4. Microcirculatie Flashcards

1
Q

Hoe zijn de bloedvaten structureel opgebouwd?

A
  • arterie: meerdere lagen SMC
  • arteriool: één continue laag SMC met innervatie
  • metarteriool: één discontinue laag SMC zonder innervatie
  • precapillaire sfincter: smalle band SMC zonder innervatie (sterk responsief)
  • capillair: één laag endotheel met basaal membraan (transcytotische vesikels)
  • venule: één discontinue laag SMC (regulatie lokale bloedstroom)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe gebeurt gasuitwisseling in de microcirculatie?

A

= Diffusie langs de transcellulaire route volgens Krogh model.
De eigenschappen van de weefselcilinder rondom één capillair bepalen de lokale zuurstofspanning. De dikte van de weefselcilinder is typisch 1/2 van de intercapillaire afstand.
- concentratie totale en opgeloste zuurstof
- capillaire bloedstroom
- radiale diffusie coëfficiënt
- capillair en weefselcilinder straal
- zuurstofverbruik omliggende weefsels
- longitudinale afstand langs capillair
De zuurstofextractie is het arterioveneus verschil in zuurstofconcentratie. Dit wordt beïnvloed door de factoren van het Krogh model, vnl. capillaire bloedstroom en zuurstofverbruik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe gebeurt de uitwisseling van vaste stoffen?

A
  • kleine, wateroplosbare stoffen: via diffusie Jx = Px ([X]c - [X]if) → bepaald uit extractie
  • kleine eiwitten: via intercellulaire gleuven, fenestrae en solvent drag (grootte en lading)
  • grote eiwitten en macromoleculen: via trage diffusie en transcytose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe gebeurt de uitwisseling van water?

A

= Via aquaporine 1 en convectie (bulk beweging oiv. drukverschil)
Starling hypothese: Jv = Lp x A x [(Pc - Pif) - σ(πc - πif)]
- Pc: variatie met up en downstream druk, tonus, diameter, graviteit en type weefsel
- Pif = - 2mmHg in meeste weefsels (variatie bij toevoegen vloeistof)
- πc = 25 mmHg met σ = 1 voor albumine en globuline
- πif = π lymfe = 3 mmHg (hoger in einde capillair)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe gebeurt de lymfe afvoer?

A

1) Initiële lymfevaten met primaire lymfekleppen (capillair): passief (spiercontractie, ademhaling, darmbeweging)
2) Collecterende lymfevaten met secundaire lymfekleppen (venen): actief en passief
3) Lymfeknopen
Er is een expansiefase, gevolgd door een compressiefase. Er is een efficiënte koppeling tussen capillaire filtratie en lymfestroom onder 2 mmHg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe wordt de microcirculatie gereguleerd?

A

De capillaire flow is vnl. afhankelijk van de precapillaire weerstand, die verandert door contractie of relaxatie van SMC.

1) Lokale regulatie contractie en relaxatie door intrinsieke, myogene activiteit en lokale chemische of humorale factoren (autoregulatie: traag door lokale controle)
2) Systemische regulatie thv. precapillaire vaten door innervatie en hormonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een oedeem?

A

Een exces van zout en water in de extracellulaire, vnl. interstitieel, als gevolg van een verstoorde weefselfiltratie. Er zijn 6 factoren die kunnen bijdragen tot de vorming van een oedeem:

  • verhoogde capillaire hydrostatische druk
  • verlaagde capillaire oncotische druk
  • verhoogde weefsel oncotische druk
  • verhoogde capillaire permeabiliteit of oppervlakte
  • obstructie afvoer vloeistof via lymfevaten
  • verhoogde waterretentie door weefsel zelf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly