9 - Zintuigen & Zenuwstelsel Flashcards

1
Q

Zintuigen

A

orgaan om signalen op te vangen en door te geven aan zenuwstelsel

Zintuigcellen zijn gevoelig voor één soort prikkel ( een adequate prikkel)

Na ontvangen signaal reageert zintuig door gevoelszenuw te prikkelen > deze geleidt de prikkel vervolgens naar het centrale zenuwstelsel(hersenen & ruggenmerg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Drempelwaarde

A

minimale sterkte van prikkel die nodig is voor waarneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

6 zinguigen:

A

gevoel / gehoor / evenwicht / reuk / smaak/ gezicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gevoelszintuigen

A

Tastzintuigen
Pijnzintuigen
Warmte- en koude zintuigen
spierzintuigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Tastzintuigen

A

gevoelszenuwen die vrij in huid eindigen > voelen welke vorm een voorwerp heeft >

prikkel waar gevoelig voor zijn is vervorming van de huid (lichaampjes Meissner)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Pijnzintuigen

A

Prikkels welke schadelijk voor lichaam kunnen zijn (waarschuwende rol) >

worden gevormd door talrijke fijne uitlopers van gevoelszenuwen >

bevinden zich ook in inwendige delen van lichaam (maar niet in spieren en hersenen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Warmte- en koudezintuigen

A

gevoelig voor temperatuursveranderingen > is voorwerp warmer/kouder dan de huid?

waarneming door koude zintuigjes(lichaampjes van krause) en warmte middels warmtezintuigjes (Lichaampjes van Ruffini)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

spierzintuigen

A

zintuigen die de spanningstoestand kunnen waarnemen

zijn erg gevoelig > zorgen tevens voor harmonisch & gecoördineerd samenwerken tussen verschillende spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Gezichtszintuig

A

Bolvormig orgaan bij gewervelde dieren met een lens aan voorkant met een holte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Oogrokken

wand van elke oogbol : van buiten naar binnen bestaande uit volgende lagen:

A

Harde Oogrok

Vaatvlies

Netvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Harde Oogrok

A

Buitenste laag = stevig wit vlies

bescherming binnen delen oog > dankt hardheid aan dit vlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vaatvlies

A

middelse oogrok, dankt naam aan de vele bloedvaten > zorgen voor zuurstof aanvoer

Gaat over in iris (regenboovlies) aan voorzijde (pigmenten in iris bepalen kleur) > middin in iris bevindt zich de pupil > kan groter en kleiner worden door kringspieren (regelt lichtinval)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Netvlies (retina)

A

binnenste laag > bestaat uit buitenste pigmentlaag en binnenste zintuiglaag met zintuig- en zenuw cellen.

Zintuigcellen bestaan uit:
Staafjes (heel gevoellig en geschikt voor zien in schemering) & uit kegeltjes (minder gevoelig en overdag functioneel > kunnen kleuren waarnemen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Gele vlek

A

direct tegenover pupil en is meest gevoeligste plaats (bevat enkel kegeltjes)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Blinde vlek

A

plek waar oogzenuw oog verlaat (kunnen we niett mee zien)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

binnen in oogbol = 3 delen te onderscheiden:

A

-Voorste oogkamer =
bevindt zich tussen hoornvlies en iris = ruimte is gevuld met waterige heldere vloeistof

-Glasachtig Lichaam =
bevindt achter de lens en vormt belangrijkste substantie oogbol = geleiachtige & geheel doorschijnend > door de druk hiervan blijft netvlies op zijn plek

-Lens =
tussen iris en glasachtig lichaam en is beide zijde bolvorming = erg elastisch en omgeven door een lenskapsel = verbonden met lensbandjes aan straalvormig lichaam waar zich een kringspier bevindt (accomodatiespier) = weer verbonden aan vaatvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

overige delen oog

A

Wenkbrauw > voorkomen zout van voorhoofdzweet in ogen loopt

Oogleden > bescherming te fel licht

Wimpers > stof buitenhouden

Traanklieren > maken traanvocht > ontsmetten van oog en geven van voeding > afgevoerd via traanbuisjes naar neusholte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Pupilreflex

A

Iris regelt met kring- en straalsgewijs lopende spiertjes de lichtinval die in het oog op netvlies valt. Intensiteit van licht niet altijd gelijk > beschadigingen voorkomen maar toch ook genoeg licht inval voor kleur toestaan > gaat via pupilreflex

  1. Te weinig licht >straalsgewijs lopende spiertjes trekken samen > pupil groter en iris kleiner
  2. Te veel licht > kringspiertjes van iris trekken samen > pupil klein & iris wordt groter
19
Q
A

Lichtstraal die hoornvlies passeert wordt sterk afgebogen (vooral naar binnen gebogen) = Convergeren (bolle lens) > daarom omgekeerd & verkleind beeld op netvlies.

