BA1C2 TT 2021-2022 Flashcards

1
Q

juist of onjuist;

Bij uitdroging neemt de elektrische geleiding van het lichaam bij een bioelektrische impedantie meting toe waardoor het
vetpercentage lager lijkt dan het werkelijke vetpercentage.

A

juist, want eletolyten raken geconcentreerder dus betere geleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Een man die 70 kg weegt en die een normale lichaamsbouw heeft, gaat om politieke redenen in hongerstaking.
Wat is de hoeveelheid energie die door verbranding van alle glycogeen in het lichaam potentieel geleverd kan
worden?

A

1600 kcal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg uit wat het effect van een inactiverende mutatie in de leptine receptor is op het basaalmetabolisme (kcal/kg
FFM) bij deze patiënten ten opzichte van controle patiënten zonder deze mutatie.

A

het basaal metabolisme zal dalen door de grotere energie-inname geen verhoging van energieverbruik kan induceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke van deze enzymreacties betreft een transaminase reactie?

A

oxaalacetaat + glutamaat -> alfa-ketoglutaraat + aspartaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Van welke lipoproteïnen is het aantal deeltjes per milliliter plasma het grootst bij een gezond persoon ongeveer 1 uur
na een vetrijke maaltijd?

en minste aantal deeltjes?

A
  • HDL
  • chylomicron
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. Beschrijf kort het mechanisme waarmee adrenerge stimulatie van de spiercel leidt tot activering van de glycogeen
    fosforylase activiteit.
  2. Beschrijf kort het mechanisme waarmee adrenerge stimulatie van de spiercel leidt tot activering van de PFK-1
    activiteit.
A
  1. adrenaline fosforyleert glycogeen fosforylase door;
    receptorbining –> cAMP verhoging –> PKA activiteit –> fosforylering (zelfde mechanisme als glucagon)
  2. fosforylering PFK-2 –> verhoging fructose 2,6 bisP –> allosterische activatie van PFK 2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bij hoog aanbod van vetzuren in de gevaste toestand vindt er in de mitochondrien van de lever zoveel beta-oxidatie plaats dat er
uit acetyl-CoA ketonlichamen worden geproduceerd. Een belangrijke reden voor het overgaan op de productie van
ketonlichamen is dat onder deze omstandigheden de activiteit van de citroenzuurcyclus in de levermitochondrien beperkend is.

Geef twee redenen waardoor de activiteit van de citroenzuurcyclus onder deze omstandigheden beperkend is, en
geef voor elke reden een verklaring.

A
  • er is oxaalacetaat nodig voor de TCA, echter weggegnomen door de gluconeogenese
  • er is genoeg NADH en FADH2 door de beta oxidaties waardoor TCA wordt onderdrukt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De glycogenolyse in de skeletspier wordt geactiveerd tijdens contractie om energie te leveren voor de contracties. Contracties
worden in gang gezet door verhoging van de intracellulaire Ca2+-concentratie.

Beschrijf op welke wijze de glycogenolyse in de spier wordt geactiveerd als gevolg van een verhoging van de
intracellulaire Ca2+-concentratie.

A

ca bindt aan fosforylase kinase –> fosforylase kinase van inactief naar actieve vorm
–> dit fosforyleert glycogeen fosforylase
–> fosforylase wordt actief
–> glycogenolyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hexokinase (HK) en glucokinase (GK) zijn isozymen, en katalyseren de reactie: glucose + ATP → glucose-6-fosfaat + ADP. Dat
hepatocyt en β-cel GK hebben is belangrijk, omdat daardoor de bloedsuikerspiegel in de range 3.5-6 mM blijft. Spier-, vet- en
hersencellen hebben HK. De opname van glucose uit de bloedbaan door hersencellen wordt bepaald door de behoefte van
hersencellen aan glucose.

Welk mechanisme is ervoor verantwoordelijk dat hersencellen alleen glucose opnemen uit de bloedbaan wanneer
glucose nodig is?

A

hexokinase wordt onderdrukt door glucose 6P

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In welke lichaamscellen worden na een nacht vasten vooral ketonlichamen verbrand?

A

skeletspieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe wordt de communicatie tussen de alfa en beta cellen gereguleerd?

A

De afgifte van GABA door de bèta-cellen remt de activiteit van de alfa-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het enzym pyruvaat carboxylase zet pyruvaat om in oxaalacetaat. Deze reactie is onderdeel van de gluconeogenese, en de activiteit ervan
wordt sterk verhoogd door acetyl-CoA. Het enzym is echter ook aanwezig in andere organen dan de lever, zoals de hersenen, en ook in de
hersenen wordt de activiteit sterk verhoogd door acetyl-CoA.

