7 - Opslag en uitescheiding Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

stofwisseling

A

het geheel van omzetting die stoffen in een organisme ondergaan

Verschillende stoffen in een organisme worden voortdurend veranderd in andere stoffen -stofwisseling

Bij ééncellige organisme is het vrij eenvoudig > voeding/afvalstoffen kunnen simpel door celwand heen.

Bij meercellige organisme moeten verschillende organen aan stofwisseling meewerken (ademhaling-, spijvertering-, bloedsomloop-, uitscheidingsorganen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Lever: Bouw & Functies

A

Als glucosegehalte hoger dan 0,1% is zet lever dit om in een ander koolhydraat dat onoplosbaar is in bloed
(reservekoolhydraat = glycogeen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Glycogeen

A

Reservekoolhydraat - kan gemakkelijk weer omgezet worden in glucose wanner glucosegehalte in bloed weer daalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Glucagon(hormoon)

A

zorgt vooral voor de verandering van glycogeen in glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Insuline(hormoon):

A

zorgt voor verandering glucose in glycogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

eilandjes van Langerhaus

groep cellen in alvleesklier

A

Maakt insuline en Glucagon

hormonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hormoon

A

regelstof & spelen belangrijke rol bij allerlei omzettingen van stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Lever speelt rol bij tal van omzettingen:

A

Overtollige aminozuren worden bijvoorbeeld omgezet in ammoniak en koolstofverbindingen die gebruikt kan worden als brandstof

> gevormde ammoniak kan vervolgens weer via nieren en zweetklieren lichaam verlaten

Voedingstoffen komen via leverader in grote bloedsomloop, afvalstoffen worden naar de uitscheidingsorganen getransporteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Uitscheiding (4 categorieën)

A

Afvalstoffen:
Afbraakproducten na verschillende stofwisselingsprocessen (bv:koolstofdiocide bij verbranding glucose - en ereum bij afbraak aminozuren)

Overbodige Stoffen:
Stoffen waar geen belang bij is (rode bieten kleurstof bijvoorbeeld, wordt niets mee gedaan)

Nuttige stoffen in overtollige hoeveelheid:
Stoffen die niet in te hoge mate in de lichaamsvloeistoffen mogen voorkomen, bij een tekort wordt de uitscheiding juist beperkt

lichaamsvreemde stoffen:
Vaak schadelijke stoffen als gevolg van bacteriële infectie, maar komt ook voor in bijvoorbeeld gebruik van tabak maar ook medicijnen/alcohol:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Uitscheidingsorganen

A

Lever, zweetklieren,longen, nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Lever (Uitscheidingsorgaanfunctie)

A

hemoglobine van afgestorven rode bloelichaampjes wordt afgebroken tot galkleurstoffen

> uitgescheinden in twaalfvingerige darm > wordt hier verder afgebroken en kleurt ontlasting bruin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Zweetklieren

A

kleine buisvormige kliertjes > produceren waterige vloeistof met mix van keukenzout, ureum & melkzuur(afbraakproduct ontstaan in spieren)

helpen ook bij warmte regulatie, koelen het lichaam af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Longen(uitscheiding)

A

Uitscheiding koolstofdioxide (deels gebonden aan rode bloedcellen en deels opgeloste vorm in het bloed) gaat via diffusie de longen weer in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Nieren (uitscheiding)

A

twee boonvormige organen (belangrijkste uitscheidingsorganen) = opgebouwd uit kleine kanaaltjes omgeven door bloedvaten (nierkanaaltjes)

> hier worden afbraakproducten en overtollige stoffen verzameld en vormen samen water de urine

Via nierkanaaltjes komt urine terecht in centraal gelegen nierbekken

> van hier door de urineleider naar de blaas (heeft een elastische wand) en dient als reservoir

> bij bepaalde hoeveelheid ontstaat spanning > blaasleging als gevolg (sluitspier aanwezig)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bouw nieren - Bestaat uit twee lagen

A

Schorslaag:
naar verhouding smal en vormt buitenste laag

Merglaag:
vormt binnenste laag en is in verhouding breed

In beide lagen bevinden zich Nefronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Functies nieren

A

Behalve uitscheiding ook een belangrijke rol regeling zoutgehalte in lichaamsvloeistoffen -de hoeveelheid natrium, kalium, kalkzouten die teruggepompt wordt is enkel zo groot om te zorgen dat lichaamsvloeistoffen op peil blijven

  • Dus bij te weinig wordt er meer van deze mineralen uit voorurine teruggenomen
  • Bij te veel wordt er minder teruggenomen
17
Q

terugresorptie (in nierkanaaltjes)

A

bruikbare bestanddelen van voorurine worden opgenomen in bloed en omringende haarvaten(vooral water)

overige stoffen passeren de wand van nierkanaaltje en komt terecht verzamelbuisjes welke uitmonden in nierbekken

18
Q

glomeruli

A

Nierslagader vertakt in steeds kleinere slagaders die naar de schors lopen en zich hier vertakken in fijne slagadertjes (Glomeruli) =

19
Q

nierkapseltje

worden lichaampje van malpihghi genoemd

A

elke glomerulus is omgeven door een dubbelwandig zakje(nierkapseltje) >

worden lichaampje van malpihghi genoemd > hier worden glucose, vetzuren, zouten etc. opgenomen door het nierkapseltje > dit proces heet ultrafiltratie> deze stoffen vormen samen de voorurine.

20
Q

Vanuit nierkapseltje komt vooruirine in nierkanaaltje (bestaat uit 3 delen) gekronkeld deel, lusvormig deel en weer een gekronkeld deel.

A

in de nierkanaaltjes vindt terugresorptie plaats