1. Elektrofysiologie Flashcards
Wat is er typisch aan het cardiale actiepotentiaal?
1) Veranderingen in permeabiliteit door het openen en sluiten van specifieke ionenkanalen.
2) Een lange plateaufase met een lange effectieve refractaire periode (vermijdt tetanische contractie).
3) Spontane activiteit die sterk moduleerbaar is.
Welke fasen zijn er te onderscheiden in cardiale actiepotentialen?
0) Snelle depolarisatiefase: snel (Na en Ca) en traag (Ca)
1) Gedeeltelijke repolarisatiefase: inactivatie Na en Ca + transient outward K
2) Plateaufase: evenwicht Ca/Na instroom en K uitstroom
3) Repolarisatiefase: uitwaartse K
4) Interval tot volgend potentiaal: diastolisch potentiaal (If, Ca en K1)
Hoe gebeurt de geleiding van het actiepotentiaal van cel tot cel?
Eerst via specifieke cellen van het geleidingssysteem (ultrasnelle geleiding) en vervolgens via gap junctions (elektrotone geleiding).
Hoe gebeurt de pacemakeractiviteit in het hart?
De cel met de snelste pacemakeractiviteit zal het hele hart aansturen. Dit is de sinusknoop of de natuurlijk pacemaker (60/min). De frequentie van de ontlading is afhankelijk van de maximaal diastolisch potentiaal, drempelpotentiaal en snelheid depolarisatie. Ectopische foci kunnen ook de eigenlijke pacemaker worden, met gevaar op ritmestoornissen. Bij een periode van hoge frequentie excitatie zal de automaticiteit van de andere pacemakercellen onderdrukt worden, dit noemt overdrive suppression.
Hoe wordt het hartritme in de SA-knoop geregeld door het parasympatische zenuwstelsel?
Automaticiteit daalt oiv. acetylcholine (inhibitie door atropine) → beat-to-beat controle
- minder steile depolarisatie door daling funny- en calciumstroom
- negatievere maximaal diastolisch potentiaal door openen K(Ach) stroom
→ calciumstroom opent pas bij hogere Vm (duurt langer)
Hoe wordt het hartritme in de SA-knoop geregeld door het orthosympatisch zenuwstelsel?
Automaticiteit daalt oiv. adrenaline (inhibitie door propranolol)
- steilere depolarisatie door stijging funny- en calciumstroom
- geen invloed op maximaal diastolisch potentiaal
→ calciumstroom opent al bij lagere Vm (duurt korter)
Wat is de baroreceptor reflex?
1) Baroreceptoren in de aortaboog en de carotis (50-200 mmHg)
- hoge en lage druk sensoren → effect via para/ortho
2) Integratie: medullair cardiaal centrum
- inhibitorische tussenzenuwen stimuleren n. vagus (para)
- excitatorische tussenzenuwen stimuleren orhosympathicus