij een patiënt met urosepsis is het belangrijk om de bloedbaan snel te steriliseren en een hoge killingsnelheid is dus van belang. (2p)
  4. Omdat de verwekker van deze urosepsis resistent kan zijn voor Cefuroxim, wordt gentamicine toegevoegd. (2p)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Welke van de volgende factoren predisponeren voor het krijgen van een pneumokokkeninfectie?
Factor Ja of Nee (predisponeren voor pneumokokkeninfectie)?

A

Complement deficiëntie Ja
Neutropenie Nee
Alcoholabuses Ja
Ouderdom Ja

neutropenie blijkbaar niet want eerder predispositie voor pseudomonas

Alcoholmisbruik maakt iemand significant vatbaarder voor pneumokokkeninfecties door verminderde luchtwegklaring, verstoorde macrofaagfunctie, humorale immuundeficiëntie en functionele asplenie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

wanneer denken aan complement of granulocy def bij welke ziektebeelden?

A

complement: Gevoeligheid voor gekapselde bacteriën, vooral:
- Neisseria meningitidis (meningokokken)
- Streptococcus pneumoniae (pneumokokken)
- Haemophilus influenzae

granulocyten: Gevoeligheid voor bacteriën en schimmels die fagocytose nodig hebben om geëlimineerd te worden, zoals:
- Staphylococcus aureus
- Pseudomonas aeruginosa
- Aspergillus (schimmelinfecties)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Je ziet op de polikliniek Kinderimmunologie een meisje van 15 jaar met in de voorgeschiedenis recidiverende sinusitis en andere KNO-
infecties en tweemaal een ziekenhuisopname met een pneumonie. Haar groei en ontwikkeling zijn normaal. Ze gebruikt ventolin zo nodig bij
recidiverende benauwdheidsklachten en een inhalatie corticosteroïd tweemaal daags. Ongeveer 3-4x per jaar krijgt ze antibiotica van de
huisarts voor een sinusitis of bronchitis. Door middel van bloedonderzoek en deze anamnese stel je de diagnose Common Variable Immune
Deficiency (CVID).
1. Noem twee behandeladviezen voor deze patiënt. (2p)
2. Noem twee mogelijke vervolgonderzoeken voor deze patiënt. (2p)

A

Behandeladvies:
Twee van:
antibiotica profylaxe
laagdrempelige behandeling van infecties
immuunglobuline substitutie
(1 punt voor elk juist antwoord. Maximaal 2 p).

Vervolgonderzoek:
Twee van:
CT thorax
longfunctie onderzoek
screening voor autoimmuniteit
genetisch onderzoek
ondersteuning verpleegkundig consulen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Veroudering gaat gepaard met veranderingen in het immuunsysteem.
Welke veranderingen in het immuunsysteem zijn geassocieerd met veroudering?

A verlaging van het aantal B en T lymfocyten
B verlaging van de productie van autoantistoffen
C verlaging van de diversiteit van het antistofrepertoire
D verlaging van het aantal T-celreceptor excisiecirkels (TRECs)

A

A verlaging van het aantal B en T lymfocyten

C verlaging van de diversiteit van het antistofrepertoire

D verlaging van het aantal T-celreceptor excisiecirkels (TRECs)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Je bent kinderarts. Op je spreekuur zie je een jongen van 2 jaar, die door de huisarts is verwezen. In de afgelopen maanden heeft de
jongen meermaals oorontsteking gehad, waarvoor hij behandeld is met antibiotica. Ook is hij in korte tijd twee keer opgenomen in het
ziekenhuis vanwege een longontsteking. Bij de laatste opname werd uit het sputum een Streptococcus pneumoniae gekweekt. De huisarts
had al bloed laten prikken en vond een IgG-waarde van 0 g/l.
1. Bij welke primaire immuundeficiëntie passen deze kliniek en bevindingen bij onderzoek? (1p)
2. Noem twee aanvullende onderzoeken die geïndiceerd zijn om deze diagnose te ondersteunen? (2p)

A
  1. X-linked agammaglobulinemie (1p)
  2. Totaal aantal B-cellen bepalen (B-cellen zijn afwezig bij XLA) (1p)
    Genetisch onderzoek (genetische variant in BTK-gen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Bij welk(e) van de volgende type cellen ligt de meest waarschijnlijke oorzaak van verminderde afweer tegen bacteriële
infecties?

