BA2A2 Flashcards

1
Q

Je bent internist en ziet een patiënt met moeheid, lymfadenopathie in oksels en liezen en een vergrote milt. Bij
laboratoriumonderzoek wordt een hemoglobine van 6.1 mmol/L (referentie 7.5-10.0 mmol/L), leukocyten 15.2x10^9/L (ref 5-10
x10^9/L) en trombocyten 166 x10^9/L (ref 150-400 x10^9/L) gevonden. De leukocyten differentiatie toont met name lymfocyten
met een afwijkend uiterlijk.

Met welk vervolgonderzoek kan meestal een diagnose gesteld worden?

A

immunofenotypering in perifeer bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

consolidatiebehandeling betekenis

A

De tweede fase (‘consolidatiebehandeling’) is bedoeld om de laatste restjes overgebleven leukemie nog op te ruimen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

rode pulpa, witte pulpa milt en macrofagen

A

rode pulpa en macrofagen: bijdrage aan filtering RBC in milt (opruimen RBC)

witte pulpa: bijdrage aan afweersysteem door vreemde antigenen te herkennen en immuunrespons op te starten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke bewering ten aanzien van moleculaire diagnostiek bij longkanker is juist?

A

Dit is te kostbaar om bij alle patiënten te verrichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een 80-jarige vrouw is recent gediagnosticeerd met een niet-kleincellig longcarcinoom in de rechter onderkwab. Je overweegt patiënte aan
te bieden aan de thoraxchirurg voor resectie van de tumor.

Welke factoren en/of onderzoeken zijn van belang om de operabiliteit in te schatten?

A

performance status

longfunctieonderzoek

geriatrisch assessment

voedingstoestand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Je bent huisarts, je roept de laatste patiënte van je spreekuur binnen. Na anamnese en lichamelijk onderzoek is je werkdiagnose een vena
cava superior syndroom.

Noem twee klachten bij anamnese en twee bevindingen bij lichamelijk onderzoek die passen bij de diagnose vena cava
superior syndroom.

A

anamnese:
- hoofdpijn
- kortademig

lichamelijk onderzoek:
- collateralen thorax
- zwelling gelaat/hals

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef twee redenen en leg uit waarom vrouwen ouder dan 75 jaar niet meer worden uitgenodigd om deel te nemen aan het
bevolkingsonderzoek.

A
  1. Overdiagnose (1 punt) Oudere vrouwen hebben een kortere resterende levensverwachting en bovendien zijn tumoren bij oudere
    vrouwen vaker langzaam groeiend. Daardoor is de kans op overdiagnose groter bij oude vrouwen dan bij jongere vrouwen (1 punt).
  2. Kleiner effect van screening (1 punt) De kans dat een sterfgeval voorkomen wordt is kleiner, en áls er een sterfgeval voorkomen wordt, is
    het aantal gewonnen levensjaren kleiner (1 punt).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Je bent klinisch geneticus. Een vrouw van 25 jaar komt op je spreekuur. Haar moeder kreeg borstkanker op 40-jarige leeftijd en heeft een
BRCA1-aanleg.

Wat adviseer je deze 25-jarige vrouw, indien zij draagster van BRCA1 is?

A

screening van de borsten vanaf 25-jarige leeftijd, preventieve verwijdering van de eierstokken vanaf 40-jarige leeftijd

chat ~ Controles van de eierstokken met een echoscopie zijn niet geschikt om eierstokkanker in een vroeg stadium te vinden. Daarom is het advies om vanaf de leeftijd van ongeveer 35-40 jaar de eierstokken en eileiders uit voorzorg te laten verwijderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem 4 criteria waaraan een familie waarin borstkanker voorkomt moet voldoen om te spreken van familiair borstkanker en
er een indicatie is voor genetisch onderzoek.

