12 - Celbiologie Flashcards
Celmembraam
vlies om cel heen
Celwand
bij planten, bacteriën en schimmels > extra stevigheid
Protoplasma
slijmatige substantie in de cel
Organellen
verschillenden structuren die voorkomen in de cellen en samenwerken
Protoplasma bestaat uit
kernplasma(nucleoplasma)
en celplasma(cytoplasma)
In een cel bestaat een inwendig milieu
homeostase > dynamisch evenwicht
Celwand(2)
Aanwezig bij planten, is tijdens de groei van cel nog redelijk vervormbaar > bij volgroeiing is deze taai en kan niet meer rekken > is doorlatend voor gassen en water.
Celwand is niet levend en wordt gemaakt door
het celplasma: eerst wordt pectine gemaakt
> welke via stroming naar celmembraan gebracht wordt en door poriën naar buiten werkt
> de primaire celwand > buigzaam en veerkracht bij kruidachtige planten
tweede celwand houtachtige planten
secundaire celwand > bestaat uit houtstof(lignine) > voor opname en afgifte heeft de secundaire celwand openingen voor stoffen > hofstippels genoemd
Celmembraam Bestaan uit bijzondere soort vetten
Fosfolipieden
> hebben een gevorkte staart die waterafstotend is en hebben een kop die water aantrekt
De koppen steken naar het water en de staarten naar elkaar > zo ontstaat een dubbele vetlaag die ondoordringbaar is voor moleculen die in water oplossen
transmembraaneiwitten
Steken door celmembraan laag welke kanalen vormen waardoor stoffen opgenomen kunnen worden > kost de cel energie
Cell junction
specifieke gedifferentieerde structuren van membraan waarmij deze met andere cellen en de omgeving in verbinding staat
ReceptorenReceptoren aan buitenzijde van membraam
kunnen selectief moleculen binden
Celkern
Komt enkel voor bij eukarioten en niet bij prokarioten, bestaat uit kernmembraan met daarbinnen kernplasma
> hier ligt erfelijk materiaal in “KernDNA”
prokarioten
Eencellig wezen
Kernporiën
opening in kernmembraan > hierdoor kan mRNA door kernlichaampjes naar cytoplasma worden getransporteerd > wordt weer gebruik om eiwitten mee te maken
Genoom
geheel van erfelijke informatie
Organellen in het celplasma
Mitochondria
Endoplasmatisch reticulum
Ribosomen
Plastiden
Mitochondria
Verspreid door cytoplasma (vooral veel in cellen die veel energieverbruiken)
> spelen grote rol bij verbranding van glucose waarbij energie vrijkomt voor celstofwisseling
Bestaat uit binnenmembraan:
groot oppervlak doordat het geplooid(heet cristae) is, enyzem voor de verbranding liggen op binnenmembraan > binnenmembraan is slechts selectief permeabel(doordrinbaar) voor brandstoffen.
Buitenmembraan
bevat eiwitten voor transport voor het transport van stoffen door het buitenmembraan
Matrix
halfvloeibare binnenkant waar de cristae in steken.
Mitochondrie bevat eigen mtDNA
> vorm van ringvorming chromosoon > kan zelf enkele eiwitten maken welke betrokken zijn bij de verbranding
Endoplasmatisch reticulum
Voorkomend bij meeste eukarioten > netwerk van kanelen ena fgeplatte holten die met elkaar in verbinding staan = voortzetting van het dubbele kermembraan > dient voor transpoft van stoffen en opname/afgifte van stoffen binnen de cel (ofwel: vergelijkbaar met vloedvatenstelsel)
- ER bezet met ribosomen = Ruw endoplastmaisch reticulum (RER) - ER bevat geen ribosomen = Glad endoplasmatisch reticulum (GER)
Ribosomen
Bestaat uit twee niet-identieke delen, welke gescheide in celplasma voorkomen als ze niet actief zijn bij de eiwitproductie
Wanneer eiwitproductie begint gaan ze aan elkaar vastzitten en gebruiken ze de “streepjescode” van het mRNA
> op basis van de streepjes code maken ze specifiek eiwit.
Polyribosomen / polysomen
lange reeks ribosomen naast elkaar > functioneel om hoge productiesnelheid te bereiken