A

granulocyten en B cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

In welke levensfase is de prevalentie van urineweginfecties bij vrouwen het hoogst?
A onder de 20 jaar
B 20-40 jaar
C 40-60 jaar
D 60 jaar en ouder

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Een 58-jarige man heeft één jaar geleden een niertransplantatie ondergaan. Een maand geleden maakte hij een ernstige afstotingsreactie
door die behandeld werd met metylprednison en het verhogen van de immunosuppressiva. Nu heeft hij koorts.
In welk tijdvak genoemd in het artikel van Fishman zoek je naar de oorzaak van de infectie die deze koorts geeft?

A

1-12 maanden na transplantatie en > 12 maanden na transplantatie

42
Q

Wat zijn de behandelingen van steroïden-resistente rejectie (dus een rejectie die niet reageert op methylprednisolon)?
A Rituximab
B Alemtuzumab
C IVIG
D ATG

A

B. Alemtuzumab

Wat is het?

    Alemtuzumab is een monoklonaal antilichaam tegen CD52, een eiwit dat voorkomt op T- en B-lymfocyten.

    Het leidt tot snelle en langdurige depletie van deze immuuncellen.

Waarom helpt het bij SRR?

    Omdat rejectie vaak wordt veroorzaakt door T-cellen (acute cellulaire rejectie), zorgt Alemtuzumab ervoor dat deze immuuncellen worden verwijderd.

    Dit wordt vaak gebruikt als inductietherapie bij hoogrisicopatiënten of als behandeling bij steroïden-resistente afstoting.

✅ D. ATG (Antithymocytenglobuline)

Wat is het?

    ATG is een paarden- of konijnengebaseerd polyklonaal antilichaam dat T-lymfocyten depleteert.

Waarom helpt het bij SRR?

    ATG wordt gebruikt als "T-cell depleting therapy" bij ernstige, steroïden-resistente cellulaire rejectie.

    Het remt de immuunrespons tegen het getransplanteerde orgaan door T-cellen te vernietigen.

    ATG wordt vaak gebruikt als "reddingstherapie" bij patiënten die niet reageren op methylprednisolon.
43
Q

Een 74-jarige man komt op het spreekuur in verband met plotseling opgetreden visusverlies. Hij vertelt verder spierklachten te hebben met
name in de schouderregio. Patiënt heeft een milde diabetes mellitus type 2 en heeft ooit op steroïden een psychose doorgemaakt. Biopsie
van de a. temporalis bevestigt een vasculitis.
Welke behandeling moet je overwegen je op basis van de voorgeschiedenis?

A Anti-TNF behandeling
B Anti-IL-6 behandeling
C Anti-CD20 behandeling
D Anti-IL-1 behandeling

44
Q

Je loopt stage of de polikliniek nierziekten en zie regelmatig patiënten die een niertransplantatie hebben ondergaan. Je hebt geleerd dat
een CMV infectie ernstig kan verlopen na niertransplantatie. Je weet ook dat de CMV serostatus van de patiënt en de donor risicofactoren
zijn voor het verkrijgen van een CMV-infectie na niertransplantatie.
1. Noem twee andere risicofactoren geassocieerd met een toenemende risico van CMV-infectie na een niertransplantatie.
(2p)
2. Welke middel zou je voorschrijven om de kans op een CMV-infectie te voorkomen in niertransplantatie patiënten? (2p)

A

1) Antwoord:
a. Of er afstoting (met behandeling ATG / alemtuzumab / anti T cel) is geweest. (1p)
b. Dat patiënt een transplantatie heeft ondergaan met een nier van een donor met een andere bloedgroep. (1p)
(2p)

2) Antwoord:
- Valganciclovir

45
Q

Je bent internist. Een 24-jarige vrouw heeft nu voor de derde keer in de laatste 2 jaar een pneumokokken pneumonie. Je denkt aan een
immuunstoornis en wilt onderzoek hiernaar in zetten.
Welk onderzoek moet je aanvragen?

46
Q

Bij een spondylartropathie kunnen ook andere organen dan de wervelkolom en gewrichten betrokken zijn.
Welk orgaan/Welke organen is/zijn in de regel niet bij deze groep ziekten betrokken?
A lever
B oog
C nieren
D hart

47
Q

Geef aan welke van de volgende beweringen over reumatoide artritis juist zijn.

A

A vroege behandeling geeft significant betere uitkomsten onafhankelijk van de behandeling

C tijdens de behandeling dient de ziekte activiteit strict gemonitord te worden middels de DAS-28

48
Q

Wat is het koortspatroon bij een systemische juveniele idiopathische artritis?

A

D dagelijks piekend koortspatroon (waarbij na een koortspiek de temperatuur ook weer tot normaal daalt)

49
Q

Wat is de initiële behandeling van de artritis van een reactieve artritis?
A intra-articulair Kenacort
B methotrexaat
C sulfasalazine
D NSAID’s

A

D NSAID’s

50
Q

Leg het verschil uit tussen natuurlijke en pathofysiologische autoantistoffen en wat voor rol deze spelen tijdens auto-
immuniteit?
Gebruik in je antwoord maximaal 50 woorden.
Auto-antistoffen bij auto-immuunziekten kunnen direct pathogeen zijn, maar de meeste antistoffen ontstaan secundair aan
weefselbeschadiging door het ontstekingsproces. Laatstgenoemde spelen geen directe rol in de pathogenese, maar worden gebruikt als
biomarker voor diagnostische doeleinden. (4p

A

Auto-antistoffen bij auto-immuunziekten kunnen direct pathogeen zijn, maar de meeste antistoffen ontstaan secundair aan
weefselbeschadiging door het ontstekingsproces. Laatstgenoemde spelen geen directe rol in de pathogenese, maar worden gebruikt als
biomarker voor diagnostische doeleinden. (4p)

51
Q

Je bent oogarts. Je ziet een 24-jarige vrouw in verband met een visusdaling aan één oog. Er zijn geen klachten van fotofobie of pijn. De
patiënt heeft géén andere klachten, heeft een blanco voorgeschiedenis en heeft als huisdier een kat. Via de spleetlamp zie je op het
netvlies ontstekingscellen in het glasvocht en focale chorioretinitis.
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van de visusdaling bij deze patiënt?

A

oculaire toxoplasmose

52
Q

welke bewering over scleritis is juist?

A

Scleritis komt voor bij systemische lupus erythematosus .

53
Q

Wat is een belangrijk voordeel van de immunoblot techniek bij het aantonen van antistoffen tegen HIV?

A

Het onderscheidt antistoffen tegen verschillende HIV antigenen

54
Q

Aangeboren autoinflammatoire ziekten worden veelal veroorzaakt door een mutatie die leidt tot overactivatie van het inflammasoom.
Welke twee cytokines worden daarbij vooral te veel geproduceerd?

A

A IL-1-beta en IL-18

55
Q

Welke van onderstaande ziekten vormen risicofactoren voor het krijgen van een pneumokokken infectie?
Let op! Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.
A HIV infectie
B Multiple myeloom
C Gewrichtsarthrose
D Common variable immuundeficiëntie

A

A HIV infectie
B Multiple myeloom

D Common variable immuundeficiëntie

56
Q

Patiënten met een ernstige granulocytopenie of granulocyten-dysfunctiestoornis zijn gevoelig voor het ontwikkelen van infecties.
Welk klinisch symptoom komt vaak voor?
A recidiverende mucositis
B recidiverende SARS-CoV2 infecties
C tuberculose
D retinale herpesinfecties

A

A recidiverende mucositis

57
Q

Sommige patiënten met Common Variable Immunodeficiency (CVID) hebben voornamelijk vaker last van ernstiger infectieziekten. Anderen
hebben ook last van diverse niet-infectieuze complicaties van deze ziekte.
Wat zijn vier veelvoorkomende niet-infectieuze klachten bij patiënten met CVID?

A

Bronchiectasien
granulomen of GLILD
lymfadenopathie
splenomegalie
cytopenie
autoimmuunfenomenen
allergie
enteropathie
maligniteiten
vermoeidheid
groeiachterstand

58
Q

Welk of welke infecties worden vaak gevonden bij patiënten met Common Variable Immune Deficiency syndrome (CVID)?
Let op! Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.
A infecties van de meningen
B infecties van het maag-darmsysteem
C infecties van de luchtwegen

A

A infecties van de meningen
B infecties van het maag-darmsysteem (IgA)
C infecties van de luchtwegen

59
Q

Geef bij elk van de onderstaande beweringen, over erythema multiforme, aan of deze juist of niet juist is.

A
  1. Vaccinatie met poliomyelitis vaccin kan resulteren in erythema multiforme. juist
  2. Penicilline gebruik kan leiden tot erythema multiforme. juist

HSV kan daar blijkbaar ook voor zorgen

60
Q

Een 34-jarige seksueel actieve vrouw presenteert zich met klachten van pijn in de rechter bovenbuik die erger wordt bij diep ademhalen,
koorts en pijn in de onderbuik.
Bij lichamelijk onderzoek is de rechter bovenbuik drukpijnlijk. Bij gynaecologisch onderzoek wordt een rood ontstoken cervix gezien met
mucopurulente afscheiding, opstootpijn bij het vaginaal toucher (pijnlijke uterus en cervix bij beweging dus) en slinger. Ook de adnexen
(ovariae) zijn pijnlijk bij onderzoek. Overig lichamelijk onderzoek toont geen bijzonderheden.
Bij bloedonderzoek is er een verhoogd leukocyten aantal en een verhoogde bezinking. Overig laboratorium onderzoek is niet afwijkend.
Een aantal mogelijke complicaties van een geslachtsziekte zijn:

  1. urethritis
  2. perihepatitis
  3. salpingitis
A

2 en 3 zijn juist

geen 1 want wordt niet gezegd branderig gevoel, pijn of kleine beetjes plassen

61
Q

Een 32-jarige man heeft op dag 12 na zijn levertransplantatie (donor CMV +; recipient CMV -) een temperatuur van 39,5°C.
Je neemt een anamnese af gericht op infecties en doet lichamelijk onderzoek.
Welk onderzoek vraag je aan met welke reden?]

A bloedonderzoek om CMV reactivatie aan te tonen
B bronchoalveolaire lavage om een PCP (PJP) aan te tonen
C CT-scan van de buik om een leverabces aan te tonen
D CT scan van het hoofd om een toxoplasma encephalitis aan te tonen

62
Q

Glucocorticosteroïden worden bij vele immunologische ziektebeelden toegepast.
Welke van de volgende klachten horen bij het bijwerkingenpatroon van glucocorticosteroïden?
Let op! Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.

A atrofie van de huid
B toename van allergische klachten
C toename van infectierisico
D hypertensie

A

A atrofie van de huid

C toename van infectierisico
D hypertensie

63
Q

De Janus kinase (JAK) inhibitors worden meer en meer toegepast bij immunologische aandoeningen. Deze remmers blokkeren de activatie
van membraanreceptoren.
Welk van de volgende beweringen is juist?

A De werking van JAK-inhibitors is specifiek voor een membraanreceptor.
B JAK-inhibitors blokkeren de activatie van meerdere membraanreceptoren.
C Een anti-cytokine-biologic is specifieker dan een JAK-inhibitor.
D JAK-inhibitors induceren fosforylering en dimerisatie van STAT-moleculen.

A

C Een anti-cytokine-biologic is specifieker dan een JAK-inhibitor.

64
Q

Een patiënte die vier weken geleden een niertransplantatie heeft ondergaan heeft een acute daling van zijn nierfunctie. De uitslag van het
nierbiopt toont afstoting.
Welke vier histologische kenmerken worden gezien bij een antistof gemedieerde afstoting? (4p)
Gebruik in je antwoord maximaal 20 woorden.

A
  • Glomerulitis
  • Vasculitis
  • Peritubulaire capillaritis
  • Depositie van C4d
65
Q

Op de Spoedeisende hulp komt een niertransplantatie patiënt (transplantatie 6 maanden geleden) van 57 jaar oud die tacrolimus en
mycofenolaat mofetil gebruikt. Hij heeft last van heftige diarree. Vorige maand is hij behandeld voor afstoting met alemtuzumab en hij is net
terug van vakantie uit Marokko. Het laboratorium onderzoek toont een milde leucopenie en lichte leverenzymstoornissen.
De diarree kan verschillende infectieuze oorzaken hebben, maar welke diagnose staat duidelijk bovenaan?
A Hepatitis E
B Hepatitis B
C EBV
D CMV

A

D CMV –> diarree past erbij en CMV komt vaak verschijnen als immuunsuppressiva

66
Q

Je vermoedt dat je patiënt koorts heeft door een tuberculose infectie.
Welke van onderstaande testen, indien positief, leid je het beste naar de diagnose tuberculose?
A Mantoux
B Thorax foto
C Punctie uit klier voor ZN kleuring
D Quantiferon

