BA1C2 TT 2022-2023 Flashcards

1
Q

Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een vrouw van 50 jaar. Zij heeft al jaren een gewicht van 125 kg bij een lengte van 175
cm, maar is de laatste weken 3 kg afgevallen. Hierdoor zullen er meerdere veranderingen in haar lichaam optreden, die erop
gericht zijn het lichaamsgewicht weer naar het oude gewicht terug te brengen.

Welke van de hieronder genoemde veranderingen treden in deze omstandigheden op teneinde het lichaamsgewicht
weer naar het oude gewicht terug te brengen

A
  • Het 24-uurs energieverbruik van het lichaam in rust zal onder deze omstandigheden afnemen.
  • Het energieverbruik van het lichaam tijdens lichamelijke activiteit zal onder deze omstandigheden afnemen.
  • Het 24-uurs energieverbruik van het lichaam in rust zal onder deze omstandigheden afnemen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De atomen zuurstof, koolstof, waterstof, stikstof en calcium zijn tezamen voor ongeveer … van het lichaamsgewicht
verantwoordelijk.

Bij een gezond persoon met een normaal gewicht is de hoeveelheid essentieel vet doorgaans veel … dan de
hoeveelheid opslagvet.

A

98%

kleiner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vóór het experiment blijkt dat voor zowel
glucose als voor vet het verbruik gelijk te zijn aan de inname. Op de tiende dag geldt dit ook weer voor glucose, maar voor vet
wordt gevonden dat er veel minder vet verbruikt wordt dan er wordt ingenomen. Er is na tien dagen meer vet opgeslagen. Ook
blijkt het respiratoir quotient (RQ = CO2 productie/O2 verbruik) na tien dagen gestegen te zijn van gemiddeld 0.8 naar 0.95.

Waardoor is na tien dagen het glucose-verbruik weer in balans gebracht met de verhoogde glucose-inname? Noem
vier processen.

A

1) opslag van glucose in vetweefsel

2) glycogenese van glucose dus meer glycogeen vorming

3) hogere energiebehoefte dus meer glucose oxidatie tgv DIT en verhoogd BMR

4) prefentiele glucose verbranding tkv vetzuurverbranding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

DIT (diet induced thermogenesis)

A

Wanneer je eet, kost het energie om het voedsel te verteren, absorberen en verwerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Tijdens ‘late-fasting’ wordt door de lever veel ketonlichamen afgegeven aan de bloedbaan. Door het toedienen van koolhydraten
stijgt de insuline spiegel en daalt de afgifte van ketonlichamen door de lever snel.

  1. Geef twee redenen waardoor de ketonlichaam productie in de lever snel stopt door verhoging van de insuline
    spiegel.
  2. Geef voor elke reden aan via welk regulatiemechanisme dit tot stand komt.
A

1/2.
- verminderde vetzuuraanbod –> insuline remt HSL (hormoon gevoelige lipase) dus lipolyse in vetweefsel

  • remming beta oxidatie –> insuline activeert acetyl CoA carboxylase => malonyl CoA stijgt in levercel en dan CPT1 remming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Tot welke klasse receptoren behoort de glucagon receptor?

A

G eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Acetyl-CoA carboxylase is de snelheidsbepalende stap van de vetzuursynthese.
juist of onjuist

  • Het enzym wordt gefosforyleerd door fosforylase kinase
  • Het enzym katalyseert een biotine-afhankelijke reactie.
A

onjuist, het wordt gefosforyleerd door PKA (protein kinase A) –> belangrijkste is AMPKA tho

juist, Dit betekent dat het enzym biotine (een vorm van vitamine B7) als cofactor gebruikt om zijn katalytische functie uit te voeren.
———- ACC katalyseert de carboxylering van acetyl-CoA tot malonyl-CoA, wat een cruciale eerste stap is in de biosynthese van vetzuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Type IIB spiervezels zijn “fast-twitch” vezels met een relatief gering uithoudingsvermogen.
Wat zeggen deze eigenschappen over de hoeveelheid myoglobine, het energiemetabolisme en de
glycogeenvoorraad in type IIB spiervezels in vergelijking tot “slow-twitch” type I spiervezels?
Let op: deze vraag wordt niet gedeeltelijk gescoord.

De hoeveelheid myoglobine in type IIB vezels is … in type I vezels.

Het energie metabolisme in type IIB vezels is overwegend … in tegenstelling tot in de type I vezels.

De glycogeen voorraad in type IIB vezels is … in type I vezels

A
  • lager
  • anaeroob
  • hoger
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welk enzym is betrokken bij omzetting van IDL naar LDL?

afbraak van chylomicron naar chylomicron remnant?

van HDL naar VLDL

van HDL disc naar HDL

A
  • hepatische lipase
  • lipoproteine lipase

-cholesterylester transfer proteine

  • lecithine cholesterol acyltransferase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

juist of onjuist

Het normale ALA en PBG in de eerdere poliklinische urinebepaling sluit dragerschap van acute porfyrie bij haar uit.

Om aan de hand van een urinemonster de diagnose acute porfyrie aanval betrouwbaar te kunnen stellen dient de buis met urine
direct na afname ingepakt te zijn en te blijven in aluminiumfolie.

A
  • juist
  • juist
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Fructose wordt vooral in de lever verwerkt. De afbeelding hieronder geeft schematisch weer hoe fructose wordt verwerkt naar
intermediairen van de glycolyse. Bij een patiënt met een fructose-1-fosfaat aldolase deficiëntie treedt na inname van fructose
een hypoglycemie op.