Holle lens buigt stralen juist naar buiten = Divergeren

20
Q

Accomoderen

A

Het aanpassen van de lens om constant scherp beeld te krijgen van iets wat dichterbij is (aanspannen van straallichaam)

21
Q

Straallichaam

A

kringspier betrokken bij boller/minder bol worden van de lens

lens hangt met een lensbandje in het straalvormig lichaam > bij dichtbij kijken is straallichaam gespannen en minder bol

22
Q

nabijheidpunt

A

maximaal te accomoderen punt voor scherp zicht

23
Q

Bijziend

A

veraf niet goed zien > komt omdat ooglens te bol is > bij ver kijken kan lens niet niet voldoende afgeplat worden > teveel convergerende lichtstralen > verhelpen met bril(negatieve) glazen> divergeren de lichtstralen

24
Q

Verziendheid

A

niet dichtbij goed zien > scherptepuntligt achter het netvlies > voorkomen met een positieve glazen > bij ouder worden verliest lens veerkracht

25
Uitwendig oor
Geluidsopvang gedeelte
26
Middenoor
Geluidsversterkend gedeelte = met lucht gevulde ruimte in schedel > staat middels buis van Eustachius in verbinding met keelholte (kan hierdoor luchtdruk veranderen door te slikken)
27
Trommelvlies
ontvangt trilling (enkel als luchtdruk aan beide kanten gelijk is > brengt gehoorbeentjes geleiden de trilling verder naar het ovale venster
28
Gehoorbeentjes
Hamer, aambeeld, stijgbeugel
29
Ronde venster
ontvangt trillingen van gehoorbeentjes en deze brengt de vloeistof in slakkenhuis in trilling > in de wand van slakkenhuis verbinden zich zintuigcellen welke gevoelig zijn voor een bepaalde trilling > geven prikkels door aan zenuwvezels welke samengebundeld zijn tot de gehoorzenuw > geleid weer naar hersenen
30
Chemische zintuigen
Reuk & smaakzintuigen > zijn betrokken bij waarnemen van stoffen > komen voor op tong en gehemelte zorgen voor afscheiden speeksel/maagsap (werken het beste bij stoffen van ongeveer zelfde lichaamstemperatuur als ons > warm eten) Vijf smaken: Zout, zuur, bitter, zoet , umami (overal op tong) - alleen achterste deel bevat meer zintuigen voor bitter
31
reukorgaan
Eigenlijke reukorgaan zit boven in neusholte in slijmvlies > daarom bij diep inademen beter ruiken
32
Zenuwstelsel
Onderverdeeld in perifere en centrale zenuwstesel
33
Centrale zenuwstelsel
Grote hersenen Kleine hersenen Hersenstam Ruggenmerg
34
Perifere zenuwstelsel
Hersen- en ruggenmerzenuwen die centrale zenuwstel met overige delen van lichaam verbinden
35
Neuronen
Zenuwcel = bestaat uit cellichaam en enkele korte uitlopers(dendrieten) en één lange uitloper (Axon/Neuriet) > komen opeenhopingen van zenuwcellen voor in centrale zenuwstelsel (verbonden via dendrieten)
36
3 soorten zenuwcellen:
Senosorische zenuwcellen Motorische zenuwcellen Schakelcellen
37
Senosorische zenuwcellen
Brengen impulsen van zintuigen naar centrale zenuwstelsel: licht op oog > zintuigcellen in netvlies geven impuls aan sensorische neurieten > impuls gaat door naar sensorische cellichamen in hersenen
38
Motorische zenuwcellen
Brengen impulsen van CZ naar spieren en zorgen voor tot stand komen bewegingen. Ook zijn er motorische zenuwcellen welke naar klieren gaan (bv voor afscheiding speeksel/maagsap)
39
Schakelcellen
Zorgen voor verbinding tussen sensorische en motorische zenuwcellen
40
Animale zenuwstelsel
Verzorgt contact met omgeving (middelz intuigen) en voor de reactie op prikkels van buitenaf = onderworpen aan onze wil
41
Onwillekeurige zenuwstelsel(Autonome zenuwselsel):
Werkt buiten wil om > bevat zenuwen die impulsen geleiden van en naar organen (hart, lever, nier etc.) > en regelt ook de werking (sneller kloppen hart bij inspanning)
42
bewustzijn in hersenen
In de hersenen komt de zintuigelijke waarneming tot bewustzijn > Beweging kan al voor bewustzijn plaatsvinden (reflex)
43
Reflex
sensorische zenuwen zorgen dat de impulsen rechtstreeks in het ruggenmerg overbrengen op motorische zenuwen