A1-A2-16 Flashcards
Laura is calling me
Laura belt mij
I am being called by laura
Ik word door Laura gebeld.
I am hired at that new job.
Ik ben aangenomen voor die nieuwe baan
My bike has been stolen yesterday.
Mijn fiets is gisteren gestolen.
Someone is calling me.
Iemand belt mij.
I am being called.
Ik word gebeld
Laura celled me
Laura belde mij
I was called
Ik werd gebeld
Laura called me (finished)
Laura heeft mij gebeld
I have been called by laura
Ik ben door laura gebeld
Laura had called me
Laura had mij gebeld
I had been called by laura
Ik was door laura gebeld
I went to the dentist
Ik ben naar de tandarts gegaan.
Paul has graduated yesterday
Paul is gisteren afgestudeerd.
I am hired by kim
Ik ben door kim aangenomen.
I was at/with a friend today.
Ik was vandaag bij mijn vriendin.
Belive
Geloven
Wallet/purse
De Portemonnee
After that
Nadat
Report
Aangifte doen
To sit
Zetten (ik zit)
I was sitting
Ik zat
At a terrace
Op een terrace
Such nice weather
Zulk lekker weer
When (past)
Toen
Lay (laid) placed
Liggen (lag), gelegd
Everywhere
Overal
Searched
Zoeken (gezocht)
Nowhere
Nergens
Because
Omdat/ want
Zip
De rits
So that
Zodat
Money
Het Geld
Always, still
Steeds
Fell
(Vallen) viel
Took, pick up
Gehaald (hallen)
While
Terwijl
Clever
Slim
What does your wallet look like?
Hoe ziet uw portemonnee eruit?
Look like
Ziet eruit
Leather
Het leer
Further
Verder
Actually
Eigenlijk
Driver’s licence
Het rijbewijs
Id card
De identiteitskaart
Bankcard
De bankpas
Bank account
De bankrekenning
The account
Rekenning
İmmediately
Ommiddelijk
Although
Hoewel
Handy
Handig
Howcome?
Hoezo?
Get
Ophalen
As soon as
Zodra
Found
(Vinden) vond gevonden