A1-A2-8 Flashcards
Carrot
Wortel
Approx/ about something meter
Ongeveer
Often
Vaak
Always
Altijd
Enough
Genoeg
Turn
Beurt
Already/meantime
Alvast
Main dish
Hoofdgerecht
Dessert
Nagerecht of toetje
Extremely
Erg
Already
Al
Choose
Kiezen
Knife
Het Mes
Fork
De Vork
Spoon
De Lepel
Taste
Proef
Dessert
Toetje
Fruits
Vruchten
Cream
Slagroom
At
Bij
To
Te
Only
Alleen
Soup
De soep
As
Als
Fries
Frietjes
Salad
De salade
Meat
Het vlees
Without
zonder
Without
Zonder
Feel
Voelen
Higher
Hoger
To Bring
Halen
Haalt
Try
Proeven
Proeft
Choose
Kiezen
I am being called.
Ik word gebeld.
I am being called by layra.
Ik word door laura gebeld.
My bike has been stolen.
Mijn fiets is gestolen.
Someone is calling me.
Iemand belt mij.
I am being called.
Ik word gebeld.
Laura is calling me.
Laura belt mij.
I am being called by laura.
Ik word door laura gebeld.
Laura called me.
Laura heeft mij gebeld.
Laura had called me.
Laura had mij gebeld.
I was called by laura.
Ik ben door laura gebeld.
I had been called by laura.
Ik was door laura gebeld.
I went to the dentist.
Ik ben naar de tandarts gegaan.
Paul has graduated yesterday.
Paul is gisteren afgestudeerd.
Ik got hired.
Ik ben aangenomen.
My bike has been stolen.
Mijn fiets is gestolen.
We cycled in the dunes.
We hebben in de duinen gefietst.
I cycled to Elise.
Ik ben naar Elise gefietst.
Willem biked with his brother to school.
Willem fietste met zijn broer naar school.
Willem has biked with his brother to school
Willem is met zijn broer naar school gefietst.
Willem walked at the beach.
Willem vandelde op het strand.