A

C Punctie uit klier voor ZN kleuring

67
Q

Je ziet op de Spoedeisende hulp een 50-jarige vrouw met sinds een dag langzaam progressieve pijn aan haar rechterknie. Na lichamelijk
onderzoek en aanvullende diagnostiek vraag jij je af of er sprake is van een septische artritis van de rechterknie, danwel een septische
bursitis prepatellaris (ontsteking van de slijmbeurs, welke voor (anterior) van de knieschijf is gelokaliseerd).
Welke bevinding bij lichamelijk onderzoek of aanvullende diagnostiek pleit met name voor een septische bursitis in plaats
van een septische artritis?
A De huid boven de knieschijf voelt warm aan.
B De huid boven de knieschijf is iets roder dan de huid in de omgeving.
C Op een conventionele röntgenopname van de knie is geen gewrichtsdestructie te zien.
D Bij lichamelijk onderzoek is de range of motion (bewegingsuitslag) van de rechterknie net zo goed als die van de linkerknie, m.n.
is het mogelijk om de rechterknie net als de linkerknie enkele graden te overstrekken bij extensie

A

D Bij lichamelijk onderzoek is de range of motion (bewegingsuitslag) van de rechterknie net zo goed als die van de linkerknie, m.n.
is het mogelijk om de rechterknie net als de linkerknie enkele graden te overstrekken bij extensie

68
Q

Welke twee soorten medicatie zijn de pijlers voor de behandeling van acuut reuma?

A

NSAID en antibiotica (zoals penicilline)

Doel: De oorzaak van acuut reuma is een streptokokkeninfectie (meestal groep A streptokokken), vaak afkomstig van een onbehandelde of slecht behandelde keelontsteking (faryngitis)

69
Q

Op je spreekuur komt een 25-jarige man met een gezwollen enkel. Hij heeft pijn aan de enkel. In zijn familie komen geen
reumatische ziekte voor. Hij heeft dit nooit eerder gehad. Hij is voorafgaand niet ziek geweest en is niet in het buitenland
geweest. Hij heeft geen vaste relatie, maar wisselende relaties. Je denkt aan een reactieve artritis.
Wat zijn op basis van de bovenstaande geschiedenis de meest waarschijnlijke verwekkers van zijn artritis?
Let op! Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.
A Shigella flexneri
B Neisseria gonorrhoeae
C Yersinia enterocolitica
D Chlamydia trachomatis

A

N. Gonorrhoeae en Chlamydia trachmatis

70
Q

Je bent oogarts. Je ziet een 23-jarige patiënt met een pijnlijk en rood linkeroog. De maximale visus van het linkeroog is 0.5. Bij het
oogheelkundig onderzoek zie je cellen in de voorste oogkamer, synechiae posterior en cystoid macula oedeem. Je stelt de diagnose uveitis.
Welke vorm van uveitis is dit?
A uveitis anterior
B intermediaire uveitis
C uveitis posterior
D panuveitis

A

A uveitis anterior

Uveitis anterior
→ Cellen/sludge in de voorste oogkamer, roodheid, pijn, fotofobie

Intermediaire uveitis
→ Ontsteking van pars plana/glasvocht, vaak “floaters” zonder pijn

Uveitis posterior
→ Ontsteking van retina of choroidea, vaak visusverlies zonder roodheid

Panuveitis
→ Ontsteking van alle delen van het uvea (voorste, intermediaire én achterste segment)

71
Q

In de behandeling van patiënten met een auto-immuun uveïtis worden biologicals steeds vaker toegepast.
Welk van de volgende opties wordt het meest frequent ingezet?
A anti-IL-1
B anti-TNF
C anti-IL-17
D interferon gamma

A

B anti-TNF

72
Q

Onderstaande afbeeldingen zijn van een kind met een autoinflammatoire aandoening.
Welk cytokine is bij dit kind ontregeld en hoe komt dit?

A

IL 1 beta is ontregeld doordat IL 1 receptor ontbreekt

chat- geen rem op IL-1β → overmatige inflammatie

73
Q

Bij een 25-jarige vrouw bekend met een auto-immuun bijnierinsufficiëntie worden ook antistoffen bepaald tegen andere endocriene
organen. Zij blijkt de volgende auto-antistoffen te hebben in hoge concentraties: anti-GAD, antistoffen tegen gonaden, antistoffen tegen de
TSH-receptor.

Welke aandoeningen zijn bij haar nog te verwachten in het geval dat deze antistoffen ook daadwerkelijk tot ziekte zullen
leiden?

A

Anti-GAD → geassocieerd met Type 1 diabetes mellitus

Antistoffen tegen gonaden → geassocieerd met prematuur ovariumfalen

Antistoffen tegen de TSH-receptor → geassocieerd met Ziekte van Graves

74
Q

Waarom heeft intrinsieke resistentie bij een mogelijke behandeling met een antibioticum minder impact dan verworven
resistentie? (3p)
Noem tenminste drie redenen en beschrijf je antwoord in maximaal 30 woorden.
Let op! Denk aan de locatie van genen betrokken bij intrinsieke - en verworven resistentie - en op de verspreiding van deze resistentie
types.