A
  • 2 of meer eerstegraads verwanten met borstkanker, gediagnosticeeerd onder de 50 jaar
  • man met mammacarcinoom
  • triple negatieve mammacarcinoom <60 jaar in dezelfde tak van de familie
  • bilateraal mammacarcinoom met eerste tumor diagnose onder 50 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bij de diagnose rectumcarcinoom wordt op basis van verschillende factoren bepaald of er direct een operatie kan plaatsvinden of dat er een
indicatie is voor neoadjuvante (chemo)radiotherapie.
Bekijk onderstaande factoren van een rectumcarcinoom:

  1. Grootte van de tumor
  2. Aanwezigheid van pathologische lymfklieren
  3. Afstand tot de mesorectale fascie
    Welke factoren bepalen de indicatie voor neoadjuvante behandeling?
A

2 en 3 zijn correct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Je bent chirurg en een 44-jarige fitte patiënt met een slokdarmcarcinoom met multipele lymfekliermetastasen in het mediastinum en in de
hals wordt in het MDO van het Academisch Ziekenhuis besproken in het kader van een tweede mening. In het MDO wordt het voorstel
besproken om chemotherapie te geven. Indien er na deze behandeling een goede respons is, wordt eventueel een operatie overwogen.
In welke categorie plaatsen we deze chemotherapie en wat is het principe dat hieraan ten grondslag ligt.

A

Inductie chemotherapie, conversiechemo: palliatief naar in opzet curatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is je doel bij een reconstructieve ingreep in het gelaat na het verwijderen van een huidtumor?

A

Sluiten open wond en beschermen onderliggende vitale structuren
Herstel van functie (bv. sluiten oog, positie wenkbrauw, orale continentie, glimlach, doorgankelijkheid neus)
Herstel van vorm/kleur/contour/esthetiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Je bent dermatoloog. Deze 85-jarige patiënte komt bij jou op de poli met een snel gegroeide tumor op de behaarde hoofdhuid. Je denkt aan
een plaveiselcelcarcinoom.
Welke drie elementen van het lichamelijk onderzoek doe je om in te schatten wat de klinische stadiering is?

A
  • Opmeten van de tumor/meten/ grootte bepalen
  • Voelen of de tumor los is van de onderlaag/voelen of hij vastzit
  • Lymfeklieren HH palperen/voelen naar lymfeklieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke behandeling is de eerste keus voor een persoon van 33 jaar met een primair nodulair basaalcelcarcinoom van 9 mm
op de rechterwang?

A

conventionele excisie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Onderzoeksvragen die kunnen dienen om een klinisch probleem te voorspellen kunnen op diverse manieren worden
beantwoord. Afhankelijk van de vraag is een bepaald onderzoeksmodel het best geschikt.
Welke onderzoeksvraag kan worden beantwoord met welk onderzoeksmodel (kies het meest eenvoudige model)?

A Kunnen we met behulp van tumorbiopten een
therapie-respons voorspellen?

B Wat is de opname van een targeted drug in tumorweefsel ten opzichte van omliggend (gezond) weefsel?

C Welke genen worden tot expressie gebracht in
epitheelcellen na stimulatie van de androgeenreceptor
met testosteron?

A

A Kweken van tumorplakjes

B CDX/PDX modellen

C 2D cellijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Een onderzoeker wil testen of een erg lage dosis groeihormoon toch een effect heeft op de lengte van kinderen van 10 jaar. Hij verdeelt een
groep kinderen van 10 jaar in twee gelijke groepen, waarvan de ene helft groeihormoon kreeg en de andere helft niet. Stel dat de groep die
groeihormoon heeft gekregen na een half jaar groter is dan de groep die geen groeihormoon heeft gekregen.
Wanneer kun je concluderen dat een erg lage dosis groeihormoon leidt tot meer groei?

A

Als de gevonden absolute t-waarde groter is dan de absolute kritische waarde van t.

ls de absolute t-waarde groter is dan de absolute kritische t-waarde, is het verschil statistisch significant. Dit betekent dat het effect niet door toeval kan worden verklaard.
Als de absolute t-waarde kleiner is dan de absolute kritische t-waarde, is het verschil niet significant en wordt het effect als toeval beschouwd.

doel t-toets: Het toetsen of het waargenomen verschil tussen gemiddelden (van twee groepen of tussen een groep en een vaste waarde) toevallig is of dat het een echt verschil is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Een 69-jarige man met een PSA van 17 ng/mL wordt naar de uroloog verwezen voor het ondergaan van prostaatbiopten. Er worden 8
systematische prostaatbiopten genomen. De conclusie van het pathologie verslag luidt: “8 prostaat biopten zonder afwijkingen”.
Wat is de conclusie van deze beoordeling en wat is de meest logische vervolgstap?

A

er dienen nieuwe prostaatbiopten te worden afgenomen vanwege een grote kans op sampling error

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Noem vier lange termijn complicaties van een urinedeviatie volgens Bricker (urostoma).

A
  • parastomale hernia
  • metabole acidose
  • stenose van de urostoma anastomosen
  • nierfunctie verslechtering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de belangrijkste reden dat na het vinden van een lead compound het proces van ontwikkeling hiervan tot een
bruikbaar medicijn in de preklinische fase tot stilstand komt?

A

De farmacokinetische eigenschappen zijn niet goed, wat blijkt uit proefdieronderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Het werkingsmechanisme van immuuntherapie met anti-PD1 checkpoint inhibitors berust op diverse opeenvolgende stappen die leiden tot
het antitumor effect. Dit geldt voor de behandeling van het melanoom maar ook voor andere solide tumoren.
Benoem de drie essentiële stappen?

A
  1. T cellen herkennen tumorcellen als target voor een immuunrespons
  2. Met immuuntherapie blokkeren van de rem/blokkeren negatieve feedback op T-cellen
  3. Hierdoor stimuleren antitumor respons van T-cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat wordt verstaan onder de definitie “Therapeutic Drug Monitoring” (TDM)?

A

Het doseren van een medicament aan de hand van de concentratie in het bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q
  1. Noem twee voordelen van het gebruik van Newcastle disease virus ten opzichte van andere oncolytische virussen in viro-
    immunotherapie. (2p)
  2. Noem twee nadelen van het gebruik van Newcastle disease virus ten opzichte van andere oncolytische virussen in viro-
    immunotherapie. (2p)
A

Voordelen (2 van de 3 moeten genoemd worden):
1. Het is een animaal virus, geen ziekteverwekker voor de mens, dus veilig voor mens
2. Genetische manipulatie mogelijk
3. Effectiviteit wel al bewezen door middel van klinische trials
Nadelen:
1. Tot nu toe een te lage effectiviteit in klinische trials
2. Veiligheid voor het milieu (pluimvee)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Het diffuus grootcellig B-cel lymfoom is een specifieke entiteit binnen de WHO classificatie van lymfomen.
Welke van onderstaande kenmerken passen het beste bij het diffuus grootcellig B-cel lymfoom?

A
  • agressief beloop
  • CD20 positief
  • meest frequent voorkomende vorm van lymfomen
  • hogere leeftijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is een nadeel van een stamceltransplantatie met navelstrengbloed vergeleken met een transplantatie van stamcellen
afkomstig van een volwassen verwante donor?

A

het risico op transplantaat falen is groter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Je bent longarts met aandachtsgebied thoracale oncologie. Op je spreekuur komt een 73-jarige man met uitgezaaid niet-kleincellig
longkanker.
Naar welk van de onderstaande organen zaait niet-kleincellig longkanker het minst vaak uit?

A

darmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een 23-jarige vrouw. Bij haar zus is recent op 31-jarige leeftijd borstkanker ontdekt waarvoor zij nu
wordt behandeld met chemotherapie. De jongere zus maakt zich erg veel zorgen over een erfelijke belasting, omdat een arts tegen haar zus
gezegd heeft: “Nou mevrouw dat is wel jong, misschien speelt er wel een erfelijke factor”.
Wat dient de huisarts als eerste te doen?

A

de 23-jarige laten vragen aan haar zus of die genetisch onderzoek wil laten doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Beschrijf twee kenmerkende verschillen tussen lobulair mammacarcinoom en invasief mammacarcinoom NST. (2p)

A

Diagnostiek is vaak lastiger bij lobulair carcinoom(1p),

lobulair carcinoom heeft een ander metastaseringspatroon (1p),

lobulair carcinoom is vaak minder chemotherapie gevoelig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Noem drie specifieke lokalisaties van uitzaaiingen die relatief vaak voorkomen bij lobulair mammacarcinoom.

A
  • peritoneum
  • ovaria
  • willekeurige holle organen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat wordt bedoeld met de term Deficit incidence?

A

Daling van de borstkanker incidentie onder de baseline incidentie (1p) in de leeftijdsgroep die niet meer in aanmerking komt voor screening (3p).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welk van de volgende structuren grenst aan de flexura lienalis van het colon?

A

de staart van de alvleesklier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Lees onderstaande stellingen over actinische keratosen.
1. Het aantal actinische keratosen is een klinische biomarker voor het risico op huidkanker.
2. Het risico op het ontstaan van een plaveiselcelcarcinoom is groter uit een morbus Bowen dan uit een actinische keratose

A

1 en 2 zijn correct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Je bent huisarts en ziet op je spreekuur een vrouw van 46 jaar met al twee jaar een langzaam groeiende plek op haar neuspunt. Bij
lichamelijk onderzoek zie je op de neuspunt een glanzende bolronde tumor van 1,5 cm met hierin vertakkende bloedvaatjes en centraal een
crustae. Als huisarts heb je de volgende opties ter beschikking.
Welke optie is of welke zijn juist bij deze patiënte in dit eerste consult?

A

biopteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

De conclusie van het pathologie verslag van een prostaat naaldbiopt vermeldt: “benigne prostaathyperplasie; geen maligniteit.”
Welke microscopische omschrijving past bij deze diagnose?

A

nodulaire toename van stroma en klierbuizen bekleed met tweelagig epitheel

34
Q

Wat is de meest toegepaste palliatieve therapie bij prostaatkanker?

A

androgeendeprivatie

35
Q

Als een patiënt zich bij de huisarts meldt voor een jaarlijkse check-up, kan overwogen worden om daarbij de prostaat te controleren. Als
huisarts dien je dan een gesprek te kunnen voeren waarbij de voor- en nadelen van prostaatkankerscreening aan bod komen. Als ervoor
wordt gekozen de prostaat te controleren op prostaatkanker, dan kan de huisarts drie dingen zelf doen en/of aanvragen om in te kunnen
schatten of verwijzing naar een uroloog aangewezen is.

Welke drie dingen doet de huisarts zelf?

A
  • rectaal toucher
  • serum PSA bepaling
  • risico calculatie middels een rekenmodule
36
Q

Het risico op het krijgen van blaaskanker kan door verschillende risicofactoren worden verhoogd.
Welke combinatie van factoren is juist?

A

schistosomiasis en roken

37
Q

Hoe luidt de Centrale Limiet Stelling?

A

Steekproefgemiddelden zijn normaal verdeeld rond het populatiegemiddelde met een spreiding die afhangt van de populatie-
standaarddeviatie en van de steekproefgrootte.

38
Q

Je bent bezig om samen met medestudenten een systematisch review te schrijven over de vraag of vitamine D bij patiënten met
zogenaamde “benigne paroxysmale positionele vertigo” (draaiduizeligheid) de kans op her optreden van de duizeligheid zou kunnen
verkleinen.
Bij de artikelen, die je vindt en gaat gebruiken in je systematisch review, zitten RCTs, case-control studies en cohortstudies.
Waarmee zou je de kwaliteit van de artikelen moeten beoordelen?

A

Je gaat voor de case-control studies en de cohortstudies dezelfde kwaliteitsbeoordeling gebruiken, maar voor de RCTs gebruik je een andere
kwaliteitsbeoordeling.

39
Q

PAP classificatie baarmoederhalskanker

A

PAP 1: Geen actie, reguliere screening.
PAP 2: Controle na 6-12 maanden.
PAP 3A: Colposcopie binnen 6 weken tot 3 maanden.
PAP 3B: Colposcopie binnen 2-4 weken.
PAP 4: Diagnostiek binnen 2 weken.
PAP 5: Diagnostiek binnen 1 week.

40
Q

Tijdens een normale lytische infectie met het humaan papillomavirus (HPV), stimuleert E7-eiwit de proliferatie van de gastheercel.
Beschrijf in maximaal 50 woorden het werkingsmechanisme van het E7-eiwit.

A

E7 bindt aan pRB (1pt) waardoor E2F vrijkomt (1pt); E2F is nu in staat expressie van celcyclus regulerende genen te stimuleren. (1pt)

41
Q

In het college ‘geschiedenis van de biomedische wetenschappen’ is een overzicht van de geschiedenis van medisch-wetenschappelijk
onderzoek met mensen.
Welk van de volgende zinnen is juist in dit verband?

A
  • Sinds de Tweede Wereldoorlog is het doen van medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen flink in omvang toegenomen. Dit komt onder andere omdat sindsdien veel meer geld beschikbaar is gekomen voor het doen van klinisch onderzoek.
  • Sinds de Tweede Wereldoorlog is het doen van medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen flink in omvang toegenomen. Dit komt onder andere door de ontwikkeling van de Randomized Controlled Trial.
42
Q

Je bent dermatoloog en een 64-jarige vrouw komt op het spreekuur met een veranderende moedervlek op het linker bovenbeen.
Dermatoscopisch onderzoekt sterkt je vermoeden dat het een voor melanoom verdachte laesie is.
Wat is de aangewezen vervolgstap?

