A1-A2 Flashcards
Welcome
Welkom
Good morning
Goedemorgen
Everyone
Allemaal
Course
De cursus
The
Het
Dutch
Nederlands
I
İk
Am
Ben
And
En
Your (plural)
Jullie
Teacher
De docent
Have
Hebben
Two
Twee
Other
Andere
He
Hij
Days
Dagen
Three
Drie
We
We
Begin/start
Beginnen
With
Met
Who
Wie
Are
Ben
You
Jij
What
Wat
Your (singular)
Jouw
Name
De naam
My
Mijn
Hello
Dag
First name
De voornaam
Surname
De achternaam
From
Uit
Which
Welk
Country
Het land
Come
Kom
Neighbour (male)
De buurman
Of
Van
How
Hoe
What’s your name?
Hoe heet jij?
Where… from
Waar…van
Live
Woon
Now
Nu
İn
İn
Address
Het adres
On
Op
Number
Het Nummer
Answer
Het Antwoord
No
Nee
Ms/mrs
Mevrouw
Live
Wonen
Also
Ook
But
Maar
Yes
Ja
Here
Hier
Twenty
Twintig
Year
Het jaar
Lesson
De les
Have
Habben
Book
Het boek
The
Het
One
Een
Page
De bladzijde
Eight
Acht
Listen
Luisteren
To
Naar
Read
Lezen
Stop
Stoppen
It is
Het is
Break
De pauze
I am Mine
Ik ben Mine
Who are you?
Wie ben je?
My name is Suzy
Mijn naam is Suzy
What is your name?
Wat is jouw naam?
What is your name?
Hoe heet jij?
What is your address?
Wat is je adres?
Where do you live?
Waar woon je?
Which country are you from
Uit welk land kom je?
I live in weesp
Ik woon in weesp
I come from weesp
Ik kom uit weesp
I speak english
Ik spreek engels
I am turkish
Ik ben turkse
Which language do you speak?
Welke taal spreek je?
Give
Geven
I am
You are
He she it is
They we are
Ik ben
Je bent
Hij ze zij het is
We wijn jullie zij ze zijn
Good morning
Goedemorgen
Good afternoon
Goedemiddag
Good evening
Goedenavond
Good day
Goeden dag
Hello
Dag
Hello
Hoi
Bye
Dag
Bye
Doei
Good bye
Tot ziens
Street
Straat
Housenumber
Huisnummer
Date of birth
Geboortedatum
Are you living in weesp?
Woon je in weesp?
Is your surname ersen
Is ersen je achternaam ?
Is it pause?
Is her pauze?
Is this place free?
Is deze plaats vrij?
Yes ofcourse
Ja hoor
A nice cup of coffee
Een lekker kopje koffie
Just three days
Pas drie dagan
Or
Of
Today
Vandaag
Which day is today?
Welke dag is vandaag?
Thursday
Donderdag
Tomorrow
Morgen
Birthday
Jarig
Tomorrow is my birthday
Morgen ben ik jarig
My birthday is in may
Ik ben in mei jarig
My brother
Mijn broer
My brother is coming
Mijn broer komt
Who is younger?
Wie is jonger?
Brothers
Broers
Sister
Zus
Sisters
Zussen
She has short blonde hair and you darker hair
Ze heeft kort blond haar en jij donker haar
Your parents
Je ouders
Visit
Bezoek
At this moment
Op dit moment
There
Daar
What do they do there?
Wat doen ze daar?
My father
Mijn vader
For
Voor
I don’t know
Ik weet het niet.
Are sitting
Zitten
This
Deze
Seat/place
De plaats
Okay
Zo
Coffee
De koffie
For a long time
Al lang
What
Wat
Actually/really
Eigenlijk
How nice
Wat leuk
So/therefore
Dus
Winter
De winter
Get/receive
Krijg
Any
Nog
Visitors
Het bezoek
Brother
De broer
Younger
Jonger
Certainly
Wel
Taller
Langer
Any more
Nog meer
Sister
De zus
As well nog
Look
Kijk
Very
Heel
Different/other
Ander
Come to a visit
Komen op bezoek
Are doing
Doen
There
Daar
On holiday
Op vakantie
For
Voor
His
Zijn
Work
Het werk
Season
Her seizoen
When
Wanneer
Summer
De zomer
Know
Weet
Not
Niet
Tell
Vertel
About
Over
Family
De familie
That
Dat
Want/wouldlike
Wil (willen)
Late
Laat
11 oclock
11 uur
Should/ have to
Moeten
Again
Weer
To
Naar
Are doing
Doen
Come
Komen