3 - Groei en ontwikkeling Flashcards
Groei is één van de vijf levenseigenschappen
alle levenden wezens worden gekenmerkt door groei
> groter worden en toenemen in gewicht van een organisme.
Groei vindt plaats door celdeling wanneer een cel een bepaalde omvang bereikt heeft.
Groei bij planten
Ontkieming (bonenplant):
begint als een boon (groot zaadje) welke de aanleg voor de plant bevat die ooit volledig zal uitgroeien.
Navel
lichte ovale plek midden op de boon
puntvormige poortje
net onder de navel en speelt belangrijke rol bij ontkieming van de boon
hiervoor is water nodig welke met name via het poortje naar binnenkomt
de boon zwelt daardoor op en de zaadhuid barst open de wortel groeit naar buiten en vervolgens het stengeltje
Zaadlobben
Twee verdikte aanhangsels met een ronde vorm aan het stengeltje
bevatten het reservevoedsel voor de nog jonge plant
worden daarom tijdens ontkiemen steeds kleiner
de plant wordt steeds groter en vertoont dus groei
de wortel zal steeds meer vertakken en worden er bladeren en ook bloemen gevormd
hierdoor verandert het uiterlijk in sterke maten = ontwikkeling
Lengtegroei
van een plant vindt plaats door celdeling in de toppen (groeipunten) van wortels en stengels
Groeipunten
bevinden zich verder ook in de
“okselknoppen” = Bevinden zich tussen stengel en de bladstelen
Groeistof
bevindt zich in de groeipunten en is belangrijk voor de lengtegroei van de plant
wordt afgebroken onder invloed van licht
dus op een donkere plek groeit de plant harder tot hij voldoende licht kan opvangen (is voor levensbelang) voor fotosynthese
Fotosynthese
met behulp van licht eigen voedingstoffen maken, vooral in de bladeren en groene delen van de plant
Breedtegroei
vindt vooral plaats bij zogenaamde houtachtige planten (bomen/struiken).
Gedurende het eerste jaar is de stengel nog vergelijkbaar met die van een kruidachtige plant.
Vaatbundels
Ovale gevormde plekjes zichtbaar bij dwarsdoorsnede, liggen in een kring
Cambium
weefsel midden in de vaatbundel bestaande uit kleine cellen
cambiumcellen zijn verantwoordelijk voor de breedte groei (kunnen zich delen)
Verhouten
cambium breidt zich zijdelings uit zodat er een ring van cambiumweefsel ontstaat.
Er bestaat een duidelijke scheiding tussen de kleine dikwandige(donkere kleur) houtvaten gevormd in de nazomer
en de relatief grote dunwandige houtvaten (lichte kleur) uit het voorjaar.
Metamorforse
Tijdens ontwikkeling kunnen grote verschillen voorkomen tussen larvale(jonge) en volwassen stadia
we spreken dan van een metamorfose(gedaanteverwisseling)
Koolwitje Metamorfose
Bevruchte eicel koolwitje, ontstaat een rups
de larve voedt zich met bladeren van koolplanten
eten veel en groeien snel
de huid is weinig rekbaar en vervelt van tijd tot tijd, direct na de vervelling kan de rups in korte tijd snel groeien (vervelling vindt 4x plaats)
Rups wordt nu trager en vormt zich tot een pop
het reserve voedsel gebruikt de rups nu
de rups ontwikkeld tot een vlinder > een vlinder groeit vervolgens niet meer.