A1-A2-15 Flashcards
Cinema
De bioscoop
İs there
İs erbij
According
Volgens
Everything
Alles
Everybody
İedereen
Colleague
De collega
Plr collega’s
Each year
Elk jaar
I have a dream
Ik heb een droom
Some
Sommige
In some parks your are not permit to cycle
In sommige parken mag je niet fietsen
She throws some water on the fire
Ze gooit (gooiten) wat water op het vuur.
Box office assistant
De caissiere
Show/session
De voorstelling
To book
Reserveren
How stupid
Wat stom
I looked wrong
Ik heb verkeerd gekeken
Wrong
Verkeerd
Have a look
Even kijken
Has already started
Is al bezig
The film has already started for 15 minutes.
De film is al kwartier bezig
Beginning
Het begin
Missed
Gemist
Are showing
Draaien
The summer heat
De zomerhitte
Earlier
Eerder
Filmed/recorded
Opgenomen
Subtitle
De ondertiteling
Subtitled
Ondertiteld
Class
De rang
Almost
Bijna
Story
Verhaal
Have you already reserved tickets for the film!
Heb je al kartjes voor de film gereserveerd?
What time does the show start?
Hoe laat begint de voorstelling?
This is the wrong train.
Dit is de verkeerde trein.
I miss the mountain in my land.
Ik mis de bergen in mijn land
Tom told beautiful stories about chile
Tom vertelde mooie verhalen over chile
Sorry, I am busy
Sorry, ik ben bezig.
I dont feel myself good so I go to the doctor
Ik voel me niet goet, dus ik ga naar de dokter
I want to buy the jacket but I want to try it first
Ik wil de jas wel kopen, maar ik wil hem eerst passen.
To pass an exam
Een examen halen
I passed my exam
Ik heb mijn examen gehaald
I have to get up early
Ik moet vroeg opstaan.
A chair is empty
Een stoel is leeg.
Viewing guide
Kijkwijzer
Violence
Geweld
Besides
Daarnast
Summary
Overzicht
Happy
Gelukkig
Safe
Veilig
Useful/handy
Handig
Chance
Toevallig
Few
Weinig
Sunny
Zonnig
Ridiculous
Belachelijk
Easy
Gemakkelijk
Terrible
Verschrikkelijk
Erperience
Ervaring
Advice
Advies
Dry
Droog
Whattime is the film?
Hoe laat draait de film?
Yesterday I spoke to helen at the cinema
Gisteren sprak ik Helen in de bioscoop.
Our bikes are outside/inside
Onze fietsen staan binnen/buiten.
Can I have a half/full brwad?
Mag ik een half/heel brood?
Is course 2 same/different?
Is cursus 2 anders/hetzelfde?
He sometimes /usually goes to his work by car
Hij gaat soms/meestal met de auto naar zijn werk.
The cinema is before/after the station
De bioscoop is voor/achter het station.
My room is about/certain 4 meter long
Mijn kamer is ongeveer/precies 4 meter lang.
Until
Totdat
While
Terwijl
Once/as soon
Zodra
As long as
Zolang
When/if
Als
When I was young, I wanted to become a flight attendent.
Toen ik jong was, wilde ik stewardess worden.
Ze waren
When I grow up, I want to become a flight attendent
Als ik later groot ben, wil ik stewardess worden.
Since I upload videos to youtube, I can teach Dutch to more students around the globe.
Sinds ik videos op youtube zet, kan ik meer studenten over de wereld
Nederlands leren.
Before we can cook, we must do the grocery shopping first.
Voordat we kunnen koken, moeten we eerst boodschappen doen
Before we could cook, we had to do the grocerry shopping first
Voordat we konden koken, moesten we eerst boodschappen doen
After we have finished shopping, we can cook.
Nadat we boodschappen hebben gedaan, kunnen we koken.
After we went shopping, we could cook
Nadat we boodschappen hadden gedaan, konden we koken.
We stay on the beach until the sun sets.
We blijven op het strand totdat de zon ondergaat.
While I am recording this lesson, my cat is sleeping.
Terwijl ik deze les opneem, ligt mijn kat te slapen
Once/as soon as I finish filming, I am going to edit the video.
Zodra ik klaar ben het filmen, ga ik de video editen
As long as I live, I will always love you.
Zolang ik leef, blijf ik altijd van je houden.
Laura is calling me
Laura belt mij
I am being called by Laura
Ik word door Laura gebeld.
Student house
Het studentenhuis
Technology
Technologie
Alarm clock
De wekker
Darling
De schat
Wonderful
Heeelijk
Dreamt
Dream
To dream
Gedroomd
Droom
Dromen
Island
Het eiland
Birds
Vogels (de vogel)
At all / completely
Helemaal
Awake
Wakker
Feel well-rested
Ben uitgerust (uitgerust zijn)
Get up
I get up
Opstaan
Ik sta op
Breakfasts
Het ontbijt
During
Tijdens
Ordinary
Gewoon
Program
Het programma
Lecture / class
Het college
Library
De bibliotheek
Examination
Het tentamen
History
Geschiedenis
Mortgage
De hypotheek
Dinner
Het avondeten
Lost
Ben kwijt (kwijt zijn)
Data
Gegevens
Audience
Het publiek
Nobody
Niemand
İnvited
(To invite)
Uitgenodigd
Uitnodigen
At the same time
Tegelijk
Besides
Behalve
Strange
Vreemd
The film was a little bit strange.
De film was een beetje vreemd.
I don’t understand it not somgoed
Ik begreep hem niet zo goed.
The film alles and lief are showing at the same time
De films Alles en Lief draaien tegelijk
During the train trip you can sleep
Tijdens de trein reis kun gaan slapen.
The holiday in columbia was wonderful
De vakantie in Columbia was heeelijk
How busy the cinemais?
Wat het druk in de bioscoop?
At seven i got up
Om zeven uur ben ik opgestaan.
The pharmacy
De apotheek
Meatballs
De gehaktballetjes
Wash
Wassen
Cooked
Gekookt
Spicy
Pittig
Have lunch
Had lunch
Lunchen
Geluncht
I will connet you
Ik verbind u door
You said
Zei je
To invite for a party
Uitnodigen voor een feest
There is an accident happened
Er is een ongeluk gebeurd.
Probably a specialist will come to the company.
Waarschijnlijk komt er een specialist naar het bedrijf.
There was only room on the sixth floor.
Er was alleen nog plaats op de zesde verdieping.
Tina is doing grocery shopping
Tina is het boodschappen aan het doen
I am writting
Ik ben aan het schrijven
I was cooking
Ik was aan het koken
I am reading this book.
Ik ben dit boek aan het lezen.
I was singing
Ik was aan het zingen.
We were walking at the Naardamer.
We waren aan het wandelen bij het Naardamer.
She is studying in the library
Ze is in de bibliotheek aan het studeren.
This morning
Vanochtend
Remember
Herinerren
Sound
Klank
Noise
Lawaai
Back
Rug
Throat
Keel
Shout
Roepen
Autumn
Herfst
Flat
Plat
Trade/change
Ruilen (ravlın)veranderen