3 - Groei en ontwikkeling Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Groei is één van de vijf levenseigenschappen

A

alle levenden wezens worden gekenmerkt door groei
> groter worden en toenemen in gewicht van een organisme.

Groei vindt plaats door celdeling wanneer een cel een bepaalde omvang bereikt heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Groei bij planten

A

Ontkieming (bonenplant):

begint als een boon (groot zaadje) welke de aanleg voor de plant bevat die ooit volledig zal uitgroeien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Navel

A

lichte ovale plek midden op de boon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

puntvormige poortje

A

net onder de navel en speelt belangrijke rol bij ontkieming van de boon

hiervoor is water nodig welke met name via het poortje naar binnenkomt

de boon zwelt daardoor op en de zaadhuid barst open de wortel groeit naar buiten en vervolgens het stengeltje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zaadlobben

A

Twee verdikte aanhangsels met een ronde vorm aan het stengeltje

bevatten het reservevoedsel voor de nog jonge plant

worden daarom tijdens ontkiemen steeds kleiner

de plant wordt steeds groter en vertoont dus groei

de wortel zal steeds meer vertakken en worden er bladeren en ook bloemen gevormd

hierdoor verandert het uiterlijk in sterke maten = ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Lengtegroei

A

van een plant vindt plaats door celdeling in de toppen (groeipunten) van wortels en stengels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Groeipunten

A

bevinden zich verder ook in de

“okselknoppen” = Bevinden zich tussen stengel en de bladstelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Groeistof

A

bevindt zich in de groeipunten en is belangrijk voor de lengtegroei van de plant

wordt afgebroken onder invloed van licht

dus op een donkere plek groeit de plant harder tot hij voldoende licht kan opvangen (is voor levensbelang) voor fotosynthese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Fotosynthese

A

met behulp van licht eigen voedingstoffen maken, vooral in de bladeren en groene delen van de plant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Breedtegroei

A

vindt vooral plaats bij zogenaamde houtachtige planten (bomen/struiken).

Gedurende het eerste jaar is de stengel nog vergelijkbaar met die van een kruidachtige plant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vaatbundels

A

Ovale gevormde plekjes zichtbaar bij dwarsdoorsnede, liggen in een kring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Cambium

A

weefsel midden in de vaatbundel bestaande uit kleine cellen

cambiumcellen zijn verantwoordelijk voor de breedte groei (kunnen zich delen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verhouten

A

cambium breidt zich zijdelings uit zodat er een ring van cambiumweefsel ontstaat.

Er bestaat een duidelijke scheiding tussen de kleine dikwandige(donkere kleur) houtvaten gevormd in de nazomer

en de relatief grote dunwandige houtvaten (lichte kleur) uit het voorjaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Metamorforse

A

Tijdens ontwikkeling kunnen grote verschillen voorkomen tussen larvale(jonge) en volwassen stadia

we spreken dan van een metamorfose(gedaanteverwisseling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Koolwitje Metamorfose

A

Bevruchte eicel koolwitje, ontstaat een rups

de larve voedt zich met bladeren van koolplanten
eten veel en groeien snel

de huid is weinig rekbaar en vervelt van tijd tot tijd, direct na de vervelling kan de rups in korte tijd snel groeien (vervelling vindt 4x plaats)

Rups wordt nu trager en vormt zich tot een pop

het reserve voedsel gebruikt de rups nu

de rups ontwikkeld tot een vlinder > een vlinder groeit vervolgens niet meer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kikker Metamorfose

A

Eitjes in water van sloten en plassen (zijn omgeven door een geleiachtige stof die in het water opzwelt(kikkerdril)

ontwikkeling tot kikkervisjes > hebben lange staart en kieuwen - voeden zich met algen

tegen einde van larvale stadium verdwijnen de kieuwen en groeit de staart(neemt ademhaling over)

langzaam aan komen de voor en achterpoten en verdwijnt de staart langzaam en ontwikkelen er longen > kleine kikker

17
Q

Groei en ontwikkeling bij de mens

A

Na bevruchting ontwikkelt eicel zich tot embyro

tijdens eerste levensperiode van een embryo worden alle organen gevormd

daarna verdere groei en ontwikkeling organen

na geboorte moeten enkele organen zich nog verder ontwikkelen (zoals hersenen, ogen, geslachtsorganen).

18
Q

Gedurende 1e levensjaar groei mens erg snel

ontwikkeling verloopt bij mensen vanaf geboorte geleidelijk -
er zijn nog veel gemeenschappelijke kenmerken

A

Primaire geslachtskenmerken zijn direct zichtbaar

19
Q

Secundaire geslachtskenmerken

A

ontwikkelen zich tussen twaalfde en vijftiende levensjaar

(groei geslachtsorganen, schaamhaar, okselhaar, menstruatie, borsten, baardgroei etc.)

Het gehele lichaam gaat versneld groeien (groeispurt) bij meisjes tussen 11-13 jaar en bij jongens tussen 13-15 jaar.

20
Q

proportionele groei (groei per lichaamsdeel)

A

In de ene periode groeit een bepaald lichaamsdeel meer dan de rest van het lichaam, dit noemen we proportionele groei (groei per lichaamsdeel)

zo groeit het hoofd gedurende de eerste levensweken het snelst en na de geboorte het sloomst. naar verhouding groeien de ledenmaten uiteindelijk het snelst