A

Antwoord:
Intrinsieke resistentie veelal chromosomaal gecodeerd (1pt)
Verworven resistentie veelal plasmide gecodeerd (1pt)
Intrinsieke resistentie niet overdraagbaar tussen verschillende species (1pt) dit in tegenstelling tot verworven resistentie

75
Q

In het kader van wetenschappelijk onderzoek wordt van een 25-jarige vrouw zonder klachten urine ingestuurd voor dipstick en kweek.
Leukocyten zijn negatief, nitriet is positief en er groeit E. coli.
Wat is de diagnose en meest passende behandeling?

A

A asymptomatische bacteriurie; geen behandeling

76
Q

Tijdens zwangerschap wordt een 12 weken screening voor congenitale ziekteverwekkers uitgevoerd.
In de onderstaande tabel staan 3 congenitale ziekteverwekkers en behandelingsmogelijkheden bij een
positief screeningsresultaat.
Wie moet behandeld worden na een positief resultaat bij screening en op welk moment?

A

HB - alleen kind na bevalling

HIV - moeder tijdens zwangerschap EN kind an bevalling

Lues - alleen moeder tijdens zwangerschap

77
Q

Noem twee diagnostische testen voor HIV die bruikbaar zijn tijdens de acute fase van HIV infectie.

A

PCR (1pt) –> HIV RNA
Antigeen testen (1pt) –> P24

78
Q

Je bent immunoloog en vermoedt dat patiënt X een primaire immuundeficiëntie heeft. Vanuit jouw kennis over de diagnostiek van
immuundeficiënties weet je dat flowcytometrische analyse gebruikt kan worden om het immuunsysteem van de patiënt in kaart te brengen.
Benoem drie manieren waarop flowcytometrische analyse een rol kan spelen in de diagnostiek van primaire
immuundeficiënties voor patiënt X. (3p)

A
  1. Analyse van aantallen en typen lymfocyten (T/B/NK)
  2. Analyse van expressie van een specifiek eiwit
  3. Analyse van differentiatie van voorloper lymfocyten (bijv. voorloper B in beenmerg
79
Q

Twee studenten bespreken de ontwikkeling van het immuunsysteem op jonge leeftijd. Ze beweren elk iets anders.
Student 1 beweert: de hoeveelheid IgM in het serum van baby’s bereikt zo’n 6 tot 9 maanden na de geboorte een dal.
Student 2 beweert: de lagere hoeveelheid IgG in het serum van baby’s normaliseert pas in de puberteit tot het volwassen niveau.
Welke student heeft, of welke studenten hebben gelijk?

A

geen want

  • IgG bereikt rond 6 maanden een dal en niet IgM
  • IgG normaliseert rond de leeftijd van 4-8 jaar al. IgA pas rond puberteit
80
Q

Een 72-jarige man wordt opgenomen met een lobaire pneumonie. Hij hoest géén sputum op voor eventuele diagnostiek.
Geef twee combinaties van diagnostische testen EN bijbehorende materialen van lichaamsvloeistoffen die kunnen worden
gebruikt om de diagnose van een pneumokokkenpneumonie vast te stellen. (2p)

A

1) Pneumokokken antigeen in de urine (1p)
2) (Pneumokok) kweek van BAL

81
Q

Bij ernstige aangeboren gecombineerde immuundeficiënties zijn je behandelopties beperkt, maar niet afwezig.
Noem drie therapeutische mogelijkheden (3p)

A

Antibiotische profylaxe,

Immuunglobuline substitutie,

Hematopoïetische stamceltransplantatie

82
Q

Je bent internist en krijgt via een collega een 35-jarige man verwezen, die recent gediagnosticeerd werd met Common Variable Immune
Deficiency (CVID), op basis van een verlaagd immuunglobuline G, verlaagd immuunglobuline A, en veelvuldige infecties (voornamelijk van
de luchtwegen) waarbij hij in de afgelopen 3 jaar
4 keer werd opgenomen in het ziekenhuis vanwege een pneumonie. Op een recente CT-scan van de longen, gemaakt op verzoek van de
longarts, worden bronchiëctasien gezien in de rechter onderkwab.
Hieronder staat een lijst van mogelijke behandelingen.

A. Antibiotica on demand; start antibiotische behandeling in geval van een herhaling van luchtweginfectie
B. Onderhoudsbehandeling antibiotica
C. Immuunglobuline suppletie therapie
Welke behandeling(en) stel je voor aan deze patiënt?

