BA1C2 TT 2019-2020 Flashcards

1
Q

Er zijn belangrijke verschillen in de verwerking door de lever van fructose en glucose.

Welke bewering hierover is juist?

A

Fructose verwerking leidt tot een hogere urinezuur produktie dan glucose verwerking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  1. Geef de twee meest waarschijnlijke verklaringen waarom afvallen zo succesvol is de eerste twee weken, maar veel
    minder daarna.
  2. Verklaar je antwoorden.
A

1) op het begin is er vooral sprake van vochtverlies, omdat vooral koolhydraten worden kwijtgeraakt waarbij water wordt meegesleurd.

2) door het afvallen verlaagd de BMR en de NEAT waardoor energieverbruik kleiner wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zeggen deze eigenschappen over de actomyosine ATP-ase activiteit, het energiemetabolisme en de
glycogeenvoorraad in type IIa spiervezels?

A

hoog, aeroob en groot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Skeletspieren bevatten een acetyl-CoA carboxylase ondanks dat er niet of nauwelijks vetzuursynthese plaats vindt in deze
organen. Net als in de lever wordt acetyl-CoA carboxylase gefosforyleerd als gevolg van een tekort aan ATP.

Beschrijf wat het belangrijkste effect van de fosforylering van acetyl-CoA carboxylase bij een tekort aan ATP is op de
stofwisseling in de skeletspieren, en leg uit hoe dit effect tot stand komt.

A

fosforylering ACC –> inactivatie –> malonyl CoA conc daling –> geen remming CPT 1 –> verhoogde import vetzuur naar mitochondrien zodat ATP productie via oxidatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Beschrijf het mechanisme waardoor regelmatig matig alcohol consumptie leidt tot uitlokking van de klachten bij een
patiënt met acute intermitterende porfyrie.

A

alcohol brengt CYP450 op gang –> meer heemgebruik –> daling van heem –> minder remming ALA en PBG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke twee vitamines zijn nodig voor de propionyl-CoA carboxylase reactie?

A

biotine (B8) en pantothenaat (B5)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leg uit waardoor het komt dat het risico op het ontwikkelen van een diabetische ketoacidose veel groter is bij type 1
diabetes dan bij type 2 diabetes.

A

type 1 is er geen/nauwelijks insuline productie. Insuline is nodig om de ketogenese te remmen. bij type 1 is wel wel insuline en vaak is er genoeg insuline om de ketogenese te remmen waardoor een ketoacidose wordt voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

(ander tentamen)

noem de 2 producten die met behulp van glucose metabolisme in de vetcel worden gevormd en verklaar voor beide producten waarvoor deze noodzakelijk zijn voor de opslag van vet in de vetcel

A

1) glycerol-3-fosfaat –> nodig geactiveerde vetzuren te verersteren tot TG

2) ATP om vetzuren te kunnen activeren naar CoA-esters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom is het niet nuttig om een patiënt glucagon te geven bij een hypoglycemie als je weet dat deze patiënt al
zeker enkele uren een ernstige hypoglycemie heeft?

A

de patient heeft enkele uten ene hyp gehad dus de voorraad leverglycogeen is (bijna) op. door glucagon toe te dienen wordt de glycogeen gebruikt voor glucose aanmaak, maar door de lage voorraad zal dat amper effect hebben op de bloedsuiker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly