5 - Voeding en spijsvertering Flashcards
Voedselopname is één van de 5 levenskenmerken van een organisme.
Elk organisme neemt stoffen op vanuit zijn omgeving om te gebruiken voor allerlei processen die belangrijk zijn voor het voortbestaan
Voedingsstoffen kunnen verschillende functies hebben:
Brandstoffen:
Voorzien organisme in energiebehoefte. Bij glycolyse en citroenzuurcyclus kan uit brandstof energie vrijgemaakt worden voor spierarbeid /lichaamstemperatuur/b stofwisseling etc.
Bouwstoffen:
Zorgen voor groei/ontwikkelkling en vervangen beschadigde cellen > vetten / eiwitten / water / mineralen > membranen van cellen bestaan uit vetten/eiwitten koolhydraten. Het Celplasma bestaat voor 80% uit water waar weer stoffen in opgelost zijn(mineralen)
Beschermende stoffen: Zorgen voor goed verloop van de processen > vitaminen/mineralen > te weinig kan zorgen voor ziekte = gebrekziekten
Voedingstoffen
Eiwitten Vetten Koolhydraten Vitamines Mineralen Water
Koolhydraten (sachariden) komen in 3 soorten voor:
Enkelvoudig (Monosachariden)
-Glucose, fructose, galactose
Tweevoudig (Disachariden)
- Sacharose, lactose, maltose
Meervoudig (Polysachariden)
- Zetmeel
Als organisme meer koolhydraten opneemt dan het verbrandt
wordt het overschot omgezet in glycogeen en opgeslagen in de lever en spieren
of omgezet in vet en opgeslagen in onderhuids bindweefsel & het gele beenmerg
Khoolydraten vormen onder andere een onderdeel van desoxyribose (Monosacharide) in:
in DNa,
Ribose in ATP
en khooldraatketens in membranen
Eiwitten
belangrijke bouwstoffen, en nodig voor herstel van beschadigen/verwondingen van organisme >
moeten voor gebruik eerst afgebroken worden tot de aminozuren waaruit ze zijn opgebouwd (spijsverteringsstelsel zorgt voor afbraak en opname)
Chemische verwerking(vertering) van eiwit begint in:
begint in maag(zuur) waar enzymen afgescheiden worden
enzym pepsine breekt de verbindingen af van eiwit tot kleinere stukken eiwit(polypeptiden)
daarna voltooid met behulp van enzym uit alvleesklier sap in de dunne darm
> via darmwandcel in bloed opgenomen > cel maakt hier lichaam specifieke eiwitten van.
Essentiële aminozuren
moeten via eten opgenomen worden
Niet essentiële aminozuren
kunnen in de lever uit andere aminozuren gemaakt worden
Niet alle eiwitten zijn even bruikbaar
Onvolwaardige eiwitten:
Als een eiwit niet alle essentiële aminozuren bevat kan het lichaam het niet volledig benutten
Volwaardige Eiwitten:
Eiwit dat alle essentiële aminozuren bevat wordt door lichaam bijna volledig benut
Vetten
Dierlijke vetten:
komen voor in vleeswaren, vis gevogelte, wild, eieren, roomboter, margarine, melk- kaasproducten
Plantaardige vetten:
komen voor in diverse oliën, plantenmargarine, koksnoten,
Verzadigde vetzuren
Onverzadigde vetzuren
Verzadigde vetzuren
alle koolstofatomen zijn verbonden door een enkele binding met elkaar.
is geen enkele bindingsplaats meer over > de koolstofketen is verzadigd
Komt vooral in dierlijke producten voor en teveel kan leiden tot verhoging slechte cholesterol
(vetachtige stof in ons bloed en afgezet wordt tegen binnenwand van bloedvaten)
Onverzadigde vetzuren
Niet alle bindingsplaatsen zijn gevuld > er is nog ruimte voor andere stoffen om te binden
- koolstofatomen vormen dubbele bindingen met elkaar - zorgen voor afbraak cholesterol in lever
Enkelvoudig onverzadigd(EOV): slechts een dubbele binding
meervoudig onverzadigd(MOV): twee of meer dubbele bindingen (veel plantaardige vetten)
EEssentiële vetzuren
vetzuren die het lichaam niet zelf kan maken uit andere vetzuren maar zijn wel nodig om te functioneren:
Linolzuur en alfalinoleenzuur
Wat is voor veel processen nodig, hier een paar waar water een belangrijke rol speelt
Spijsverteringsprocessen:
veteren kan alleen als er voldoende verteringssappen gevormd worden > bestaat voornamelijk uit water > vochttekort heeft dus invloed op vertering en ontlasting
Circulatie van het bloed:
bloed bestaat uit bloedplasma en bloedcellen > plasma is 92% water > vochttekort heeft gevolg dat bloed minder vloeibaar is > lichaamscirculatie wordt hierdoor geremd > minder goeie stofwisseling > minder goeie lichaamsprocessen
Nieren:
produceren urine en kunnen tot een bepaald maximum afvalstoffen afgeven - bij vochttekort is de concentratie van de urine veel hoger en kan er geen nieuwe afvalstoffen meer bij de urine (maximum bereikt)
Vitaminen
Stoffen die zorgen dat processen in lichaam goed verlopen = regulerende(beschermende) stoffen
> zijn slechts in beperkte maten nodig voor organisme - Organisme kan overigens niet zonder functioneren
Vitamine A: Belangrijk voor werking oog (melk, boter, eigeel)
Vitamine B: verzameling van verschillende vitamines (B1 B2 ETC), graanproducten, peulvruchten
Vitamine B1: belangrijk voor funactioneren zenuwstelsel
Vitamine B2: Tekort leidt tot darmziekte en grote droogte van huid
Vitamine C: Te weinig kan leiden tot verminderde weerstand infecties >scheurbuik
Vitamine D: zorgt dat kalkzouten in bot opgenomen worden, belangrijk voor groei
Mineralen
Net als vitamine zijn dit stoffen die in kleine hoeveelheden voorkomen in aardbodem en plantaardige/dierlijke producten
- ze geven geen energie maar zijn wel onmisbaar. Het zijn essentiële stoffen, lichaam kan deze niet vormen.
Zijn nodig voor:
- Bouw skelet (calcium, kalium, fosfor)
- Vorming tandglazuur (fluor)
- Vorming schilklierhormoon (jodium)
- Vorming hemoglovine rode bloedcellen(ijzer)
- Spiercontractie (magnesium/natrium)
Vezelstoffen
Voedingsvezels
verzamelnaam voor diverse groep koolhydraten die niet in dunne darm verteerd wordt.
Bestanddelen van voedingsmiddelen die overblijven nadat vertering en opname van voedsel heeft plaatsgevonden > kunnen niet opgenomen worden maar prikkelen de darmspieren waardoor deze beter werken en verstoppingen voorkomen worden
voedingsmiddel kunnen bederven door
door micro-organisme (bacteriën/schimmels)
verandering samenstelling, kleur, smaak > niet meer geschikt om te consumeren.
Uitscheiding van sommige micro organisme is schadelijk voor gezondheid: voedselvergiftiging of voedselinfectie afhankelijk van type micro-organisme, weerstand van persoon en hoeveelheid micro-organisme
Spijsverteringselsel van de mens
8-12m lang en is aaneenschakeling van buizen/holten
Mond/mondholte:
door gebit wordt voedsel in kleine stukken verdeeld > oppervlakte voedsel vergroot > dit is beter voor de verteringsappen
Slokdarm:
Doorslikken door tong die voedsel in keelholte duwt, neusholte wordt afgesloten door de huig en strotklepje sluit luchtpijp af. er worden hier geen voedingstoffen opgenomen (behalve alcohol) - enkel slijmvorming voor voorstuwen
Maag:
peervormig orgaan dat linksboven in de buikholte tegen middenrif aanligt > Zorgt voor opslag en kneden van voedsel > dan kan het in kleine delen aan dunne darm afgegeven worden
Dunne darm:
Twaalfvingerige darm is eerste gedeelte dunne darm = dankt naam omdat hij even lang is als twaalf naast elkaar gelegen vingers > werken 3 sappen (Gal/ alvleessap/darmsap)
Dikke darm:
voedselresten die niet opgenomen worden in het bloed gaan naar dikke darm
Endeldarm:
hier verlaten voedselresten het lichaam
Peristaltiek
het voortbewegen van het eten door de slokdarm
Maagsap
bevat zoutzuur voor splitsen eiwit(enzym) en voor dode bacteriën
Maagingang/maagmond
overgang van slokdarm naar maag = afsluitklep zodat geen voedsel/zuur slokdarm in gaat.
Maagportier
kleine ronde spier bij uitgang van maag naar begin dunne darm, laat kleine hoeveelheden door naar de twaalfvingerige darm
-Gal (Twaalvingerige darm)
productie in lever > tijdelijk opslag galblaas >
12vingerige darm : verdeelt vet in kleine druppeltjes (bevat geen enzymen)
Alvleessap (
alvleesklier > bevat enzymen
Darmsap
via klieren overal in de dunne darm > bevat enzymen
Darmsap
via klieren overal in de dunne darm > bevat enzymen
Darmwand is geplooid en bevat: Darmvlokken
kleine uitstulpingen in de darmplooien, zo wordt het oppervlakte enorm veel groter >
zo kunnen verteerde voedingsstoffen opgenomen worden in bloed
Dikke darm
hier vindt Geen vertering meer plaats >
wel onttrekking van water > hierdoor dikt de voedselbrij in.
Endeldarm
hier verlaten voedselresten het lichaam > aan einde van endeldarm bevindt zich een kringsprier die de endeldarm geheel kan afsluiten