A

Je verricht binnen één week een diagnostische excisie van de laesie.

43
Q

De pathologische en moleculaire analyse van een tumorbiopt dat wordt afgenomen na afloop van deelname aan een fase I studie kan
verschillende resultaten tonen.
Beschrijf in maximaal 40 woorden wat deze pathologische en moleculaire analyses zouden kunnen tonen in een tumor die
heeft gerespondeerd op blootstelling aan de compound, en in een tumor die duidelijk progressie toonde na studiedeelname.
(4p)

A

Respons; relevante target of pathway is geremd, tumor is avitaal/necrotisch geworden

Progressie; Je kunt relevante pathway nog aantonen, tumor is vitaal, secundaire mutaties aantoonbaar

44
Q

Een 48-jarige man met gemetastaseerd pancreascarcinoom voor wie geen standaardbehandeling meer voorhanden is, wordt verwezen
naar het academisch ziekenhuis om deelname aan een fase I studie te bespreken. Na afloop van het informatieve gesprek, wordt aan
patiënt, die dan dus een potentieel proefpersoon is, een patiënten informatieformulier (PIF) van een fase I studie meegegeven.
Welke hieronder genoemde betekenis van dit PIF is juist?

A

Dit document geeft de potentiele proefpersoon gelegenheid de informatie over de studie te delen en desgewenst te bespreken met mensen
in zijn omgeving, bijvoorbeeld de huisarts.

45
Q

Welke criteria worden gezien als myeloma defining event?

A

Dit zijn criteria die wijzen op snelle progressie naar multipel myeloom met
orgaanschade. Hierbij is het risico op het ontwikkelen van MM 80% binnen 2 jaar.

≥ 60% monoclonale plasmacellen in het beenmerg

> 1 laesie van tenminste 5 mm op de MRI

Free light chain ratio van > 100

46
Q

Je bent internist en ziet een 66-jarige dame met per screening gevonden leukocyten van 50 x10^9/L (referentiewaarde 5-10 x10^9/L) bij
verder een hemoglobine van 6.9 mmol/L (referentie 7.5-10.0 mmol/L) en trombocyten 186 x10^9/L (ref 150-400 x10^9/L). In de differentiatie
worden vooral veel neutrofiele granulocyten gezien, naast enkele metamyelocyten, myelocyten en enkele promyelocyten en blasten.
Moleculair onderzoek toont een BCR-ABL fusieproduct.
Wat wordt uw beleid?

A

beenmergonderzoek

47
Q

standaardbehandeling longkanker stadium 1, 2 en 3 (+alternatief)

A

chirurgie is standaard!

als niet mogelijk dan kan hoge dosis bestralig (stereotactische radiotherapie)

48
Q

Welke beweringen is juist?

A

Longcarcinoom is de belangrijkste doodsoorzaak als gevolg van een maligniteit bij vrouwen in Nederland

49
Q

Welke bewering over het kunnen uitvoeren van een pleurodese is juist?

A

Na de drainage moet de viscerale pleura tegen de pariëtale pleura liggen

50
Q

Wat is de methode om tot een diagnose te komen in het geval van mammografisch verdachte microcalcificaties die op een
echo niet terug gevonden worden?

A

biopt met behulp van mammogram

51
Q

Je bent klinisch geneticus. Op jouw spreekuur komt een 42-jarige vrouw bij wie recent borstkanker is vastgesteld. Bij het uitvragen van de
familieanamnese komt naar voren dat zij 3 zussen en 2 broers heeft. Een van haar zussen heeft borstkanker gehad op 53-jarige leeftijd, bij
haar werd geen erfelijkheidsonderzoek verricht.
De moeder van patiënte is gezond en momenteel 75 jaar oud. Zij heeft 2 zussen en 2 broers. Een zus van moeder kreeg borstkanker op 51-
jarige leeftijd. Een broer van moeder kreeg prostaatkanker op 57-jarige leeftijd.
Voldoet patiënte aan de criteria voor het verrichten van DNA-onderzoek naar een erfelijke vorm van borstkanker?
Specificeer waarom wel of waarom niet.

A

Ja, de familie voldoet aan de criteria voor het inzetten van DNA-onderzoek naar een erfelijke
vorm van borstkanker (1 pt).

Specificatie: Er is sprake van drie eerste- en tweedegraads verwanten met mammacarcinoom
(1pt), waarvan ten minste één tumor voor het 50e jaar is vastgesteld (1 pt), in dezelfde tak van de familie (1pt).