A

A, B en C!

83
Q

Graft-versus-host ziekte (GVHD) is een belangrijke complicatie van allogene stamceltransplantatie.
Op welke twee manieren kan GVHD na een allogene stamceltransplantatie voorkomen worden?

A
  1. T-cel depletie van het transplantaat (1p)
  2. Farmacologisch door gebruik van immunosuppressieve medicamenten
84
Q

Een patiënt met een beenmergtransplantatie kan een graft versus host disease ontwikkelen.
1. Welk deel van de huid toont microscopisch afwijkingen bij een graft versus host disease? (1p)
2. Waar kan het beeld van een graft versus host disease van de huid histomorfologisch niet van worden onderscheiden?
(1p)
3. Wat voor type ontstekingscellen zijn het meest aanwezig bij een graft versus host disease? (1p)

A

Antwoord:
1) Epidermis
2) een geneesmiddelen reactie
3) lymfocyten en/of T-cellen zijn beide correct

85
Q

Je bent nefroloog en komt bij een acuut zieke niertransplantatie patiënt die al 3 dagen koorts heeft en zijn medicatie niet heeft kunnen
innemen door braken en diarree. Zijn transplantatie is 2 jaar geleden uitgevoerd. De transplantaatnierfunctie is nu gehalveerd.
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van de acute nierinsufficiëntie?
A acute afstoting
B tubulus necrose
C glomerulonefritis
D ureter stenose

A

B Tubulusnecrose

86
Q

Je bent coassistent en loopt in de winter stage op de polikliniek niertransplantatie en meneer Y komt bij jou. Hij heeft 2 maanden geleden
een niertransplantatie ondergaan. Nu hoest hij, heeft hij koorts en is hij kort van adem. Je ziet op de longfoto bilaterale infiltratieve
afwijkingen.
1. Noem twee ziekteverwekkers die je zou kunnen overwegen in de diagnose, zeker indien je weet dat patiënt regelmatig
therapie-ontrouw is. (2p)
2. Leg van één van genoemde diagnosen uit deelvraag 1 uit waarom je hieraan bij deze patiënt denkt. (2p)
Gebruik in je antwoord in maximaal 80 woorden.

A

Deel 1: Pneumocystis jirovecii (1pt) en/of CMV (1pt) en/of Influenza (1pt) (max 2pt)
Deel 2: Bilaterale afwijkingen zouden kunnen passen bij een pneumonie. Zo kort na transplantatie gebruiken patiënten nog intensieve immuunsuppressie
en dan zou het een opportunistische infectie zoals Pneumocystis jirovecii kunnen zijn, die normaal gesproken voorkomen wordt als patiënten trouw
profylaxe gebruiken. Ook zijn andere verwekkers zoals CMV of influenza (gezien de winter) mogelijk. Daarnaast zou het een niet-infectieuze oorzaak
kunnen hebben, bijvoorbeeld overvulling, maar gezien het acute beeld en de koorts is dat minder waarschijnlijk. (max 2 pt)

87
Q

Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een vrouw van 35 jaar met gewrichtsklachten.
Zij klaagt dat ze sinds 6 weken elke ochtend stijve en pijnlijke handen heeft. Na 2 uur verbetert de stijfheid, maar de pijn blijft. Haar moeder
heeft ook iets reumatisch, maar wat precies weet zij niet. Bij lichamelijk onderzoek zijn de MCP gewrichten pijnlijk bij onderzoek en mogelijk
ook iets verdikt.
Is aanvullend lichamelijk onderzoek noodzakelijk of verwijs je de patiënte direct naar de reumatoloog? (3p)
Onderbouw je antwoord in maximaal 30 woorden.

A

Antwoord:
Geen aanvullend onderzoek noodzakelijk (1pt)
Er is sprake van een chronische artritis van meerdere gewrichten. (1pt) Lichamelijk onderzoek zou fout negatief kunnen zijn en een verwijzing onnodig uit
kunnen stellen (1pt)

88
Q

Sinds 2010 bestaan er nieuwe classificatie criteria voor reumatoïde artritis. Alhoewel deze criteria met name voor onderzoeksdoeleinden zijn
ontwikkeld, worden ze in de dagelijkse praktijk vaak als diagnostische criteria gebruikt.
Eén van onderstaande criteria maakt geen deel uit van de 2010 classificatie criteria voor reumatoïde artritis, welke is dat?