  1. Leg uit wat de functie van het enzym pyruvaat carboxylase is in deze niet-gluconeogene organen.
  2. Leg uit waarom ook in de hersenen de activatie van pyruvaat carboxylase door acetyl-CoA belangrijk is.
A
  1. aanvullen van TCA intermediairen (oxaalacetaat) die gebruikt worden voor allerlei biosynthese processen (opbouw van biologische moleculen, anabolisme)
  2. als acetyl CoA stijgt kan het niet snel genoeg verwerkt worden in de TCA. Door extra vorming oxaalacetaat –> meer acetyl CoA verwerking in TCA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bij de regulatie van de glycolyse en de gluconeogenese in de lever zijn onder meer fosfofructokinase 1 en 2 (PFK-1
respectievelijk PFK-2) en fructose-bisfosfatase 1 en 2 (FBPase-1 respectievelijk FBPase-2) belangrijke spelers.
Hieronder staan vier beweringen over wanneer deze enzymen actief zijn in de lever.

Twee van deze beweringen zijn juist.
Welke twee beweringen zijn juist?

A
  • PFK-1 is actief in de gevoede toestand, en FBPase-1 is actief in de gevoede toestand
  • PFK-2 is actief in de gevoede toestand, en FBPase-2 is actief in de gevaste toestand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

porfyrie

Met welk klinisch-chemisch onderzoek wordt het vermoeden van een acute porfyrie aanval bevestigd?

A
  • acute porfyrieën zijn zeldzame erfelijke stofwisselingsziekten die aanvallen van hevige buikpijn kunnen veroorzaken
  • bepaling van delta-aminolevulinezuur (ALA) en porfobilinogeen (PBG) in urine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welk van onderstaande enzymen is voor de werking ervan afhankelijk van biotine?

A

propionyl-CoA carboxylase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Patiënten die bekend zijn met een ureumcyclus defect krijgen een metabool dieet voorgeschreven.

Beschrijf de drie speerpunten van het metabole dieet voor patiënten met een ureumcyclus defect, en geef voor elk
speerpunt aan waarvoor dat van belang is.

A

1) eiwit beperkt dieet –> zodat er niet teveel stikstof wordt vrijgemaakt uit eiwitten

2) amminozuurpreparaten met essentiele amminozuren –> tekorten voorkomen en dus eiwit onderzoeding

3) calorierijk –> om catabolisme te voorkomen want zorgt voor meer stikstof uit eigen spieren

17
Q

Hieronder staan vier beweringen over de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid voor de inneming van foliumzuur in een populatie.

A

Die is gelijk aan de gemiddelde behoefte plus tweemaal de standaarddeviatie voor de inneming in die populatie.

18
Q

Van een zuur geneesmiddel HA is de verhouding [A-]/[HA] in de maag (pH=1,5) 1:1000.

Wat is de pKa van dit geneesmiddel?

A

pKa = pH - log(A-/HA)

pKa = 1,5 - log(1/100) =4,5

19
Q

Een patiënt heeft een hartminuutvolume van 5 liter/minuut. Hiervan stroomt 20% door de nieren. Van geneesmiddel X is bekend
dat deze alleen renaal geklaard wordt. Onderzoek wijst uit dat de totale lichaamsklaring van geneesmiddel X bij deze patiënt 0.4
L/minuut is.

Wat was de concentratie van geneesmiddel X in de niervene als de arteriële concentratie 100 mg/L was?

A

K = Q x [Cin -Cout] / Cin
k is klaring dus 0,4 L/min
Q = hartminuutvolume
C = concentratie

0,4 = 0,2 x 5 [0,1-Cout] / 0,1
0,04 = 1 x 0,1 - Cout
0,04 = 0,1 -Cout
0,06 = Cout

dus 60 mg/L

20
Q

Je bent co-assistent op de Spoedeisende Hulp. Een 24-jarige student wordt binnengebracht nadat ze thuis bewusteloos is
gevonden. Je meet een bloedglucose concentratie van 1,5 mmol/L. Na toediening van intraveneuze glucose komt de patiënt
weer bij.
Volgens haar vriendinnen is dit nu al weer de vierde keer deze maand dat dit gebeurt. Haar verdere voorgeschiedenis is blanco,
maar haar moeder heeft type 2 diabetes. Het lichamelijk onderzoek levert geen afwijkingen op. Patiënt wordt ter observatie
opgenomen in het ziekenhuis. Tijdens opname krijgt ze opnieuw een hypoglycemie met bijpassende symptomen. De bloed
glucose concentratie is op dat moment 1,9 mmol/L. De insuline spiegel in het bloed is verhoogd evenals de C-peptide spiegel.

Wat is gezien deze bevindingen de meest waarschijnlijke oorzaak van de hypoglycemie bij deze patiënt?

A

heimelijk gebruik sulphonylureum derivaat