52
Q

Leg uit waarom tumor organoïden slecht in te passen zijn in de klinische praktijk. (2p)
Gebruik je antwoord in maximaal 40 woorden

A

Het kweken van tumor organoïden kost veel tijd (1p), meestal meer dan een maand, terwijl klinische beslissingen binnen enkele weken
genomen moeten worden

53
Q

Welk voordeel hebben tumor organoïden boven dunne plakjes tumormateriaal?

A

ze zijn beter geschikt voor drug screening

54
Q
  1. Welke twee delen van het colon, naast het coecum, liggen intraperitoneaal? (1p)
  2. Er is 1 arterie die direct aftakt vanuit de aorta en beide delen, zoals benoemd in deel A, van bloed voorziet; hoe heet deze
    arterie? (1p)
  3. Hoe heet de arcade die medeverantwoordelijk is voor de verbinding in de bloedvoorziening tussen deze beide delen van
    het colon? (1p)
A
  1. Colon transversum, colon sigmoideum (1p)
  2. a. mesenterica inferior (1p)
  3. arcade van Drummond (eventueel Riolan) (1p)
55
Q

in transit metastase van huidkanker

A

In-transit metastase: er zijn uitzaaiingen in of onder de huid gevonden op weg van de tumor naar de regionale lymfeklieren.

56
Q

In-transit metastase: er zijn uitzaaiingen in of onder de huid gevonden op weg van de tumor naar de regionale lymfeklieren.

A

Asymmetrie
Border: irregulaire begrenzing
Color: meerdere kleuren: zwart, bruin, grijs/ blauw, roze (het benoemen van meerdere kleuren telt als 1 antwoord)
Diameter: meer dan 6 mm
Elevation: laesie is deels verheven/ nodus

57
Q

Noem 2 eisen die je moet kunnen stellen aan de veiligheid en 2 eisen die je moet kunnen stellen aan de effectiviteit van een
effectief werkend oncolytisch virus. (4p)
Gebruik je antwoord in maximaal 50 woorden

A

Veilig
Veilig voor zowel gastheer (niet ziekteverwekkend voor patiënt) als mensen en dieren in de omgeving)
Wordt niet geïncorporeerd in het genoom en kan niet recombineren met andere virussen (niet muteren)
Effectief:
Induceert oncolyse van cellen (tumor degeneratie)
Opwekken van - of verbeteren van- tumor gerichte immuunrespons

58
Q

Er is een aantal belangrijke genen dat een rol speelt bij het metabolisme van oncologische middelen.
Op welk van de volgende genen wordt momenteel niet getest binnen de reguliere oncologische zorg?

A

CYP3A4

59
Q

Hoe noemt men de eerste small molecule die verder geoptimaliseerd kan worden door chemische bewerking naar een
bruikbaar medicijn? (2p)

A

lead compound

60
Q

Waarom heeft een academisch ziekenhuis voor het ontwikkelen van een geneesmiddel de farmaceutische industrie nodig

A

A Voor het beschikbaar stellen van de small molecules
B Voor de chemische modeling expertise
C Voor de financiering van het ontwikkelingsprogramma

61
Q

In zijn boek The Rise and Fall of Modern Medicine heeft de Britse arts en schrijver James le Fanu de ontdekking van een effectieve
behandeling tegen acute lymfoblastische leukemie (ALL) bij jonge kinderen omschreven als ‘de meest indrukwekkende prestatie’ in de
medische geschiedenis na de Tweede Wereldoorlog.
Wat is één van de redenen die deze prestatie volgens Le Fanu zo indrukwekkend maakte?

A

Het was een haast onmogelijk succes, dat mede werd behaald dankzij indrukwekkend collectief organisatievermogen: de
desbetreffende middelen werkten eigenlijk maar heel matig en alleen dankzij het opzetten en uitvoeren van grootschalig en
systematisch evaluatieonderzoek konden de, aanvankelijk nog kleine, verbeteringen die ze teweegbrachten aangetoond
worden

62
Q

Een patiënt van 70 jaar oud presenteert zich op de poli met klachten van pijn in de botten, met name van de onderrug, en daarnaast
vermoeidheid. Er is reeds laboratoriumonderzoek verricht elders, waarbij sprake is van een verhoogd M-proteine type IgG kappa van 20 g/l.
Het hb is 6.1 mmol/l (n), calcium 3.2 mmol/l (h), albumine 38 g/l (n), kreatinine 180 umol/l (h). CT-skelet toont osteolytische laesies in de
rechter humerus en multipele thoracale laesies. Bij het beenmergonderzoek blijkt sprake te zijn van 55% monoclonale plasmacellen. De
diagnose multipel myeloom wordt gesteld.
Welke van de onderstaande beweringen is juist met betrekking tot behandeling?

A

Patiënt voldoet aan criteria voor behandeling, welke bij patiënt bestaan uit: aanwezigheid osteolytische lesies, hypercalciemie,
nierinsufficientie, anemie.

63
Q

Een 60-jarige man meldt zich op je spreekuur, nadat de diagnose diffuus grootcellig B-cel lymfoom bij hem is gesteld.
De gecombineerde PET/CT-scan laat zien dat er ziekte aanwezig is in de linker- als de rechteroksel en het mediastinum. Het beenmerg laat
geen opname zien.
Wat is, volgens de Ann Arbor stadiëring, het stadium van de ziekte?

A

Meerdere stations maar aan een zijde van het mediastinum

64
Q

Je bent hematoloog en ziet een 56-jarige man met evident vergrote lymfeklieren in hals en oksels. De klieren zijn in twee weken progressief
maar niet pijnlijk, en patiënt klaagt over nachtzweten en 5kg gewichtsverlies. Oriënterend bloedonderzoek bij de huisarts liet geen
afwijkingen zien aan het bloedbeeld.
Welke twee onderzoeken zijn aangewezen voor een snelle diagnose en behandeling?

A

PET-CT en lymfeklierexcisie

65
Q

In welk gen in de longtumor wordt vaak een mutatie gevonden bij rokers?

A

KRAS

66
Q

Het kleincellig carcinoom:
1. Is zeer aggressief en meestal uitgezaaid op het moment van diagnose.
2. Gaat zelden gepaard met een paraneoplastisch syndroom

A

alleen 1 is juist

67
Q

Je patiënt is zojuist gediagnosticeerd met een niet-kleincellig longcarcinoom stadium IIIa.
Welke behandeling stel je voor?

A

chemoradiotherapie en adjuvant immunotherapie

68
Q

Welke tumorkenmerken zijn een predictieve factor voor respons op chemotherapie?

A
  1. Bloom & Richardson gradering
  2. proliferatie index
69
Q

Noem drie redenen voor de toename van incidentie aan borstkanker de afgelopen tientallen jaren in Nederland.

A

Starten landelijke borstkankerscreening
Vergrijzing (langere overleving)
“Stage-migration”

70
Q

Noem twee manieren van reconstructie na ablatio mammae.

A
  • prothese
  • autoloog weefsel zoals: DIEP
  • prothese i.c.m. autoloog weefsel
71
Q

Op je spreekuur komt een 35-jarige man. Zijn moeder kreeg borstkanker op de leeftijd van 37 jaar. Moeder bleek na genetisch onderzoek
draagster van een BRCA2-aanleg.
Hoe groot is het risico voor de patiënt om deze BRCA2 aanleg geërfd te hebben, en welke screening zou je hem adviseren
indien hij ook drager blijkt te zijn van de BRCA2-aanleg?

A

50%, controle van de PSA-waarde in bloed elke 2 jaar vanaf de leeftijd van 45 jaar

72
Q

Neoadjuvante behandeling van het rectumcarcinoom met (chemo)radiotherapie heeft een aantal belangrijke mogelijke doelstellingen.
Te denken valt hierbij aan:
1. overlevingswinst
2. een kleinere kans op een lokaal recidief
3. een grotere kans op een radicale resectie
Welke doelstelling wordt daadwerkelijk bereikt door het geven van deze neoadjuvante behandeling?

A

2 en 3 zijn correct

73
Q

Op de polikliniek komt een 64-jarige man met een blanco medische VG. Hij heeft passageklachten, maar is niet afgevallen. Al het
aanvullend onderzoek is reeds gedaan in het verwijzend ziekenhuis. Er is sprake van een adenocarcinoom in de distale oesophagus met
een locoregionale lymfkliermetastase (paratracheaal rechts).
Welke multimodaliteitsbehandeling stel je voor?