A

remming van de glycogenolyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

allosterische activatie

A

Allosterische activatie verwijst naar een proces waarbij een enzym of eiwit in activiteit toeneemt door de binding van een molecuul (de allosterische activator) op een specifieke plaats op het enzym of eiwit, die verschilt van de actieve plaats waar de chemische reactie plaatsvindt. Dit leidt tot een conformationele verandering in de structuur van het enzym, waardoor de enzymatische activiteit verhoogd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Glycogeen fosforylase in de lever wordt geactiveerd door fosforylering, maar ook door AMP.

  1. Beschrijf het mechanisme waardoor AMP glycogeen fosforylase activeert.
  2. Leg uit wat het fysiologische belang is van de activatie van glycogeen fosforylase door AMP.
A
  1. allosterische activatie oftewel AMP bindt aan glycogeen fosforylase waardoor vormverandering
  2. AMP stijging signaleert een ATP tekort ; door activatie van glycogeen fosforylase wordt glucose-6-fosfaat beschikbaar voor
    de (anaerobe) glycolyse en daarmee voor ATP regeneratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Een patiënt drinkt normaliter slechts incidenteel een alcoholisch drankje. Bij een bijzondere gelegenheid drinkt hij op een avond
echter een paar biertjes achter elkaar. Hij gebruikt dagelijks medicijnen. Op de verpakking van deze medicijnen staat de
waarschuwing om op te passen met het gebruik van ethanol.

  1. Wat is het gevolg van een paar alcoholische consumpties op de werking van deze medicijnen?
  2. Verklaar dit gevolg aan de hand van het hierbij betrokken mechanisme.
A
  1. geneesmiddel wordt versterkt door alcohol tegelijkertijd te consumeren
  2. competitie van ethanol en het geneesmiddel voor afbraak door cypt 450 complex –> geneesmiddel langere werkingsduur en of hogere serum concentratie van medicijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de beste verklaring voor het versterkte effect van acenocoumarol bij patiënten met leverfalen?

A

zij hebben lagere albuminespiegels die zorgen voor meer vrij acenocoumarol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Een dame neemt 100 mg digoxine in, waarna een bloedspiegel van 0.5 mg/L gemeten wordt. De mevrouw weegt 55 kilo.
Wat is het verdelingsvolume van digoxine bij deze dame ?

A

200 liter want verdelingsvolume van digoxine is 490 L per 70 kg

17
Q

juist of onjuist

Intermitterend vasten door in de middag te stoppen met eten is metabool gunstig.

A

juist

18
Q

Op welke wijze komt het meeste vitamine A vanuit de dunne darm in de lever terecht?

A

gebonden in chylomicronremnants via de arteria hepatica

19
Q

Thiamine (vit. B1) is een vitamine, dat wordt omgezet in een cofactor voor een aantal metabole enzymen.
Hieronder staan vier enzymen met de reactie die ze katalyseren.
Voor welke van deze enzymen is thiamine essentieel?

A

Transketolase (ribose-5-P + xylulose-5-P→ glyceraldehyde-3-P + sedoheptulose-7-P).

20
Q

Welke laboratoriumuitslag pleit het meest voor de diagnose diabetes mellitus?

A

De nuchtere glucose spiegel in het bloed is 7,5 mmol/L.

21
Q

Welke beweringen over het HbA1c zijn juist

A
  • De mate van niet-enzymatische glycering van het hemoglobine A1 hangt samen met de gemiddelde hoogte van de
    bloedglucose concentratie in de voorafgaande 6-8 weken voor de bloedafname.
  • De mate van niet-enzymatische glycering van het hemoglobin A1 hangt samen met de gemiddelde levensduur van de rode
    bloedcellen.
  • Het HbA1c heeft een belangrijke prognostische waarde voor het optreden van diabetische microvasculaire complicaties
22
Q

Welke afwijking treedt typisch op bij een diabetische ketoacidose?

A

kussmaul ademhaling

23
Q

legacy effect

A

Het “legacy effect” bij diabetes verwijst naar het langdurige voordeel van een periode van goede glucosecontrole, zelfs nadat die strikte controle niet langer wordt gehandhaafd. Het gunstige effect op een verminderde incidentie van diabetische complicaties blijft bestaan

24
Q

Je bent internist. Je ziet op je spreekuur een patiënt met klachten van hypoglycemie. De patiënt is niet bekend met diabetes. Je vermoedt
dat het heimelijk gebruik van een sulphonylureum derivaat verantwoordelijk is voor het optreden van de hypoglycemie. Om dit vermoeden te
bevestigen laat je allereerst de bloedspiegels van insuline, C-peptide en pro-insuline bepalen ten tijde van de hypoglycemie.

  1. Welke combinatie van uitslagen van deze bepalingen moet je vinden om je vermoeden van sulphonylureum derivaat
    gebruik te ondersteunen?
  2. Motiveer je antwoord voor elk van de drie bepalingen.
A
  1. verhoging van insuline, C peptide en pro-insuline
  2. Een sulphonylureum derivaat verhoogt de endogene insuline secretie door de pancreas; het meeste maar niet alle Pro-insuline wordt gesplitst in C-peptide en insuline tijdens het maturatieproces in de secretiegranula, dus afgifte van pro-insuline en C-peptide stijgt ook