9. Inspanning Flashcards

1
Q

Welke types spieren zijn er?

A

1) type I: aëroob en oxidatief, onvermoeibaar, rood, veel mitochondria en triglyceriden (onvermoeibaar)
2) type IIa: intermediair, rood
3) type IIb: anaëroob en glycolytisch, vermoeibaar, wit, veel glycogeen (sterk)
Rekrutering obv. grootte (size effect): kleinste motorneuronen die de kleinste motorische eenheden (type I) innerveren zijn meer exciteerbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke energiebronnen gebruikt een spier?

A

1) Korte termijn: 5 tot 10 seconden → aanwezige fosfagenen (ATP, PC, …)
2) Intermediaire termijn: 1 tot 1,6 minuten → anaërobe glycolyse (lactaat, glycogeen, …)
- snel, maar slechts 2 ATP per glucose
- inhibitie glycolyse, minder contractiliteit en vermoeidheid door pH daling
3) Lange termijn: ongelimiteerd → oxidatieve fosforylatie
- traag, maar 32 ATP per glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe is lactaat bij inspanning?

A

Toename van lactaat bij inspanning wordt veroorzaakt door niet-oxidatieve glycolyse, rekrutering fast-twitch motorische eenheden, overschrijden mitochondriale capaciteit om lactaat af te breken of daling redox potentiaal NAD+/NADH. De lactaatdrempel of anaërobe treshold is het moment waarop de productie van lactaat in de spieren de klaring uit het bloed overtreft. Een praktische definitie is de maximum lactate steady state MLSS: boven deze concentratie stijgt het lactaat in bloed continu verder bij gelijke inspanning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen zuurstofdeficit en zuurstofschuld?

A

1) Zuurstofdeficit: verschil tussen totale hoeveelheid verbruikte O2 en totale hoeveelheid nodig indien steady state oxidatief metabolisme
2) Zuurstofschuld of EPOC: totale hoeveelheid O2 nodig gedurende herstelfase (meetbare effecten tot 36 uur na einde)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat doet aërobe training met het lichaam?

A

1) Uitsluitend aërobe training: lichte tot matige inspanning → geen overschrijden LTH
2) Hoge intensiteit aërobe training: intens en continue training → overschrijden LTH
- verbetert ook maximale V → cave: overtraining brengt sterk negatief effect
3) Aanpassingen: hoogst bij marathonlopers
- toename oxidatieve enzymes, mitochondria, eiwitten, capillaire densiteit, BV, CO en O2-diffusie
- afname glycolytische enzymes, fast-twitch vezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat doet anaërobe training met het lichaam?

A
  • intens genoeg om LTH te overschrijden: kracht afhv. reserves ATP en PC en maximale snelheid energieproductie
  • krachttraining en korte afstand lopen: zowel ATP-PC-systeem, als glycolytisch systeem
  • aanpassingen: toename spiermassa, spier cross-sectional area en capaciteit tot krachtgeneratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom zijn β2-agonisten en β-antagonisten doping?

A

1) β2-agonisten: bij sporten met korte, maximale krachtinspanning
- behandeling asthma (β2) en behandeling hartfalen en bradycardie (β1)
- hoge dosissen: anabool effect op spieren en stimulatie hart → cave: ritmestoornissen
2) β-antagonisten: bij sporten met concentratie en fijne motoriek
- niet-selectieve blokkers of cardioselectieve blokkers (β1 > β2)
- onderdrukken hartslag, bloeddruk en negatieve effecten stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly