BA1C2 TT 2022-2023 HER Flashcards

1
Q

Wat was de belangrijkste reden waarom artsen de ‘Body Mass Index’ rond 1900 nog niet standaard gebruikten?

A

Artsen baseerden zich nog niet massaal op statistisch-epidemiologisch onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

juist of onjuist

In de hypofyse is er een energie-thermostaat (Lipostat) die het lichaamsgewicht op een bepaald setpoint probeert te houden.

A

onjuist, want is in hypothalamus niet hypofyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

juist of onjuist

Het essentiële vet hoort bij de ‘lean body mass’

A

juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

tot welke klasse valt de insuline receptor onder? en de glucagon receptor?

A
  • insuline receptor valt onder de tyrosine kinase receptoren
  • glucagon receptor valt onde de G eiwit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een Palestijnse gevangene gaat in hongerstaking, en na circa 90 dagen sterft hij. Zijn vetmassa is dan nagenoeg verdwenen. De feitelijke
doodsoorzaak is de versnelde eiwitafbraak.

  1. Verklaar waardoor de hoeveelheid lichaamsvet en niet de hoeveelheid lichaamseiwit de overlevingstijd van een
    hongerstaker bepaalt.
  2. Verklaar waardoor eiwit versneld werd afgebroken toen de vetmassa van de hongerstaker nagenoeg op was.
A
  1. bij langdurig vasten wordt lichaamsvet gebruikt om ketonlichamen van te maken welke gebruikt worden als energiebron voor de eiwit besparing. Hierdoor hoeft er minder eiwit gebruikt te worden voor de gluconeogenese.
  2. als de vetmassa op een kritisch punt komt dan leveren de ketonlichamen niet energie voor de hersenen. Hierdoor wordt eiwit versneld afgebroken om zo aan de glucosebehoefte van de hersenen te voldoen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sleep elk lipoproteïne deeltje naar het bijbehorende structurele apoproteïne.

apoA-I
apoB48
apoB100

A

apoA-I –> HDL

apoB48 –> chylomicron remnant

apoB100 –> Lp(a), VLDL en IDL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke van deze beweringen over lever glycogeen synthase zijn juist?

juist of niet juist

Het enzym wordt gefosforyleerd door fosforylase kinase.

A

juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bij welke van deze processen is NADPH noodzakelijk?

A

3 oxidaties

  • reductie van gexideerd glutathion
  • omega oxidatie van verzadigde vetzuren
  • Cyt P450 gemedieerde oxidatie van alcohol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  1. Leg uit wat de functie van het enzym pyruvaat carboxylase is in deze niet-gluconeogene organen.
  2. Leg uit waarom ook in deze organen de activatie door acetyl-CoA belangrijk is.
A
  1. (anaplerotische werking) het enzym zorgt voor de aanvulling van intermediairen van de TCA voor biosynthese processen
  2. hoge acetyl betekent dat het niet snel genoeg verwerkt kan worden in de TCA dus dan is er extra oxaalacetaat nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

HDL is in staat onveresterd cholesterol op te nemen uit cellen in de vaatwand via het celmembraan eiwit ATP binding cassette-A1 eiwit (ABC-A1) .

Het vrije cholesterol wordt in HDL onmiddellijk veresterd door het enzym Lecithine cholesterol acyltransferase (LCAT)

HDL kan de cholesterolesters op twee manieren overdragen aan uiteindelijk de lever, een directe route waarbij de receptor Scavenger receptor type B1 (SR-B1) een belangrijke rol speelt, en een indirecte route waarbij het plasmaeiwit Cholesterol ester transfer proteine
(CETP) een belangrijke rol speelt.
In het tweede geval komen cholesterolesters uiteindelijk terecht in LDL.

Opname van deze lipoproteïnedeeltjes in de lever vindt plaats via
binding van ApoB100 aan de LDL receptoren

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Een deficiëntie van het enzym branched-chain aminozuur transaminase (BCAT2) is zeer zeldzaam, en wordt gekenmerkt door sterk
verhoogde plasma spiegels van de vertakt-keten aminozuren zoals leucine. De afbeelding geeft schematisch de reactie die gekatalyseerd
wordt door BCAT2 uitgaande van leucine. De namen van een substraat en een product is hierin weergegeven met de letter A en B.

leucine <–> alfaketoisocaproaat

wat is hierbij het substraat en het product?

