6- Bloed & Bloedsomloop Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Bloedsomloop

A

de constante circulatie van het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Samenstelling van het bloed

A
Rode bloedlichaampjes
Witte bloedlichaampjes
Bloedplaatjes
Rode beenmerg
bloedplasma

ca 5 L bloed bij volwassene = bestaat uit ongeveer gelijke delen bloedplasma(vooral water) en bloedlichaampjes bestaande verschillende onderdelen:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Rode bloedlichaampjes(rode bloedcellen):

A

ronde schijfjes aan randen iets dikker (geen celkern)

belangrijkbestanddeel is ijzer bevattende hemoglobine > kan zuurstof opnemen en af staan op plaatsen waar weinig zuurstof is.

na ca 120 dagen sterft bloedlichaampje > afbraak in lever > ontstaat galkleurstof - hebben vaste vorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Witte bloedlichaampjes:

A

groter dan rode en bezitten wel een celkern, komen veel minder voor dan rode bloedcellen

verhouding per l3 = 5500 : 5.000.000 - kunnen van vorm wijzigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bloedplaatjes

A

fragmenten van cellen, zonder kern vaak in groepjes bij elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Rode beenmeg

A

hier worden bloedplaatjes en witte/rode bloedlichaampjes aangemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bloedplasma

A

bloed zonder bloedlichaampjes - waterige vloeistof met verschillende stoffen:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Water (bloed)

A

functioneert als oplosmiddel voor andere stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

eiwitten functies

A

belangrijk voor transport van niet oplosbare stoffen(vetten/hormonen) maken een tijdelijke verbinding hiermee

  • dient als eiwitreserve voor organisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zouten Functies

A

dragen vooral bij voor osmotische druk van het bloed

natrium, kalium, kalkverbindingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Antistoffen

A

afweer van het organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Functie van bloed

A

Vervoer uiteenlopende stoffen

Voedingstof: van darm naar lever
Zuurstof: van longen naar lichaamscellen
Koolstofdioxide: van cellen naar longen
Afvalstoffen: cellen naar nieren of lever(onschadelijk)
Hormonen: Klieren naar specifieke locaties
Antistoffen: van milt/lymfeklieren naar virussen/bacterie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bescherming tegen infecties en bloedverlies

A

Witte bloedlichaampjes maken bacteriën en virussen onschadelijk -

ook bloedplaatsjes beschermen: bij bloedingen stollen deze bij de wond en voorkomen bloedverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verdeling lichaamswarmte

A

bloed neemt warmte op waar veel geproduceerd wordt en laat staat dit bij de huid af aan de omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

3 soorten bloedvaten in de bloedsomloop: Slagaders, aders, haarvaten

A

Slagaders :
voeren bloed vanaf het hart naar verschillende lichaamsdelen, dikke en gespierde elastische wanden (kunnen dus wat uitrekken) > hoge bloedruk > liggen diep

Aders :
vervoeren bloed terug richting het hart > dunne en minder elastische wand, lagere bloeddruk > hebben daarom zakvormige kleppen zodat bloed niet terugstroomt > liggen oppervlakkig

Haarvaten :
Fijnste bloedvaten, één cellaag dik > doorlaatbaar voor zuurstof, voedingstof, afvalstoffen, witte bloedcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

dubbele bloedsomloop

A

een deel van het bloed gaat naar organen en ander deel naar ademhalingsorganen

17
Q

enkelvoudige bloedsomloop

A

bloed gaat van hart naar kieuwen > dan naar rest van lichaam > dan terug naar hart

18
Q

Hart bestaat uit

A

uit linker & rechter helft gescheiden door tussenwand -

beide helften bestaan uit een kamer(groot, onder) en boezem(klein boven) - wand van de kamers is dikker

Bloed komt in eerst in de boezems > deze trekken samen en bloed gaat naar kamer >deze trekken zich samen en pompen bloed de slagaders in

19
Q

Kransslagaders

A

ontspringen zich aan begin van de grote lichaamsslagader

vertakken zich over het gehele hart en zorgen dat harfweesel zelf voortdurend voedsel en zuurstof heeft

> bloed verzamelt zich daarna in de kransaders

20
Q

Kleppen hart

A

Heeft een plooi en kan maar één richting open, zo kan hart sluiten en bloed niet terugstromen

zit op grens van kamers en boezems = hartkleppen

en aan begin van de slagaders (halvemaanvormige kleppen) >zodat bloed uit aders niet terug hart in stroomt

21
Q

Grote bloedsomloop taak

A

alle lichaamsdelen voorzien van zuurstof/voedingstoffen

22
Q

Kleine bloedsomloop taak

A

via longen om eerst bloed te voorzien van zuurstof

23
Q

Grote bloedsomloop

A

Linker kamer >
Zuurstofrijk bloed in Aorta >
Vertakking kleinere slagaders >
In organen vertakking fijnere bloedvaten >
Vertakking haarvaten >
Zuurstof afgifte middels diffusie en afval opnemen>
Terug naar grotere aders >
Komt uit in onderste of bovenste holle ader >
Terug in rechterboezem

Uitzondering = Poortader:
Ader die van de darm afkomt
deze gaat richting lever
daar worden voedingstoffen opgeslagen en naar behoefte van het lichaam aan de leverader afgegeven

> leverader komt uiteindelijk weer uit op holle ader > dan naar rechterboezem

24
Q

-Aders die naar holle ader stromen zijn ook vernoemt naar orgaan maar geen slagaders:

A

Linkerarmader / rechternierader etc

25
Q

Kleine bloedsomloop

A
Samentrekking van rechterboezem >
Zuurstof in rechterkamer >
Gaat naar longslagader >
Bereikt haarvatennet van longen >
Diffusie zuurstof/koolstofdioxide>
Zuurstofrijkbloed in longaders>
Linkerboezem van hart>
Grote bloedsomloop begint
26
Q

Ziekten verspreid door het bloed:

A

Hepatites:
virus > via spijsverteringskanaal in poortaders > lever > moeheid, misselijk, geelkleurig > geneest meestal na 6-8 weken

Aids

Leukemie
Kanker waarbij witte bloedcellen in beenmerg en lymfklieren zich onbeperkt gaan delen > gezonde weefsel wordt verdrongen door afwijkende cellen > toenemend tekort aan normale bloedcellen onstaat > bloedarmoede en verminderde afweer tegen infecties onstaan

27
Q

Hart- en Vaatziekten

A

afwijkingen van het hart >hartfunctie is in mindere/meerde mate gestoord

Hartinfarct:
afsluiting van een van de kransslagaders > gevolg is stukje van hartspier sterft af > gepaard met heftige pijn in borsttreek en vaak met koorts (risico: roken, alcoholmisbruik, stress, weinig beweging, overgewicht) - Onverzadigde vetzuren werken juist goed.

Hartvergroting
als hart niet meer in staat is aangevoerde bloed in geheel door lichaam te pompen > wand van hartkamers neemt toe in dikte om dit toch deels te kunnen doen > kortademigheid, ademnood >vochtophopgin in benen > en ritmestornis