A1-A2-12 Flashcards
The woman bathes the baby.
De vrouw wast de baby.
The woman washes her.
De vrouw wast haar.
The woman washes herself.
De vrouw wast zich.
Getting someone annoyed
Zich ergeren
Behaving oneself
Zich gedragen
Behave yourself
Gedraag je!
Register yourself / sign up
Zich inschrijven
You can register here.
U kunt zich hier inschrijven
To wonder
Zich afvragen
The man is wondering if he should buy a new car.
De man vraagt zich af als hij een niuewe auto moet kopen
To realize herself
Zich realiseren
When did the woman realise she hadn’t paid for the coffe?
Waneer realiseerde de vrouw zich dat zij niet voor de koffie had betaald?
To prepare yourself
Zich voorbereiden
We prepared well for the exam.
We heben ons goed op het examen voorbereid.
Being excited / look forward to
Zich verheugen
I hope you (plural) are looking forward to the vacation.
Ik hoop dat jullie je op de vakantie verheugen.
To concentrate
Zich concentreren
The students find the test dificult because they cant concentrate properly.
De studenten vinden het examen moeilijk omdat ze zich niet goed kunnen concentreren.
To explain
uitleggen
Shall I explain …… today?
Zal ik vandaag …..uitleggen?
Then, pay attention
Let je dan op.
I will pay good attention.
Ik zal goed opletten.
To recognize
Herkennen
To make cleaning
Schoonmaken
I clean my kitchen
Ik maak mijn keuken schoon.
To fall behind
Achterlopen
To chase/follow
Achtervolgen
He is behind the others.
Hij staat achter de anderen.
The police is chasing the thief.
De politie achtervolgt de dief.
To do dishes
Afwassen
To prepare / get ready
I have to go to get ready
Klaarmaken
Ik moet gaan klaarmaken
To call back
Terug bellen
I am going to wash the dishes
Ik ga de borden afwassen.
Shall I prepare the food tonight?
Zal ik vanavod het eten klaarmaken?
You have to call back x later.
Je moet later x terugbellen.
You don’t have to clean the plates
Je hoeft niet de borden af te wassen.
I shall try to prepare the food.
Ik zal proberen het eten klaar te maken
I don’t feel like calling back …
Ik heb niet zin om xxx terug te bellen.
Olga washes the plates
Olga wast de borden af.
I prepare the food.
Ik maak het eten klaar.
We call x back.
We bellen x terug.
Olga washed the dishes
Olga waste de borden
I made the food
Ik maakte het eten klaar.
We called x back
We belden x terug.
I shall cook if you wash the plates afterwards.
Ik zal koken als jij daarna de borden afwast
When we called iris back, we were in line for an hour.
Toen we ırıs terugbelden, stonden wij een uur in de rij.
Olga hasn’t washed all plates yet.
Olga heeft nog niet alle borden afgewassen.
I have prepared food every night this week
Ik heb deze week elke avond
het eten klaargemaakt.
We called iris back.
We hebben ırıs teruggebeld.
I have explained that today.
Ik heb vandaag dat uitgelegd.
You (plural)have paid very good attention.
Jullie hebben een heel goed opgelet.
Hopefully participated good too.
Hopelijk ook goed meegedaan.
Meedoen
Right
Rechts
Take with me
Meenemen
Map
De plattegrond
The station
Het station
Are you familiar here?
Bent u hier bekend?
Bus driver
De buschauffeur
Walk
Lopen
Certainly
Zeker
From
Vanaf
Tramvay
De tram
The line
De lijn
Are lucky
Hebt geluk
İs arriving
Komt ann (annkomen)
Straight away
Direct
You can straight away get in
U kunt direct instappen
Short distance
Korte afstand
Entrance
İngang
Cross over the road
De weg oversteken
İnformation desk
De balie (bij de balie)
Hall
De hall
Upstairs
Boven
Go up
Ga op
Stairs
De trap
Floor
Verdieping
Straight ahead
Rechtdoor
To recognize
Herkenen (herkent)
To the left
Linksaf
Left
Links
End
Het eind
Corner
De hoek
Turn / Go around
Ga om
Go down
Afgaan (ga af)
Walk out
Uitlopen
Sign
Het bordje
Follow
Volgen
Ask the question
Stel de vragen
I am looking for
Ik zoek…
Can you repeat that?
Kunt u dat herhalen?