A

nCRT gevolgd door (transthoracale) slokdarmresectie met buismaagreconstructie

74
Q

Op de poli dermatologie komt een 74-jarige patiënt met een snel gegroeide plek op de oorschelp. Na lichamelijk onderzoek is een biopt
genomen uit de afwijking.
Uit het biopt komt de diagnose Morbus Bowen.
Welke twee behandelingen zijn het meest aangewezen?

A

curettage gevolgd door 5-Fluorouracil of cryotherapie,

75
Q

Een postdoctorale student urologie wordt gevraagd om mee te werken aan onderzoek naar het testen van een veelbelovende doelgerichte
T-cel therapie bij patiënten met uitgezaaide prostaatkanker die progressief zijn op eerdere (hormonale) behandelingen. Het laboratorium
urologie heeft de beschikking over diverse preklinische patiënt-gebaseerde xenografts (PDXs).
A. Wat is de belangrijkste beperking van het PDX-model voor het testen van deze specifieke therapie? (1p)
De postdoc is zich van deze beperking bewust en stelt voor om in plaats van deze PDX modellen een alternatief modelsysteem te
gebruiken.
B. Waar kan de AIO aan denken? (2p)
Noem minimaal twee alternatieve opties.
Met het oog op de toepassing van immunotherapie bij uitgezaaide ziekte denkt de postdoc ook aan de mogelijkheid van een andere aanpak
van het immuunsysteem.
C. Hoe zou deze andere aanpak er uit kunnen zien? (

A

A. De noodzakelijke muizen hebben geen functioneel (adaptief) immuun-systeem.
B. Gebruik van immuun-humanized muizen.
Ontwikkeling van een volledig menselijk in vitro systeem: co-cultures, organ-on-chip door middel van humane cellijnen/organoids
C. Gerichte aanpak van uitzaaiing ipv primaire tumor.
Weefsel-specifieke (resident) immuuncellen, zoals macrofagen, NK cellen en andere immuuncellen in het (gezonde) orgaan.

76
Q

Er worden wereldwijd in (pre-)klinische trials al verschillende virussen als oncolytisch virus gebruikt. Binnen het EMC wordt aan het
Newcastle Disease virus als oncolytisch virus gewerkt.
Noem twee voordelen en twee nadelen van het gebruik van Newcastle Disease virus als oncolytisch virus. (4p)
Gebruik maximaal 60 woorden.

A

oordelen (2 van de 3 moeten genoemd worden):
1. Het is een animaal virus, geen ziekteverwekker voor de mens, dus veilig voor mens
2. Genetische manipulatie mogelijk
3. Effectiviteit wel al bewezen dmv klinische trials

Nadelen:
1. Tot nu toe een te lage effectiviteit in klinische trials
2. Veiligheid voor het milieu (pluimvee)

77
Q

Hoe wordt de chemische bewerking genoemd waarbij er van een lead compound een bruikbaar medicijn wordt gemaakt?

A

lead optimization

78
Q

Antropoloog Joanna Baines verbindt haar eigen ervaringen met borstkanker met die van haar oma en moeder in het artikel ‘Three Stories:
Generations of Breast Cancer’ (2012). Haar conclusie is onder andere dat zij in drie opzichten een ‘andere ziekte’, of in elk geval een
andere ziekte-ervaring heeft dan haar moeder had gehad.
Wat zijn deze drie opzichten waarin de ziekte-ervaringen van Baines en die van haar moeder verschilden?

A
  1. Voor haar moeder was de kanker een gebeurtenis, voor Joanna Baines een proces
  2. Voor haar moeder was de kanker een acute, voor Baines een chronische aandoening
  3. Voor haar moeder was de kanker een lokale, voor Baines een systemische aangelegenheid
79
Q

Op basis van welke van de onderstaande criteria wordt bij bovengenoemde patiënt de diagnose multiple myeloom gesteld?

A
  • M-component IgG kappa
  • 56% plasma cellen
80
Q

De expressie van het CXCR4 molecuul op de tumorcellen blijkt een negatief prognostische waarde te hebben bij mammacarcinoom.
Wat is hiervoor de meest waarschijnlijke verklaring?

A

CXCR4 is de chemokine receptor waarmee cellen SDF-1 / CXCL12 herkennen (1p). Dit chemokine is in relatief hoge concentraties
aanwezig in locaties waarnaar mammacarcinoomcellen metastaseren (1p), zoals bot/beenmerg, hersenen, lymfeklieren en lever.

81
Q

Welke drie blootstellingen geven de grootste kans op het ontwikkelen van longkanker?

A

roken, asbest en radon

82
Q
A