A

substraat: alfa ketoglutaraat
product: glutamaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke van deze deficiënties komt overeen met de resultaten van de belastingtesten?

in de belastingtest is er een lage bloedsuikerspiegel bij glycerol. bij alanine en glucagon is normaal

A

glycerol kinase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke twee van deze processen zijn samen hoogstwaarschijnlijk de oorzaak van de leverschade bij een GALT
deficiëntie?

A

remming van de oxidatieve fosforylering

tekort aan intracellulair fosfaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hieronder worden vier mogelijke verklaringen gegeven voor het optreden van “hongerklop” op het einde van een duursport als
tijdens de inspanning onvoldoende koolhydraat gegeten of gedronken wordt.

A

Het opraken van glycogeen in de witte spiervezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de belangrijkste reden voor de toevoeging van arginine aan het dieet bij een patiënt met een
argininosuccinaat synthetase deficiëntie?

A

voor de aanvulling van het ornithine tekort
–> zo kan de ureumcyclus werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke van deze factoren kunnen een aanval van acute intermitterende porfyrie uitlokken?

A alcohol consumptie
B vasten
C lichamelijke inspanning
D CYP450-inducerende medicatie

A

A, B, C, D

17
Q

In de lever worden veel metabolieten en geneesmiddelen gemodificeerd om ze beter te kunnen uitscheiden via de urine of de
gal. Hieronder worden vier van deze modificatiereacties genoemd.

Welke reactie behoort tot het zogenaamde fase I metabolisme?

A

oxidatie

18
Q

De glycemische index van sucrose is veel lager dan de glycemische index van amylose.

Geef twee biochemische verklaringen hiervoor

A

1) Fructose kan worden omgezet in glucose in de lever, maar dit gebeurt nauwelijks als er hoge [glucose] is –> hoge [insuline] dus geen gluconeogenese

2) amylose bestaat alleen uit glucose en sucrose bestaat voor de helft uit fructose. dus bij gelijke hoeveelheid koolhydraat inname fructose en amylose, zal de helft van de glucose in de bloedbaan komen

19
Q

Voor welke van deze enzymen is riboflavine essentieel?

A

Succinaat dehydrogenase (succinaat + FAD → fumaraat + FADH2)

20
Q

Voedingsvezel heeft nauwelijks voedingswaarde, maar hoort toch in een verstandig dieet. De Gezondheidsraad adviseert een
dagelijkse inname van 30-40 gram.
Hieronder staan vier beweringen over voedingsvezel. Meerdere beweringen zijn juist.

A

Voedingsvezel wordt voor een deel verteerd door de darmflora in het colon.

Voedingsvezel beschermt tegen obstipatie door zijn sterk waterabsorberend vermogen.

Voedingsvezel helpt plasma cholesterol te verlagen door binding van cholesterol en galzouten

21
Q

Dehydratie is een van de complicaties van een diabetische ketoacidose.

Verklaar het optreden van dehydratie als gevolg van een diabetische ketoacidose aan de hand van twee
verschillende mechanismen

A

1) vochtverlies in de urine door de verhoogde glucosespiegels –> osmotische diurese

2) vochtverlies in de vorm van braken door de acidose

22
Q

Patiënten met type 1 diabetes kunnen behandeld worden met intensieve of met conventionele insulinetherapie.

  1. Waaruit bestaat de intensieve insulinetherapie en verschilt het van conventionele insulinetherapie?
  2. Wat zijn twee belangrijke bijwerkingen van intensieve insulinetherapie ten opzichte van conventionele
    insulinetherapie bij type 1 diabetes?
A
  1. intensieve insulinetherapie bestaat uit 4 spuiten op een dag of een insulinepomp en de conventionele bestaat uit 2 spuiten per dag
  2. gewichtstoename en vaker kans op hypoglycemieen