A aanwezigheid van erosies
B totaal aantal aangedane gewrichten
C verhoogde ontstekingsparameters
D klachtenduur ≥ 6 weken
E aanwezigheid van reumafactor en/of anti-CCP
F positieve familieanamnese

A

F positieve familieanamnese

89
Q

Je bent KNO-arts en gaat een tonsillectomie verrichten bij een 3-jarig meisje dat acuut reuma heeft doorgemaakt en een mitraalklepafwijking
heeft. Ze gebruikt dagelijks antibiotische profylaxe in verband met de doorgemaakte acuut reuma.
Verander je iets aan het antibiotisch beleid en waarom/ waarom niet? (3p).
Onderbouw je antwoord in maximaal 50 woorden.

A

Antwoord:
Ja, dit meisje moet extra antibiotische dekking/andere antibiotica krijgen tijdens de ingreep. (1pt)
Toelichting:
Bij ingrepen waarbij een bacteriemie op kan treden is bij dit meisje met kleplijden altijd een indicatie voor endocarditisprofylaxe. Het voor te schrijven
antibioticum is afhankelijk van de ingreep. (2pt)

90
Q

Welke bacterie is niet een waarschijnlijke verwekker van reactieve artritis?

A Chlamydia trachomatis
B ParvoB19
C Staphylococcus epidermidis
D Salmonella spp.

A

C Staphylococcus epidermidis

91
Q

Monoclonale antistoffen voor therapie hebben een aparte nomenclatuur. Ze eindigen bijvoorbeeld op –mumab, –zumab of –ximab.
Welke monoclonale antistof zal waarschijnlijk de kleinste hoeveelheid neutraliserende antistoffen opwekken in de patiënt?
A xxx-mumab
B xxx-zumab
C xxx-ximab

A

A xxx-mumab

92
Q

Je bent oogarts. Je ziet een 35-jarige man op de polikliniek met een heterochromie. Differentiaal diagnostisch wordt gedacht aan een Fuch’s
heterochrome uveitis.
Wat is de meest voorkomende verwekker van deze aandoening? (2p)

93
Q

Waarom is een virale conjunctivitis belangrijk om te onderscheiden van andere vormen van conjunctivitis?

A

D Virale conjunctivitis kan mogelijk besmettelijk zijn

94
Q

Twee technieken die gebruikt worden in de diagnostiek van auto-immuunziekten zijn:
1. de ELISA
2. immunofluorescentie op objectglaasjes
Welke bewering over deze technieken is juist?

A

Een voordeel van de immunofluorescentietechniek is dat deze snel (binnen een paar uur) een kwalitatieve uitslag geeft.

95
Q

Je bent oogarts. Je ziet een 24-jarige vrouw bij wie de diagnose recidief bilaterale uveïtis anterior is gesteld.
Welke combinatie van diagnostiek testen moet je bij deze patiënt inzetten?

A

HLA-B27, Lues serologie, X-thorax, s-IL-2R en Quantiferon

96
Q

In welke periode is de kans op het ontstaan van doofheid en retinopathie als gevolg van een intra-uteriene infectie bij de
foetus het grootste?

A

13-16 weken

97
Q

Maak de volgende zinnen over antibiotica gebruik en bacteriële mutatie kloppend.

A

Door antibioticagebruik ontstaat er selectie van bacteriën die door mutatie resistent zijn voor dat middel.
De verhouding tussen de resistente populatie en de totale populatie heet de mutatiefrequentie .

98
Q

Welke vorm van celdood wordt gestimuleerd door gasdermin D, wat bij patiënten met een auto-inflammatoire aandoening ook
leidt tot een toename van ziekteverschijnselen?

99
Q

Wat is of wat zijn de voordelen van de behandeling van ANCA-geassocieerde vasculitis met rituximab boven cyclofosfamide?
Let op! Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.

A

A verminderde carcinogeniteit
B minder kans op Pneumocystis jirovecii infectie
C minder kans op onvruchtbaarheid

100
Q

De kans op optreden van een ernstige infectie is gerelateerd aan het aantal en aan de functie van neutrofiele granulocyten.
Wat zijn twee voorbeelden van ernstige infecties door verlaagd aantal neutrofiele granulocyten?

A

pulmonale aspergillose;
gedissemineerde candidiasis;
Candida endophtalmitis

101
Q

Welke van onderstaande medicijnen zijn conventionele synthetische disease modifying antirheumatic drugs (csDMARD)?
Let op! Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.

A

A Methotrexaat
B Leflunomide
C Sulfasalazine